Op 17 mei 2023 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1958, die werd beschuldigd van ontucht met zijn tweelingdochters over een periode van twintig jaar. Het hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de verdachte voor een aantal feiten was vrijgesproken. Het gerechtshof heeft het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte geen hoger beroep kon instellen tegen deze beslissing volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van de overige feiten, 2, 3 en 4, heeft het gerechtshof geoordeeld dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij een ambulante forensische psychiatrie. Het gerechtshof heeft de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De uitspraak van het gerechtshof benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de dochters op grove wijze zijn geschonden. Het hof heeft de zaak behandeld in een openbare terechtzitting, waarbij de vordering van de advocaat-generaal is meegenomen in de overwegingen.