In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, staat de verkoop van mondkapjes centraal. De appellant, een eenmanszaak onder de naam [naam1], heeft een koopovereenkomst getekend met Hekratos B.V. voor de aankoop van 1.150.000 mondkapjes. De overeenkomst werd getekend op 24 april 2020, maar er ontstond onduidelijkheid over de vraag of de appellant daadwerkelijk als koper kan worden beschouwd. Hekratos vorderde betaling van de koopprijs, maar de appellant betwistte dat hij contractpartij was. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vordering van Hekratos toegewezen, maar de appellant is in hoger beroep gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de feiten en omstandigheden rondom de koopovereenkomst besproken. Het hof concludeert dat de appellant als contractspartij heeft opgetreden en dat de dagvaarding aan de appellant niet tot niet-ontvankelijkheid leidt, ondanks de vergissing in de naamgeving. Het hof heeft vastgesteld dat Hekratos geen betaling heeft ontvangen voor de mondkapjes, maar dat de appellant ook geen voordeel heeft gehad van de transactie. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen om de appellant de gelegenheid te geven zijn verweer nader te onderbouwen, waarbij de redelijkheid en billijkheid in het geding zijn.