In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die een bezwaar tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslag van € 2.926 is opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem, na een taxatie van een in Duitsland aangeschafte Mercedes-Benz. Belanghebbende betwist de hoogte van de naheffingsaanslag en stelt dat er meer waardevermindering door schade aan de auto in aanmerking moet worden genomen dan de Inspecteur heeft geaccepteerd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting in hoger beroep is vastgesteld dat de historische nieuwprijs van de auto € 187.130 bedraagt en dat de inkoopwaarde in onbeschadigde staat € 55.433 is. Belanghebbende heeft een taxatierapport overgelegd waarin een hogere waardevermindering door schade wordt gesteld, terwijl de Inspecteur zich baseert op een rapport van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) dat een lagere waardevermindering aangeeft. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schade aan de auto hoger is dan door de Inspecteur is vastgesteld. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.