Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten],
1.Aegon Schadeverzekering N.V.,
Aegon,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
advocaat: mr. D.J. van der Kolk, die kantoor houdt te Rotterdam,
Venhorst,
1.De verdere procedure bij het hof
1.4 In de memorie van grieven hebben [appellanten] hun eis wat gewijzigd. Bij de rechtbank hebben zij gevorderd dat de rechtbank uitspreekt (‘voor recht verklaart’) dat Aegon toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een op haar rustende zorgplicht. Die vordering hebben zij in hoger beroep niet herhaald. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat zij die vordering niet langer handhaven. Wel vorderen zij nog steeds - kort gezegd - dat voor recht wordt verklaard dat Aegon de brandschade dient af te wikkelen op basis van de herbouwwaarde. Daarnaast vorderen zij - en dat is nieuw - de veroordeling van Aegon tot betaling van het met deze afwikkeling volgens hen gemoeide bedrag, € 229.762,37. Ook vorderen zij dat Aegon en/of Venhorst veroordeeld wordt tot betaling van € 527,91 wegens buitengerechtelijke kosten. Daarnaast vorderen zij subsidiair - voor het geval de vorderingen tegen Aegon niet toewijsbaar zijn - dat het hof voor recht verklaart dat Venhorst aansprakelijk is jegens hen voor de schade wegens de weigering van Aegon om af te wikkelen op basis van de herbouwwaarde en vorderen zij ook de betaling van het met deze schade gemoeide bedrag van € 229.762,37.
Verder vorderen [appellanten] subsidiair van Venhorst betaling van € 3.353,07, de na de brand doorbetaalde verzekeringspremie. Dit bedrag vorderen zij ook meer subsidiair - voor het geval er geen alternatieve verzekeringsmogelijkheden zouden zijn - samen met een bedrag van € 2.970,-, de vóór de brand volgens hen door nalatigheid van Venhorst teveel betaalde premie.
1.5 Aegon c.s. hebben zich niet tegen deze wijzigingen verzet. Het hof ziet ook geen reden om de wijzigingen buiten beschouwing te laten en zal dan ook beslissen op de in de memorie van grieven geformuleerde eis.
1.6 Venhorst heeft zelf ook hoger beroep (‘incidenteel appel’) ingesteld. Zij is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat zij is tekortgeschoten in haar zorgplicht.
2.Waar gaat het in deze zaak om?
De woning in [plaats1] is in oktober 2015 afgebrand. Aegon heeft een uitkering aan [appellanten] gedaan op basis van verkoopwaarde. [appellanten] vinden dat zij aanspraak hebben op een uitkering op basis van de (veel hogere) herbouwwaarde. Zij vorderen van Aegon het verschil tussen beide waardes. Indien Aegon niet verplicht is om de herbouwwaarde uit te keren, omdat de verzekeringsovereenkomst Aegon daartoe niet verplicht, vinden zij dat Venhorst is tekortgeschoten in haar verplichtingen als verzekeringstussenpersoon en de schade die zij daardoor hebben geleden - het verschil tussen beide waardes - moet vergoeden.
3.3. De relevante feiten
Belangrijk:
‘
Met ingang van 10-04-2011 verzekert de maatschappij op de Algemene Voorwaarden nr.
‘
Omvang van de schadea. Binnen 12 maanden na de schadedatum moet u ons schriftelijk meedelen of u gaat herbouwen of herstellen.b. Bij herbouw of herstel met dezelfde bestemming vindt de schadevergoeding plaats naar herbouwwaarde.c. Indien u uw beslissing of u gaat herbouwen of herstellen niet binnen de genoemde termijn, of uiterlijk binnen 12 maanden na ontvangst van het expertiserapport, hebt kenbaar gemaakt, dan wel indien reeds voor de schadedatum:
Deze voorwaarden zijn niet aan [appellanten] toegestuurd.
‘
Als het woonhuis leegstaat, langer dan twee maanden buiten gebruik is, te koop staat, geheel of gedeeltelijk is gekraakt of bestemd is voor onteigening, geldt het verschil tussen de verkoopwaarde onmiddellijk voor de schadegebeurtenis en van het overgebleven deel na de schadegebeurtenis.’
Naar aanleiding van een gesprek met een medewerker van Bijzonder Beheer schreef [appellant] in een e-mail van 27 mei 2015 aan [de zoon] onder meer:
‘(…) gesprek gehad hier over en moet per 27-06-2015 de prijs[hof: voor de woning in [plaats1] ]
verlagen naar € 195.000. Het liefst heeft hij dat het hier[hof: [plaats2] ]
eerst wordt verkocht en dat wij terug gaan naar [plaats1] !!.’
4.4. De motivering van de beslissing
4.5 Aegon heeft, nadat Venhorst daar namens [appellanten] in een aanvraagformulier via het tussen Aegon en Venhorst bestaande elektronische communicatiesysteem om had gevraagd, een offerte uitgebracht voor het sluiten van de verzekering voor de woning in [plaats1] .
[appellanten] dienden de offerte te ondertekenen en de bijgevoegde vragenlijst in te vullen. Op de offerte was vermeld dat de kandidaat verzekeringnemers, [appellanten] dus, door ondertekening van de offerte akkoord gingen met de toepasselijkheid van de ‘
daarbij behorende, en daarmee een geheel vormende, voorwaarden van verzekering’. De ondertekende offerte en de ingevulde vragenlijst zijn via Venhorst bij Aegon ingediend (zie 3.5).
Vervolgens hebben [appellanten] via Venhorst het aanvraagformulier ondertekend. Ook op dit aanvraagformulier is vermeld dat de kandidaat-verzekeringnemer door ondertekening van het formulier verklaart in te stemmen met de toepasselijkheid van de daarbij behorende polisvoorwaarden (zie 3.6).
Ten slotte heeft Aegon een polisblad opgesteld en naar [appellanten] gestuurd, met een kopie aan Venhorst. Op het polisblad is aangegeven dat de polisvoorwaarden 3002 op de verzekering van toepassing zijn (zie 3.7).
€ 229.762,37 (het bedrag dat bij een uitkering op basis van de herbouwwaarde onbetaald is gebleven) en van de buitengerechtelijke kosten.
- kort gezegd - de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer opmerkzaam maakt op de gevolgen die de hem bekende feiten, naar hij als redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon behoort te begrijpen, voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben [3] .
‘De oude waarde die bij de polis bij Zevenwouden werd gehanteerd is overgenomen. Over het bedrag is gesproken, niet over de grondslag. Er is niet aan de orde geweest dat niet tegen herbouwwaarde maar tegen verkoopwaarde zou worden gedekt bij leeg stand en te koop staan.
Het causaal verband tussen de zorgplichtschending van Venhorst en de door [appellanten] gevorderde schade vanwege de afwikkeling op basis van de verkoopwaarde ontbreekt4.18 Dat Venhorst [appellanten] niet adequaat heeft geïnformeerd over de dekking van de bij Aegon afgesloten verzekering betekent niet dat de vordering van [appellanten] tot vergoeding van het verschil tussen de van Aegon ontvangen uitkering en een uitkering op basis van de herbouwwaarde toewijsbaar is. Daarvoor is noodzakelijk dat komt vast te staan dat indien Venhorst wel aan haar verplichting had voldaan een situatie was ontstaan waarin [appellanten] bij brand wel aanspraak hadden kunnen maken op een uitkering op basis van herbouwwaarde. De stelplicht en bewijslast dat dit het geval zou zijn geweest, rusten op [appellanten]
- De woning in [plaats1] heeft jarenlang te koop gestaan. Gesteld noch gebleken is dat [appellanten] pogingen hebben ondernomen om de woning te verhuren. Het ligt om die reden niet voor de hand dat zij de woning zouden gaan verhuren. In dit verband merkt het hof op dat het verhuren van de woning ook zou betekenen dat hun zoon [de zoon] , die geregeld in de woning in [plaats1] verbleef, er geen gebruik meer van zou kunnen maken. Bovendien zouden [appellanten] voor het verhuren van de woning toestemming van de Rabobank, de hypotheeknemer, hebben moeten krijgen. Dat de bank die toestemming zou hebben gegeven is, gezien het feit dat de bank aandrong op verkoop van de woning, bepaald onzeker.
- Dat [appellanten] naar [plaats1] zouden verhuizen of de woning daar zouden gaan verhuren, lag gezien het voorgaande niet in de lijn van de verwachtingen. Het zou een beslissing zijn geweest met ingrijpende gevolgen. Dat [appellanten] die beslissing toch zouden hebben genomen indien Venhorst hen zou hebben geïnformeerd over het feit dat vanwege de leegstand bij brand niet de herbouwwaarde maar de verkoopwaarde zou worden uitgekeerd, vindt het hof niet aannemelijk. Achteraf is, zoals gezegd, voor [appellanten] duidelijk geworden wat de consequentie is van afwikkeling van een brandschade tegen verkoopwaarde en niet tegen herbouwwaarde. Zij zijn nu ‘sadder but wiser’. Op de momenten dat Venhorst hen had moeten informeren, was brandschade een theoretisch risico en waren de begrippen herbouwwaarde en verkoopwaarde en de daaraan gekoppelde bedragen abstracties. Dat zij in deze informatie toch een voldoende reden zouden hebben gezien om de voor hen ingrijpende stap te zetten, ligt onvoldoende voor de hand.
- nadat [appellanten] Aegon in een juridische procedure gedwongen hadden tot afwikkeling op basis van de herbouwwaarde - zou plaatsvinden. Tot die tijd was het verzekerde object een totaal afgebrand pand dat gesloopt moest worden. Venhorst heeft, desgevraagd, tijdens de mondelinge behandeling niet duidelijk kunnen maken waarom een dergelijk object tegen brandschade (op basis van een substantiële verzekerde som) verzekerd zou moeten zijn. Als redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon zou Venhorst [appellanten] dan ook hebben moeten adviseren om de verzekerde som fors te verminderen op het moment dat duidelijk werd dat herbouw niet binnen afzienbare termijn te verwachten was. Dat was volgens het hof het geval vanaf in elk geval medio 2016. [appellanten] hadden zich toen voorzien van juridische bijstand en een eerste sommatiebrief laten versturen. Het hof zal daarom
2 punten, tarief VI). In het door haar ingestelde hoger beroep is Venhorst in het ongelijk gesteld. Het hof zal haar daarom in de proceskosten veroordelen (salaris advocaat: 1 punt, tarief II).