ECLI:NL:GHARL:2023:3912

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.314.503/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een Islamitisch huwelijk en de vereisten voor de verklaring van Talaaq

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een Islamitisch huwelijk tussen de man en de vrouw. De man was door de rechtbank veroordeeld om een ondertekende verklaring af te geven dat hij van de vrouw is gescheiden, wat in de Islam bekend staat als de Talaaq. De man heeft in kort geding gevraagd om schorsing van de tenuitvoerlegging van deze veroordeling, omdat hij vreesde dwangsommen te verbeuren. De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen, omdat de man aan de veroordeling had voldaan door een verklaring te verstrekken. Het hof heeft deze beslissing bekrachtigd.

De procedure begon met een hoger beroep van de vrouw tegen een kortgedingvonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De vrouw was van mening dat de man niet had voldaan aan de vereisten van de veroordeling, omdat hij geen originele verklaring had verstrekt. De man had echter een verklaring per e-mail verzonden, wat volgens de voorzieningenrechter voldoende was. Het hof heeft de argumenten van de vrouw overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de man tijdig aan de veroordeling had voldaan en dat er geen dwangsommen waren verbeurd.

Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen, en heeft bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak van de voorzieningenrechter is bekrachtigd, en het hof heeft afgewezen wat meer of anders is gevorderd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.314.503/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 538212)
arrest in kort geding van 9 mei 2023
in de zaak van:
[appellante] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
bij de voorzieningenrechter: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[de vrouw],
advocaat: mr. A. Ramsaroep, die kantoor houdt in Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] ,
bij de voorzieningenrechter: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[de man],
advocaat: mr. A. Aksü, die kantoor houdt in Rotterdam.

1.De procedure bij het hof

1.1
[de vrouw] heeft hoger beroep ingesteld tegen het kortgedingvonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, op 29 juni 2022 heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 25 juli 2022 (met bijlage);
  • de memorie van grieven van 27 september 2022 (met bijlagen);
  • de memorie van antwoord van 8 november 2022 (met bijlage);
  • het arrest van 3 januari 2023 waarbij een mondelinge behandeling is gelast.
1.2
Op 27 maart 2023 heeft een (enkelvoudige) mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Van die zitting is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Voor de ontbinding van hun religieuze huwelijk (de Nikaah) diende [de man] te verklaren dat hij van [de vrouw] is gescheiden (de Talaaq). Door de rechtbank is [de man] (op 1 juni 2021) veroordeeld om een ondertekende verklaring af te geven dat hij de Talaaq aan [de vrouw] heeft gegeven.
2.2
In dit kort geding vraagt [de man] schorsing van de tenuitvoerlegging van het veroordelende vonnis van 1 juni 2021 om te voorkomen dat hij dwangsommen verbeurt. De voorzieningenrechter heeft die vordering toegewezen, kort gezegd omdat [de man] aan de veroordeling heeft voldaan. Het hof bekrachtigt die beslissing. Hieronder wordt dit oordeel uitgelegd.

3.Het oordeel van het hof

De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad en waren gehuwd voor de Islam.
3.2
Bij mondelinge uitspraak van 1 juni 2021 (reg.nr. 363036) heeft de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven (hierna: de rechtbank), [de man] veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis een verklaring te ondertekenen dat hij de Talaaq aan [de vrouw] heeft gegeven, waardoor het religieuze huwelijk tussen partijen is ontbonden. Indien [de man] niet aan de veroordeling voldoet, verbeurt hij een dwangsom van € 50,- per dag tot een maximum van € 10.000,-.
3.3
Op 10 juni 2021 heeft de advocaat van [de man] de vereiste verklaring, vergezeld van een kopie van het rijbewijs van [de man] , per e-mail verzonden aan de advocaat van [de vrouw] .
3.4
[de vrouw] is van mening dat [de man] haar een originele verklaring had moeten toesturen en stelt zich daarom op het standpunt dat [de man] niet heeft voldaan aan de veroordeling. In opdracht van [de vrouw] heeft de deurwaarder executoriaal beslag gelegd op de roerende zaken van [de man] .
3.5
In eerste aanleg heeft [de man] in conventie gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank van 1 juni 2021 wordt geschorst. De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
[de vrouw] heeft in eerste aanleg een vordering in reconventie ingediend, maar deze speelt in hoger beroep geen rol meer.
3.6
Op 14 juni 2022 heeft [de man] een verklaring ondertekend dat hij de Talaaq aan [de vrouw] heeft gegeven, vergezeld van een kopie van zijn rijbewijs. Deze verklaring is per post ontvangen door de advocaat van [de vrouw] .
Spoedeisend belang
3.7
Ook in hoger beroep heeft [de man] nog een spoedeisend belang bij zijn vordering. [1] [de vrouw] stelt zich immers op het standpunt dat [de man] dwangsommen heeft verbeurd omdat hij pas door het verstrekken van de verklaring van 14 juni 2022 heeft voldaan aan de veroordeling door de rechtbank op 1 juni 2021.
De beoordeling in hoger beroep
3.8
Kern van het geschil is of [de man] verplicht was om een originele verklaring te verstrekken dat hij de Talaaq aan [de vrouw] heeft gegeven. Een executiegeschil zoals dit heeft een beperkt toetsingskader. Doel en strekking van de veroordeling door de rechtbank van 1 juni 2021 moeten door uitleg worden vastgesteld, waarna getoetst wordt of [de man] hieraan heeft voldaan. Het oordeel van de rechter in kort geding is niet bindend voor de bodemrechter.
3.9
[de vrouw] heeft aangevoerd dat de ontbinding van de Nikaah weliswaar vormvrij is en dat de Talaaq ook mondeling gegeven kan worden, maar dat het in het belang van [de vrouw] is dat zij over deugdelijk bewijs beschikt. Om die reden is een eerder door [de man] aan [de vrouw] verzonden WhatsAppbericht door de rechtbank als onvoldoende aangemerkt. Ook de e-mail van de advocaat van [de man] van
10 juni 2021 biedt [de vrouw] onvoldoende zekerheid. Door [de man] is dan ook pas voldaan aan de veroordeling door het verstrekken van de verklaring van 14 juni 2022. Die verklaring is op 16 juni 2022 ontvangen, zodat [de man] tot die datum dwangsommen verschuldigd is geworden, aldus tot zover [de vrouw] , die hieraan in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft toegevoegd.
3.1
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat in de veroordeling door de rechtbank niet is opgenomen dat een originele verklaring moet worden afgegeven. Het doel van de veroordeling is dat tussen partijen en voor derden voldoende vaststaat dat [de man] de Talaaq aan [de vrouw] heeft gegeven. Volgens de voorzieningenrechter kan dit met voldoende zekerheid worden opgemaakt uit de verklaring die door de advocaat van [de man] op 10 juni 2021 is verzonden aan de advocaat van [de vrouw] . Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat deze verklaring tijdig is verstrekt, heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat [de man] tijdig aan de veroordeling door de rechtbank heeft voldaan. Er zijn dan ook geen dwangsommen verbeurd en de verdere tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank van 1 juni 2021 dient te worden opgeschort, aldus de voorzieningenrechter.
3.11
Het hof is het volledig eens met de overwegingen en beslissingen van de voorzieningenrechter en neemt diens voorlopig oordeel over. Dat betekent dat het vonnis van 29 juni 2022 zal worden bekrachtigd.
3.12
Gezien de relatie tussen partijen zal het hof de proceskosten compenseren en bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter van 29 juni 2022;
bepaalt dat partijen ieder de eigen kosten van de procedure in hoger beroep dragen;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.P.M. ter Berg, M.W. Zandbergen en J.G. Knot, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 9 mei 2023.

Voetnoten

1.HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:661.