Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na de echtscheiding van partijen, die in 2001 zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft op 7 oktober 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna het huwelijk in 2022 is ontbonden. De man en de vrouw zijn in geschil over de financiële afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, waarbij de man een melkveehouderij exploiteert. Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Gelderland van 3 augustus 2022, die als bestreden beschikking geldt. De man heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de financiële afwikkeling, terwijl de vrouw ook incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De procedure omvatte onder andere een mondelinge behandeling op 25 april 2023, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft de feiten en de juridische kaders besproken, waaronder de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft vastgesteld dat de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden moet plaatsvinden op basis van de peildatum van 1 september 2020. De man en de vrouw zijn het erover eens dat bepaalde bankrekeningen tot het te verrekenen vermogen behoren. Het hof heeft ook de waardering van de agrarische onderneming van de man besproken, waarbij het belang van de continuïteit van de onderneming is benadrukt. Het hof heeft besloten om een deskundige te benoemen voor de waardering van de onderneming en de boerderijwoning, en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de deskundige en de kosten. De beslissing is aangehouden voor verdere behandeling.