In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) heeft bevestigd. De naheffingsaanslag van € 623 is opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst, na een taxatie van de auto van belanghebbende, een Mercedes-Benz CLS 63 AMG Coupé, die in Duitsland was aangeschaft. Belanghebbende betwist de hoogte van de naheffingsaanslag en stelt dat er een waardevermindering van € 4.075 door schade in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting in hoger beroep is de vraag aan de orde of de naheffingsaanslag BPM tot een te hoog bedrag is vastgesteld en of de Inspecteur de historische nieuwprijs van de auto correct heeft berekend. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto meer dan normale gebruiksschade vertoont. De Inspecteur heeft de taxatie van de auto door Domeinen Roerende Zaken (DRZ) als juist beoordeeld, waarbij geen waardevermindering is toegepast. Het Hof bevestigt dat de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat € 41.383 bedraagt en dat de bruto BPM correct is vastgesteld op basis van de CO2-uitstoot van de referentieauto.
Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.