Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van de bewindvoerder in een procedure die betrekking heeft op de ondertoezichtstelling van een minderjarig kind. De appellant, handelend onder de naam [naam1] en in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de vader, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 25 november 2022 de ondertoezichtstelling van het minderjarige kind heeft uitgesproken. De vader en de moeder zijn de ouders van het kind, dat in 2020 is geboren. De moeder heeft het ouderlijk gezag over het kind, terwijl de vader onder bewind is gesteld vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder niet de formele procespartij is, aangezien de bewindvoerder een besloten vennootschap is en niet de appellant zelf. De advocaat van de appellant heeft verklaard dat de keuze om het hoger beroep in te dienen door uitsluitend de bewindvoerder een bewuste keuze was, maar het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling van het kind niet onder de rechtsvorderingen valt waarbij de bewindvoerder kan optreden. Dit betekent dat de bewindvoerder niet kan worden ontvangen in het hoger beroep, omdat de procedure betrekking heeft op de ondertoezichtstelling van het minderjarige kind van de onderbewindgestelde.
Uiteindelijk heeft het hof de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, waarmee de beschikking van de kinderrechter in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt de scheiding tussen de verantwoordelijkheden van de bewindvoerder en de rechten van de onderbewindgestelde in zaken die betrekking hebben op minderjarigen.