ECLI:NL:GHARL:2023:4234

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.311.409
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van pachtovereenkomst wegens onvoldoende waarborgen voor bedrijfsvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de pachtovereenkomst tussen B.V. Landgoed De Princepeel en de pachter, die ook zijn echtgenote en zoon als medepachters wilde aanstellen. De Princepeel, gevestigd in Wanroij, had de aanvraag van de pachter om zijn echtgenote en zoon als medepachters aan te stellen geweigerd. De pachter heeft hierop de medepacht bij de pachtkamer gevorderd, terwijl De Princepeel een tegenvordering heeft ingesteld om de pachtovereenkomst te ontbinden. Het hof oordeelt dat de echtgenote en zoon van de pachter onvoldoende waarborgen bieden voor een behoorlijke bedrijfsvoering, wat leidt tot de afwijzing van de vorderingen van de pachter. Het hof ontbindt de pachtovereenkomst, omdat de pachter zelf niet meer in staat is om de bedrijfsvoering te leiden door zijn gezondheidstoestand. De pachter, die al sinds 1986 de grond verpacht, heeft door zijn ziekte (Parkinson) steeds minder fysieke betrokkenheid bij het bedrijf. De zoon heeft weliswaar enige ervaring, maar onvoldoende scholing en kennis om de onderneming zelfstandig te leiden. Het hof concludeert dat de pachtovereenkomst moet worden ontbonden en dat de pachter het gepachte perceel moet ontruimen. De kosten van de procedure worden toegewezen aan De Princepeel, en de pachter, echtgenote en zoon worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.311.409
zaaknummer rechtbank Oost-Brabant 9152179
arrest van de pachtkamer van 16 mei 2023
in de zaak van
B.V. Landgoed De Princepeel
die is gevestigd in Wanroij, gemeente Sint-Anthonis,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de pachtkamer in ‘s-Hertogenbosch optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
hierna De Princepeel
advocaat: mr. J.M.M. Menu
tegen

1.[pachter]2. [echtgenote]3. [zoon]

die allen wonen in [woonplaats] , gemeente [gemeente]
die ook hoger beroep hebben ingesteld
en bij de pachtkamer in ‘s-Hertogenbosch optraden als eiser in conventie en verweerder in reconventie ( [pachter] ) en gevoegde partijen (de echtgenote [echtgenote] en [zoon] )
hierna [pachter] , [echtgenote] en [zoon]
advocaat: mr. J.P. de Man

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 24 januari 2023 heeft op 13 april 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Kern van de zaak en de beslissing

2.1
De Princepeel verpacht ongeveer 5 ha aan [pachter] . [pachter] heeft gevraagd of zijn echtgenote [echtgenote] en zoon [zoon] medepachters mogen worden. De Princepeel heeft dat geweigerd en daarna heeft [pachter] de medepacht bij de pachtkamer gevorderd. De Princepeel heeft een tegenvordering ingesteld om de pachtovereenkomst te laten ontbinden of beëindigen. De pachtkamer heeft vervolgens alleen de echtgenote als medepachter aangemerkt. De vordering van De Princepeel heeft de pachtkamer afgewezen.
2.2
De Princepeel en [pachter] , [echtgenote] en [zoon] zijn het niet eens met het vonnis en in hoger beroep gegaan. Het hof oordeelt dat de echtgenote en [zoon] allebei onvoldoende waarborgen kunnen bieden voor een behoorlijke bedrijfsvoering en wijst de vorderingen van [pachter] alsnog helemaal af. Omdat [pachter] zelf onvoldoende betrokken is of kan zijn bij de bedrijfsvoering, ontbindt het hof de pachtovereenkomst. Dat betekent dat [pachter] de gepachte 5 ha niet meer mag gebruiken.
2.3
Hierna legt het hof zijn oordeel uit.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding

3.1
[pachter] (geboren in 1955) pacht al vanaf 1986 ongeveer 5 ha grond van De Princepeel in [plaats] (Noord-Brabant). Hij oefent daar een akkerbouwbedrijf uit. Vanwege zijn ziekte (Parkinson) is hij steeds minder fysiek actief in het bedrijf. [zoon] (geboren in 1992) is vanaf 2018 de fysieke werkzaamheden steeds meer gaan overnemen. Zijn echtgenote heeft altijd de administratie van het bedrijf gedaan.
3.2
[pachter] geeft jaarlijks ongeveer 25 ha op in de gecombineerde opgave maar heeft door grondruil en andere afspraken met agrariërs uit de omgeving jaarlijks extra percelen tot zijn beschikking. Het bouwplan bestaat vooral uit aardappels, bieten en mais.
3.3
Op 2 december 2020 heeft [pachter] De Princepeel verzocht om [echtgenote] en [zoon] als medepachters aan te merken. Daarna heeft op 22 januari 2021 een gesprek plaatsgevonden tussen De Princepeel, [echtgenote] en [zoon] . In de daarop volgende afwijzende brief van 17 maart 2021 heeft De Princepeel de pachtovereenkomst per 15 april 2022 opgezegd waartegen [pachter] zich heeft verzet.
Geen voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering
3.4
De Princepeel heeft aangevoerd dat de echtgenote en [zoon] onvoldoende waarborgen bieden voor een behoorlijke bedrijfsvoering [1] en dat de vordering tot medepacht daarom moet worden afgewezen. Daarmee stelt De Princepeel dat zij onvoldoende opleiding en/of ervaring hebben voor een degelijke bedrijfsvoering. Als dat zo is, moet het hof de vordering tot medepacht afwijzen. Het ligt op de weg van de pachter om voldoende informatie te verstrekken over de opleiding en ervaring van de voorgestelde medepachters, zodat het hof en de verpachter daarin inzicht kunnen verkrijgen.
3.5
Uit de verstrekte gegevens van [pachter] volgt dat [echtgenote] geen landbouwkundige opleiding heeft. Zij heeft alleen de administratie voor het bedrijf gedaan. Weliswaar heeft zij op de zitting aangevoerd dat beslissingen in het bedrijf gezamenlijk worden genomen, maar wat haar aandeel daarin is of welke kennis of ervaring zij inbrengt, is onduidelijk gebleven. Daarom oordeelt het hof dat zij onvoldoende waarborgen biedt voor een behoorlijke bedrijfsvoering.
3.6
[zoon] heeft ook geen agrarische opleiding genoten. Hij heeft een beroepsbegeleidende leerweg voltooid in de installatietechniek en is nu installateur (verwarming en airco’s). Van zijn fulltime baan als installateur is hij onlangs naar 32 uur per week teruggegaan. Hij heeft vanaf jongs af aan geholpen op het bedrijf en heeft spuitlicentie I en een brevet knaagdierenbestrijding. Tijdens de zitting heeft het hof hem ondervraagd over de financiële gezondheid van het bedrijf, kansen en risico’s, de gevolgen van het (Europees) landbouwbeleid en de overname van het bedrijf door hem. Het hof heeft ook op basis van de overgelegde verklaringen van betrokkenen bij het bedrijf de indruk gekregen dat [zoon] vakbekwaam is in de teelten op het land, maar onvoldoende is geschoold in het voeren van een agrarische onderneming. Inzicht in de kansen en risico’s van het bedrijf en de toekomst in relatie tot ontwikkelingen in het landbouwbeleid zijn onvoldoende gebleken en een fiscaal/financieel plan voor de overname van het bedrijf ontbreekt bijvoorbeeld. De opvolging door [zoon] heeft blijkbaar nog niet de nodige aandacht gehad, terwijl [zoon] twee zussen heeft en vader vrij snel achteruitgaat in zijn gezondheid. Al met al heeft het hof de indruk gekregen dat [zoon] onvoldoende scholing, capaciteiten en ervaring in huis heeft om de agrarische onderneming – met afnemende hulp van zijn ouders – te kunnen leiden. Ook hij biedt dus onvoldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering.
3.7
De voorgestelde medepachters kunnen dus onvoldoende waarborgen bieden voor een behoorlijke bedrijfsvoering en daarom moet de oorspronkelijke vordering van [pachter] volledig worden afgewezen. Omdat het hof de vordering tot medepacht [echtgenote] alsnog zal afwijzen en de afwijzing de vordering tot medepacht van [zoon] zal bekrachtigen, blijft alleen [pachter] de pachter in de pachtverhouding met De Princepeel.
Ontbinding van de pachtovereenkomst
3.8
De Princepeel vindt dat de pachtovereenkomst moet worden ontbonden omdat [pachter] niet meer persoonlijk is betrokken bij de bedrijfsvoering. Het hof oordeelt dat [pachter] op dit moment niet in staat is om fysieke arbeid te verrichten. Vanaf 2018 is de gezondheid van [pachter] achteruitgegaan. [pachter] zit in een rolstoel en heeft voortdurend verzorging nodig. Volgens [echtgenote] is hij psychisch nog in staat om mee te beslissen over wat er in het bedrijf en op het gepachte moet gebeuren, maar het hof twijfelt daaraan. Hij is fulltime opgenomen in een verpleeginrichting en heeft de zitting bij de pachtkamer in ‘s-Hertogenbosch en bij het hof niet kunnen bijwonen. Ook het overleg met de verpachter op 22 januari 2021 heeft hij niet bijgewoond. De verpleeginrichting ( [naam inrichting] ) heeft mede namens de specialist ouderengeneeskunde een brief naar het hof gestuurd waarin staat dat [pachter] “gezien zijn ziektebeeld” niet in staat is om te komen.
3.9
Het hof vindt het lastig in te zien dat [pachter] in zijn gezondheidstoestand en vanuit de verpleeginrichting het bedrijf kan leiden. De agrarische onderneming draait bijvoorbeeld voor een groot deel op informele contacten waardoor jaarlijks een groter areaal kan worden beteeld dan de 13 ha eigendomsgronden en de onderhavige 5 ha reguliere pachtgronden die de onderneming langdurig tot haar beschikking heeft. Daarvoor lijkt de fysieke aanwezigheid van [pachter] als ondernemer nodig. Het komt erop neer dat [pachter] de stelling van De Princepeel dat hij niet meer in voldoende mate persoonlijk is betrokken bij de exploitatie, met de summiere gegevens die [echtgenote] en [zoon] het hof hebben gegeven over de toestand van [pachter] , onvoldoende heeft betwist. Daarom moet het hof er van uitgaan dat [pachter] tekortschiet in het persoonlijk gebruik van het gepachte. Deze tekortkoming is voldoende ernstig om de gevorderde ontbinding te kunnen dragen. Het hof zal de pachtovereenkomst dan ook ontbinden en de ontruiming bepalen.
3.1
De overige gronden die De Princepeel heeft aangevoerd voor de ontbinding of beëindiging van de pachtovereenkomst zal het hof niet meer bespreken. Dat geldt ook voor de andere stellingen en verweren van partijen. Als het hof die wel zou bespreken, zou dat namelijk niet tot een ander oordeel leiden.
3.11
De door partijen gedane bewijsaanbiedingen passeert het hof, omdat bewijslevering niet nodig is voor de beslissing of de te bewijzen aangeboden feiten en omstandigheden, indien bewezen, niet tot een andere conclusie kunnen leiden.
De conclusie
3.12
Het hoger beroep van [pachter] slaagt niet en dat van De Princepeel wel. Het hof zal de vordering [pachter] alsnog volledig afwijzen en die van De Princepeel alsnog toewijzen. Het hof zal de ontruiming bepalen na de oogst van de wintertarwe die nu op het gepachte staat. De gevorderde dwangsom zal het hof matigen en maximeren. Omdat De Princepeel al het dwangmiddel van de dwangsom heeft, is er geen aanleiding haar ook nog te machtigen de ontruiming zelf met de sterke hand te doen.
3.13
Omdat [pachter] , [echtgenote] en [zoon] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen en [pachter] in de proceskosten bij de pachtkamer ‘s-Hertogenbosch. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
3.14
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing in beide hoger beroepen

Het hof:
vernietigt het vonnis van de pachtkamer te ‘s-Hertogenbosch van 12 mei 2022 en doet opnieuw recht:
in conventie
wijst de vorderingen alsnog af;
veroordeelt [pachter] tot betaling van € 600,- voor salaris van de advocaat van De Princepeel (2 procespunten x kantontarief onbepaalde waarde);
in reconventie
3. ontbindt de tussen partijen bestaande pachtovereenkomst voor het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie […] nr. […] , groot 4.92.59 hectare met ingang van vandaag;
4. veroordeelt [pachter] uiterlijk 1 september 2023 het pachtperceel, kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie […] nr. […] , groot 4.92.59 hectare, te ontruimen en ontruimd te houden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [pachter] c.s. met de uitvoering van deze veroordeling in gebreke zal blijven met een maximum van € 50.000;
5. veroordeelt [pachter] tot betaling van € 300,- voor salaris van de advocaat van De Princepeel (2 procespunten x 0,5 x kantontarief onbepaalde waarde);
6. veroordeelt [pachter] , [echtgenote] en [zoon] tot betaling van de proceskosten van beide hoger beroepen:
€ 783,- aan griffierecht
€ 103,33 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [pachter]
€ 3.549,- aan salaris van de advocaat van De Princepeel (2 procespunten x appeltarief II in het hoger beroep van De Princepeel en 2 procespunten x 0,5 x appeltarief II in het hoger beroep van [pachter] );
alle proceskosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, M.S.A. van Dam en B.J.H. Hofstee en de deskundige leden ir. W.G. Nijlant en ing. C.R.M. Francissen, en is door de rolraadsheer ondertekend en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.

Voetnoten

1.Artikel 7:364 in combinatie met 7:363 lid 5 BW
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853