ECLI:NL:GHARL:2023:4591

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
21-005622-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met geweld en opzetheling, ernstige aantasting lichamelijke integriteit slachtoffer, integrale toewijzing vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1988, is veroordeeld voor woninginbraak met geweld en opzetheling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 juli 2019 in de gemeente [pleegplaats] een laptop heeft gestolen uit de woning van [benadeelde], waarbij hij geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft de aangeefster bedreigd en vastgehouden, wat heeft geleid tot een ernstige aantasting van haar lichamelijke integriteit. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het verwerven van een koperen regenpijp, waarvan hij wist dat deze door misdrijf was verkregen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 6.800,00 integraal toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte vrijsprak van het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18-000567-21, maar hem wel schuldig bevond aan de subsidiaire tenlastelegging van opzetheling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005622-21
Uitspraak d.d.: 26 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 9 december 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-054817-20 en 18-000567-21, tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
als postadres gebruik makend van [adres 1] , [plaats 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 12 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18-054817-20 en het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18-000567-21 tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek;
  • integrale toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] tot het bedrag van € 6.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • teruggave aan de rechthebbende van de onder de verdachte inbeslaggenomen fiets, in de zaak met parketnummer 18-000567-21.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
  • de verdachte ter zake van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18-054817-20 en het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18-000567-21 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] integraal toegewezen tot het bedrag € 6.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de onder de in verdachte inbeslaggenomen fiets verbeurdverklaard, in de zaak met parketnummer 18-000567-21.
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-054817-20:
hij op of omstreeks 15 juli 2019, in de gemeente [pleegplaats] , omstreeks 02:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning gelegen aan [adres 2] , een laptop (merk Asus), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, - van achteren een arm om de nek van die [benadeelde] heeft geslagen en/of gedaan en/of (daarbij) zijn, verdachtes, hand op de mond van die [benadeelde] heeft gedrukt, en/of - tegen die [benadeelde] heeft gezegd en/of geroepen: "Stil zijn, je moet geen lawaai maken, het hoeft geen pijn te doen", en/of - die [benadeelde] met kracht heeft vast gehouden, en/of - die [benadeelde] met kracht tegen een deur heeft gedrukt.
In de zaak met parketnummer 18-000567-21 (gevoegd):
primair:
hij op of omstreeks 12 december 2020 te [pleegplaats] een koperen regenpijp, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen - vanaf een pand aan [naam straat] - met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2020 te [pleegplaats] , een koperen regenpijp, althans een goed heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging ten aanzien van het tenlastegelegde in de zaak met het parketnummer 18-000567-21
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal van de koperen regenpijp, wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ter zake van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Het oordeel van het gerechtshof
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Naar het oordeel van het gerechtshof bieden het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat de verdachte de koperen regenpijp heeft gestolen. Het signalement dat getuige [getuige] heeft beschreven in zijn verklaring, inhoudende dat de vermeende dader van de diefstal een atletisch gebouwde man van 1.80 meter betreft, komt naar het oordeel van het gerechtshof niet overeen met de verdachte. Reeds daarom is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18-000567-21.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat een niet nader te noemen persoon hem op 12 december 2020 via WhatsApp een koperen regenpijp heeft aangeboden. De verdachte wist dat degene die regenpijp aan hem aanbod, deze via diefstal had verkregen in [pleegplaats] . De verdachte heeft de regenpijp, naar eigen zeggen, overgenomen voor slechts € 10,- om deze vervolgens met flinke winst te kunnen verkopen. Korte tijd daarna hebben zij afgesproken en heeft de verdachte de koperen regenpijp overgenomen. De verdachte heeft de koperen regenpijp op zijn fiets vervoerd, waarna hij vervolgens een aantal straten verder is aangehouden door de politie.
Het gerechtshof acht, op basis van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting en de aangifte, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Bewijsoverweging met betrekking het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18-054817-20
Op grond van wettige bewijsmiddelen, zoals eventueel later in de op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, stelt het gerechtshof vast dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor het aan de verdachte met parketnummer 18-054817-20 tenlastegelegde feit. Het gerechtshof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 15 juli 2019 ’s nachts thuiskwam in haar woning in [pleegplaats] van een feestje, dat zij een geluid hoorde uit de woonkamer en dat er een man achter de deur tussen de gang en de woonkamer vandaan kwam die haar vastpakte, onder andere bij haar borst. De man heeft tegen haar gezegd: “Stil zijn, je moet geen lawaai maken, het hoeft geen
pijn te doen”. Vervolgens heeft de verdachte aangeefster met kracht vastgepakt en tegen de deur gedrukt. De verklaring van aangeefster wordt volledig ondersteund door de DNA-matches. Door de verbalisant is een vers bloedspoor waargenomen op het houten deksel van de zandbak in de tuin van de woning van aangeefster. Daarnaast passen de bloedsporen die op de zandbak en op de schutting zijn aangetroffen bij de vluchtroute zoals die door aangeefster is aangegeven van de verdachte. De aangetroffen DNA-sporen kunnen afkomstig zijn van de verdachte. De kans dat een willekeurig DNA-profiel matcht met één van de aangetroffen DNA-sporen is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Voorts is er een DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte gevonden op de buitenkant van de trui van aangeefster, die zij tijdens het tenlastegelegde aan had en dat ter hoogte van haar borst. De DNA-matches bevestigen en versterken daarmee aangeefsters verklaring. Het door de verdachte opgeworpen alternatieve scenario, dat hij vaker in de buurt kwam van de woning van aangeefster omdat hij daar feestjes had en in het kader daarvan onder invloed in de tuin van aangeefster is geweest, acht het gerechtshof onaannemelijk en geeft sowieso geen verklaring voor het gegeven dat het DNA-spoor op het vest van aangeefster matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De verdachte heeft nagelaten een sluitende, redengevende of ontzenuwende verklaring af te geven voor zijn aanwezigheid op het plaats delict.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-054817-20 en in de zaak met parketnummer 18-000567-21 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 18-054817-20:
hij op 15 juli 2019, in de gemeente [pleegplaats] , omstreeks 02:30 uur, uit een woning gelegen
aan [adres 2] , een laptop merk Asus, die toebehoorde aan [benadeelde] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal
werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging
met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- van achteren een arm om de nek van die [benadeelde] heeft gedaan en daarbij zijn, verdachtes,
hand op de mond van die [benadeelde] heeft gedrukt, en
- tegen die [benadeelde] heeft gezegd en: “Stil zijn, je moet geen lawaai maken, het hoeft geen
pijn te doen”, en
- die [benadeelde] met kracht heeft vastgehouden, en
- die [benadeelde] met kracht tegen een deur heeft gedrukt.
In de zaak met parketnummer 18-000567-21 (gevoegd):
subsidiair
hij op 12 december 2020 te [pleegplaats] , een koperen regenpijp, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-054817-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Het in de zaak met parketnummer 18-000567-21 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde delicten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte door zijn handelen jegens [benadeelde] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Het incident vond midden de nacht plaats, waarbij de verdachte [benadeelde] in haar woning heeft overlopen en haar meerdere malen op grove wijze heeft vastgepakt en bedreigd. Dit feit levert een ernstige en ingrijpende aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] op. Het gerechtshof houdt verder rekening met de seksuele component van verdachtes handelen, aangezien hij bij het vastpakken van aangeefster ook haar borsten heeft betast. Ondanks het geweld van de verdachte, is het [benadeelde] uiteindelijk gelukt om uit haar eigen woning te kunnen ontsnappen. Het gerechtshof rekent dit de verdachte aan;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de koperen regenpijp. De verdachte heeft geprofiteerd van een door een ander gestolen goed en daarmee heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt van gestolen voorwerpen, waardoor het plegen van vermogensmisdrijven door derden lucratief kan zijn;
  • de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Ter zake van het misdrijf diefstal in een woning met licht geweld en/of bedreiging kan in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden worden opgelegd.
Naar algemeen bekend is, kunnen met name de slachtoffers van een woninginbraak hiervan lang nadelige gevolgen ondervinden, nu zij zich in een voor hun vertrouwde omgeving niet langer veilig kunnen wanen. Dit heeft zich ook voorgedaan bij [benadeelde] . Het handelen van de verdachte heeft zodanige impact gehad op aangeefster dat zij zich genoodzaakt heeft gezien om te verhuizen en een EMDR-therapie heeft ondergaan, zoals blijkt uit de door haar ter zitting van het gerechtshof voorgelezen slachtofferverklaring.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 april 2023, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Tevens volgt daaruit dat de verdachte na de pleegdata van de in deze zaken ter beoordeling staande feiten onherroepelijk is veroordeeld ter zake van meerdere vermogensmisdrijven. Daarmee is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing;
  • de inhoud van het reclasseringsrapport 19 december 2022. Daaruit volgt dat het risico op recidive hoog wordt ingeschat, vanwege problematiek op het gebied van agressie en middelengebruik.
  • de inhoud van het reclasseringsrapport van 12 april 2023. Uit het rapport volgt dat de verdachte op de veelplegerslijst staat van het openbaar ministerie in [plaats 2] . De reclassering adviseert om geen interventies via een justitieel kader op te leggen, aangezien het geen mogelijkheden ziet om de verdachte te ondersteunen.
Alles afwegende acht het gerechtshof – evenals de rechtbank – passend en geboden, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.800,00, bestaande uit immateriële schade. Tevens is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-054817-20 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden voor een bedrag van
€ 6.800,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 6.800,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Teruggave goederen

Het gerechtshof zal teruggave aan de verdachte gelasten van het inbeslaggenomen goed, te weten:
- Een zilverkleurige fiets, merk [merk fiets] , (goednummer: PL0100-2020343182-1340986).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-000567-21 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-054817-20 en in de zaak met parketnummer 18-000567-21 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-054817-20 en in de zaak met parketnummer 18-000567-21 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: van de onder goednummer PL0100-2020343182-1340986, inbeslaggenomen zilverkleurige fiets, merk [merk fiets] .

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-054817-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.800,00 (zesduizend achthonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-054817-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.800,00 (zesduizend achthonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 69 (negenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 juli 2019.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. F.A. Hartsuiker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 26 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.