Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1]
[geïntimeerde2]
[geïntimeerde3]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
“in de baten der nalatenschap verminderd met zijn aandeel in de schulden en kosten mijner nalatenschap en verder verminderd met de successierechten, die wegens de verkrijging door de betrokken legataris/mede-erfgenaam verschuldigd zijn.”
3.Het oordeel van het hof
“that the beneficial owner(s) of the assets concerned is/are”erflater. Met
“the assets concerned”is de bankrekening van Asterada bedoeld. [geïntimeerde1] heeft erflaatster op de hoogte gebracht van het bestaan van deze bankrekening. Deze bankrekening is niet opgenomen in de boedelbeschrijving en de successieaangifte die in 3.3. zijn genoemd. [geïntimeerde1] heeft bij haar dagvaarding in eerste aanleg een stuk overgelegd met het opschrift
“statement of assets as of 16.11.2009”. In dat stuk is telkens de omvang van de bankrekening van Asterada per maand in 2009 weergegeven. Daaruit volgt dat het saldo in oktober 2009 € 1.107.728,51 bedraagt en dat in de periode van 1 tot 16 november 2009 betalingen zijn gedaan waarna het saldo op 16 november 2009 nihil (0) is. [geïntimeerde1] heeft in eerste aanleg ook nog een in de dagvaarding ontbrekende pagina van het
“statement of assets as of 16.11.2009”overgelegd waarop het saldo van de bankrekening van Asterada in de jaren 2006-2008 is vermeld als volgt:
“het bedrag dat zij heeft ontvangen, lager is dan het bedrag dan waar zij op grond van het saldo van de nalatenschap (buitenlandse deel) recht op had”.Zij heeft daarmee toen genoegen genomen en niet laten weten dat zij deze betaling als een deelbetaling beschouwde en het meerdere later zou opeisen. Dat [geïntimeerde1] heeft gemeend dat erflaatster het successierecht dat over die verkrijging was verschuldigd, komt het hof niet geloofwaardig voor. Het Zwitserse vermogen was buiten het zicht van de Belastingdienst gehouden en niets wijst erop dat erflaatster of [geïntimeerde1] of een van de andere erfgenamen in 2009 het voornemen had een nadere aangifte voor het successierecht te doen en het zwarte vermogen alsnog wit te maken. Het hof is van oordeel dat het [geïntimeerde1] niet vrij staat zomaar af te wijken van de finale regeling die in 2009 is getroffen. Zij heeft die overeenkomst niet ontbonden of vernietigd. Zij heeft geen andere reden aangevoerd waarom deze overeenkomst haar niet meer bindt. Dat de Belastingdienst alsnog de successierechten die [geïntimeerde1] verschuldigd is over haar Zwitserse verkrijging heeft nagevorderd is niet zo’n reden. Die heffing staat los van de betaling die zij heeft gehad en die zij heeft geaccepteerd. In haar vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst van oktober 2018 heeft [geïntimeerde1] zelf haar Zwitserse verkrijging opgegeven voor een bedrag van € 174.517. Daaruit volgt dat zij in elk geval ten opzichte van de Belastingdienst uitging van een bedrag dat veel dichter bij de betaalde € 181.666 lag dan bij een bedrag van € 261.776.