ECLI:NL:GHARL:2023:4746

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
200.306.069
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over nakoming overeenkomst van opdracht met administratiekantoor en verzuim

In deze zaak heeft [appellant], handelend onder de naam [naam1], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, dat op 10 november 2021 is uitgesproken. [appellant] had Hoving & Sedeqe Administratie en Belastingadvies ingeschakeld voor de boekhouding en belastingaangiftes van zijn restaurants. Hij was ontevreden over de uitvoering van de werkzaamheden door Hoving & Sedeqe en heeft daarom een ander administratiekantoor ingeschakeld. Hoving & Sedeqe vorderde betaling van een factuur van € 2.505,91, terwijl [appellant] een tegeneis instelde voor schadevergoeding.

De kantonrechter heeft de vordering van Hoving & Sedeqe toegewezen en de tegeneis van [appellant] afgewezen. In hoger beroep vordert [appellant] dat het hof de vordering van Hoving & Sedeqe afwijst en zijn eigen vordering toewijst, inclusief een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden en dat hij bevrijd is van enige betalingsverplichting.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de vordering van [appellant] afgewezen. Het hof oordeelde dat Hoving & Sedeqe niet in verzuim was, omdat er geen ingebrekestelling was gedaan. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat verzuim is ingetreden. Het hof concludeert dat er geen grondslag is voor de ontbinding van de overeenkomst en dus ook niet voor de schadevergoeding. [appellant] is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.306.069
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 9209567
arrest van 6 juni 2023
in de zaak van
[appellant], handelend onder de naam [naam1] ,
wonende te [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. W. van Dijk,
tegen:
de vennootschap onder firma
Hoving & Sedeqe Administratie en Belastingadvies,
gevestigd te Barneveld,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Hoving & Sedeqe,
advocaat: mr. T. Bogers.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 10 november 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • het tussenarrest van 15 maart 2022
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling van 23 mei 2022
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord.

2.De kern van de zaak

2.1.
Hoving en Sedeqe is een administratie- en belastingkantoor dat is ingeschakeld door [appellant] om de boekhouding en de belastingaangiftes te doen van de restaurants van [appellant] . [appellant] vindt dat Hoving en Sedeqe de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Daarom heeft hij een ander administratiekantoor ingeschakeld om de werkzaamheden over te doen en wil hij de factuur van Hoving en Sedeqe niet betalen.
2.2.
Hoving en Sedeqe heeft bij de kantonrechter gevorderd dat zij [appellant] zou veroordelen om de factuur (voor een bedrag van € 2.505,91) van Hoving en Sedeqe te betalen, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. [appellant] heeft een tegeneis ingesteld. Hij vindt dat Hoving en Sedeqe zijn schade moet vergoeden.
2.3.
De kantonrechter heeft de vordering van Hoving en Sedeqe toegewezen en de vordering van [appellant] afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vordering alsnog wordt afgewezen en dat het hof de gewijzigde eis van [appellant] toewijst. In hoger beroep vordert [appellant] naast terugbetaling van hetgeen hij ter uitvoering van het vonnis aan Hoving en Sedeqe heeft betaald: een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden en tevens dat [appellant] is bevrijd van enige betalingsverplichting jegens Hoving en Sedeqe, alsmede veroordeling van Hoving en Sedeqe tot betaling van € 1.729,09 vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal het vonnis van kantonrechter bekrachtigen en de vordering van [appellant] afwijzen. Het hof legt dat oordeel hierna uit.
was Hoving en Sedeqe in verzuim?
3.2.
[appellant] vordert in hoger beroep de ontbinding van de overeenkomst van opdracht tussen hem en Hoving en Sedeqe, met schadevergoeding, omdat zij de overeenkomst volgens hem niet is nagekomen. Hij voert aan dat zijn nieuwe boekhouder het werk van Hoving en Sedeqe over heeft moeten doen omdat zij geen juiste salarisadministratie had opgesteld en onjuiste belastingaangiftes had ingediend.
3.3.
Het hof oordeelt echter dat het door Hoving en Sedeqe gevoerde verweer tegen de gevorderde ontbinding slaagt: het verweer houdt in dat zij niet in verzuim is geraakt, omdat een ingebrekestelling ontbreekt. Volgens [appellant] is wel sprake van verzuim omdat de foutieve stukken en de aangiftes door Hoving en Sedeqe direct als definitief waren opgemaakt en ingediend, zonder dat [appellant] in de gelegenheid is geweest de concept-aangiftes te controleren. Die weerlegging slaagt niet, gelet op het navolgende.
3.4.
In artikel 6:81 BW is geregeld dat de schuldenaar in verzuim is gedurende de tijd dat de opeisbare prestatie uitblijft en aan de eisen van de artikelen 6:82 en 6:83 BW is voldaan, behalve indien de vertraging hem niet kan worden toegerekend of indien nakoming reeds blijvend onmogelijk is.
3.5.
Het uitgangspunt van artikel 6:82 BW is dat verzuim intreedt na een ingebrekestelling waarin een redelijke termijn voor nakoming is gegeven. Daarmee krijgt degene die bijvoorbeeld geen goed werk heeft afgeleverd de kans dit alsnog te doen. Verzuim kan in een aantal gevallen intreden zonder ingebrekestelling. Als de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, volstaat een schriftelijke aansprakelijkstelling (lid 2 van artikel 6:82 BW). Ook kan verzuim intreden zonder ingebrekestelling in nog een aantal andere gevallen. Dat regelt artikel 6:83 BW. Die gevallen zijn dat nakoming binnen bepaalde termijn had moeten geschieden en dat niet is gebeurd, wanneer de verbintenis voortvloeit uit een van de schadevergoedingsverplichtingen die onder b. van dat wetsartikel is genoemd of wanneer uit een mededeling van de schuldenaar blijkt dat deze niet zal nakomen.
3.6.
[appellant] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld op welke wijze het verzuim is ingetreden. Uit de stellingen van [appellant] volgt wel dat hij, al voordat hij een andere boekhouder inschakelde, vond dat Hoving en Sedeqe haar werk niet goed had gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde hij immers dat hij naar Sedeqe (die volgens hem het werk had uitgevoerd) toe ging, omdat hij zag dat alle loonstroken van de werknemers gelijk waren en dat volgens hem niet klopte. Hij heeft haar toen niet in gebreke gesteld en dus ook niet de kans gegeven om het werk alsnog goed uit te voeren.
3.7.
Voorts leidt het hof in elk geval uit [appellant] ’ stellingen niet af dat de situatie zich voordoet dat nakoming blijvend onmogelijk was geworden. Hij heeft immers een andere boekhouder gevraagd om de door Hoving en Sedeqe gemaakte fouten te herstellen en deze is daar klaarblijkelijk in geslaagd. De nieuwe boekhouder heeft volgens [appellant] deels hetzelfde werk gedaan als Hoving en Sedeqe, maar dan goed. Dat is ook de reden dat [appellant] zijn schadevordering beperkt, in die zin dat hij op de facturen van zijn nieuwe boekhouder (tot een bedrag van € 4.235,-) het factuurbedrag van Hoving en Sedeqe in mindering brengt.
3.8.
De slotsom is dat [appellant] zijn stelling dat het verzuim is ingetreden onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd.
rechtsverwerking of afstand van recht
3.9.
Verder heeft [appellant] zich nog beroepen op rechtsverwerking of afstand van recht, omdat Hoving en Sedeqe zou hebben gezegd dat hij zijn factuur niet meer zou hoeven betalen. Tegenover de betwisting daarvan door Hoving en Sedeqe heeft [appellant] ook die stelling onvoldoende onderbouwd.
de tegeneis van [appellant]
3.10.
Uit het voorgaande volgt al dat het hof ook de tegeneis van [appellant] afwijst. Die eis is immers erop gebaseerd dat Hoving en Sedeqe de schade moet vergoeden die is ontstaan doordat [appellant] de overeenkomst van opdracht heeft ontbonden. Er is echter geen grondslag voor ontbinding van de overeenkomst, omdat het verzuim niet is komen vast te staan. Dat betekent dat er ook geen grondslag is voor vergoeding van schade.
3.20.
[appellant] heeft overigens geen voldoende concrete feiten en/of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Daarom passeert het hof zijn bewijsaanbieding.
slotsom
3.11.
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. De begroting ziet op de tot vandaag gemaakte kosten en is gebaseerd op het liquidatietarief.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 10 november 2021;
4.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de proceskosten van Hoving en Sedeqe, tot op vandaag begroot op:
€ 783,- aan griffierecht
€ 1.672,- aan salaris van de advocaat van Hoving en Sedeqe (2 procespunten x appeltarief I);
4.3.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Schoemaker, R. Verkijk en J.C.J. Luijten, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.