In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslag en benoeming van bewindvoerders voor [naam4], een man met een ernstige verstandelijke beperking. De appellanten, bestaande uit Stichting [appellante1] en de bestuursleden, waren in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter die op 14 maart 2017 een bewind had ingesteld over alle goederen van [naam4]. De kantonrechter had op 1 juli 2022 [naam3] ontslagen als bewindvoerder en [naam1] en [naam2] benoemd als opvolgend bewindvoerders. De appellanten stelden dat zij belanghebbenden waren en dat hun verzoek om betrokkenheid in de procedure in eerste aanleg niet was gehonoreerd.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de appellanten niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Dit is gebaseerd op de wettelijke bepalingen in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin wordt gesteld dat alleen degenen wiens rechten of verplichtingen rechtstreeks door de zaak worden geraakt, als belanghebbenden worden beschouwd. De appellanten zijn geen familie van [naam4] en kunnen niet worden aangemerkt als 'andere levensgezel'. Het hof heeft daarom de appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek in hoger beroep en hen hoofdelijk in de kosten van het geding veroordeeld.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de wettelijke definitie van belanghebbenden in zaken van curatele en bewind, en bevestigt dat de wensen van de ouders van [naam4] niet voldoende zijn om de appellanten als belanghebbenden te kwalificeren. De kosten van de procedure zijn vastgesteld op € 2.366,- voor het salaris van de advocaat en € 343,- voor griffierecht.