ECLI:NL:GHARL:2023:3809

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
200.318.065/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van voogdij over minderjarige die niet onder ouderlijk gezag staat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een voogd voor een minderjarige die niet onder ouderlijk gezag staat. De moeder van de minderjarige, geboren in 2022, heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter aangevochten, waarin de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd was benoemd. De moeder verzocht het hof om de overgrootmoeder tot voogd te benoemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2023 heeft de bijzondere curator, mr. E. Henkelman, verklaard dat de moeder een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat de overgrootmoeder goed voor de minderjarige zorgt. De raad voor de kinderbescherming steunde het verzoek van de moeder en stelde voor om de overgrootmoeder tot voogd te benoemen. Het hof heeft vastgesteld dat de situatie binnen het gezin is verbeterd en dat de overgrootmoeder geschikt is om de voogdij uit te oefenen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de kinderrechter bekrachtigd tot 2 mei 2023 en de overgrootmoeder met ingang van die datum tot voogd benoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.318.065/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 140407)
beschikking van 2 mei 2023
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
vertegenwoordigd door mr. E. Henkelman te Groningen (de bijzondere curator),
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over de moeder,
en
de raad voor de kinderbescherming (de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen,
verweerder in hoger beroep.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de vader] (de vader),

wonende te [woonplaats1] ,

2.[de overgrootmoeder] (de overgrootmoeder),

wonende te [woonplaats1] ,
3. de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen (de Gl),
locatie Groningen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 20 december 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht van de bijzondere curator van 19 januari 2023 met bijlage(n);
- een brief van de raad van 17 maart 2023;
- een journaalbericht van de bijzondere curator van 20 maart 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 30 maart 2023 met bijlage(n).
1.3
De mondelinge behandeling heeft op 3 april 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, met mr. Henkelman;
- de overgrootmoeder;
- [naam1] namens de GI.
Ook waren mr. S. de Vaal te Groningen (advocaat van de moeder) en een stagiair van mr. Henkelman aanwezig.
Namens de raad heeft [naam2] via een beeldbelverbinding deelgenomen aan de zitting.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de vader niet op de zitting verschenen.
1.4
[naam3] (de grootmoeder van moederszijde) en [naam4] (de grootmoeder van vaderszijde) zijn door het hof opgeroepen, maar zij zijn niet ter zitting verschenen. Zij zijn in een eerder stadium van de procedure door het hof als belanghebbenden aangemerkt, maar zij worden, gelet op de huidige stand van zaken, waarbij de moeder wordt vertegenwoordigd door de bijzondere curator en de vader inmiddels meerderjarig is, nu niet meer als zodanig aangemerkt.

2.De feiten

2.1
De moeder is geboren [in] 2005. Haar moeder oefent alleen het gezag over haar uit.
2.2
Uit de moeder is [in] 2022 geboren [de minderjarige]
( [de minderjarige] ). De vader heeft [de minderjarige] erkend.
2.3
De moeder woont met [de minderjarige] bij de overgrootmoeder (van moederszijde). De vader woont hier nu ook.
2.4
De moeder heeft onder toezicht gestaan van de GI van 30 december 2020 tot 17 november 2022. Op 17 november 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van de moeder bij de overgrootmoeder verleend tot 17 november 2022. Deze maatregel is daarna niet verlengd.
2.5
De raad heeft de kinderrechter op 28 juni 2022 verzocht te bepalen dat de Gl tot voogd wordt benoemd over de op dat moment nog ongeboren [de minderjarige] .
2.6
Bij beschikking van 26 juli 2022 (hierna: de bestreden beschikking) heeft de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen:
- de GI tot voogd benoemd over [de minderjarige] , met ingang van de dag van de geboorte;
- bepaald dat aan de GI alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen
van [de minderjarige] die in het belang van de minderjarige noodzakelijk zijn, worden
toegekend.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.Het geschil

3.1
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het
hof de bestreden beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt:) voor zover daarbij de GI tot voogd is benoemd en te bepalen dat de overgrootmoeder met de voogdij over [de minderjarige] wordt belast.
3.2
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard nog steeds achter het oorspronkelijke verzoek te staan met betrekking tot de afgelopen periode waarin de GI de voogdij heeft uitgeoefend. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven met betrekking tot de komende periode geen verweer te voeren tegen het verzoek van de moeder. De raad heeft (zo heeft de raad tijdens de mondelinge behandeling verklaard) daarom zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat de raad het hof voorstelt voor de komende periode de overgrootmoeder tot voogd te benoemen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Op grond van artikel 1:246 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een minderjarige onbevoegd tot het uitoefenen van het gezag. Op grond van artikel 1:295 BW in samenhang gelezen met artikel 1:299 BW kan de rechtbank (onder meer) op verzoek van de raad een voogd benoemen over minderjarigen, die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.
4.2
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 20 december 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist. In die beschikking heeft het hof mr. E. Henkelman tot bijzondere curator over de minderjarige moeder benoemd en hem verzocht te onderzoeken of hij het door de moeder en haar advocaat ingediende verzoek in hoger beroep overneemt of niet. Het hof heeft iedere verdere beschikking aangehouden.
4.3
De bijzondere curator heeft het hof bij zijn journaalbericht van 19 januari 2023 bericht dat hij de voorliggende procedure overneemt. Bij zijn journaalbericht van 20 maart 2023 heeft de bijzondere curator zijn ‘verslag van bevindingen’ toegezonden aan het hof. Hierin en op de zitting bij het hof heeft de bijzondere curator verklaard dat de moeder een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat de strubbelingen in de familieverhoudingen die er eerder waren, tot rust gekomen zijn. Na de geboorte van [de minderjarige] heeft de moeder zich gerealiseerd dat zij een grote verantwoordelijkheid draagt en dat zij moet werken aan zichzelf en aan haar toekomst. De moeder en de overgrootmoeder verschillen nog wel eens van mening, maar die meningsverschillen hebben met name te maken met de generatiekloof tussen de moeder en de overgrootmoeder en ze leiden, anders dan voorheen, niet meer tot ruzies tussen de moeder en de overgrootmoeder, aldus de bijzondere curator op de zitting. Zoals hij al in zijn verslag van bevindingen had vermeld, ziet hij geen belemmeringen om de overgrootmoeder te belasten met de voogdij over [de minderjarige] en onderschrijft hij het verzoek van de moeder.
4.4
Op de zitting bij het hof heeft de moeder verteld dat de overgrootmoeder haar heel goed helpt met de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Hierdoor heeft de moeder zich op een positieve manier kunnen ontwikkelen en kan zij aan haar toekomst werken. Zij volgt therapie en zij zal binnenkort een (fulltime)opleiding gaan volgen.
4.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven dat hij achter het eerder gegeven voorstel staat om vanaf de geboorte van [de minderjarige] de voogdij over haar onder te brengen bij de GI, omdat er destijds nog veel onduidelijkheid was over de veiligheid en de verzorging van [de minderjarige] . Nu echter de situatie van het gezin(ssysteem) in positieve zin is gewijzigd en dit ook bestendig is gebleken, heeft de raad zijn verzoek voor de komende periode gewijzigd. De raad is van mening dat de overgrootmoeder tot voogd over [de minderjarige] moet worden benoemd.
4.6
De GI onderschrijft de bevindingen en het standpunt van de bijzondere curator en de raad. De GI heeft op de zitting bij het hof verklaard dat er mooie dingen gebeuren binnen het gezin en dat de overgrootmoeder over [de minderjarige] waakt als een leeuwin over haar welpen.
4.7
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen, maar dat het nu in het belang van [de minderjarige] is dat de overgrootmoeder op korte termijn de voogdij over haar zal uitoefenen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
4.8
Uit de stukken is gebleken dat ten tijde van de bestreden beschikking de uitoefening van de voogdij door de GI (als neutrale instantie) het meest tegemoet kwam aan de belangen van de toen nog ongeboren [de minderjarige] . Het hof sluit voor de motivering van dit oordeel aan bij de motivering van de rechtbank, neemt deze over en maakt die tot de zijne. Voor de huidige situatie geldt het volgende.
4.9
Uit de stukken en hetgeen op de zitting bij het hof is besproken blijkt dat het goed gaat met [de minderjarige] . Nadat de moeder met [de minderjarige] bij de overgrootmoeder is ingetrokken, zijn de verhoudingen binnen het gezinssysteem (waarvan ook de vader deel uitmaakt) in positieve zin veranderd. De vele ruzies en spanningen tussen de gezinsleden behoren tot het verleden en hun onderlinge relatie is nu goed, zo blijkt uit de verklaringen van de moeder en de overgrootmoeder. Als er nu meningsverschillen binnen het gezin zijn, kunnen de moeder en de overgrootmoeder daar op een normale manier met elkaar over praten. Zij stellen hierbij het belang van [de minderjarige] voorop. De GI heeft dit op de zitting bevestigd en heeft er vertrouwen in dat de positieve ontwikkelingen binnen het gezin zullen doorgaan, ook als de GI niet langer de voogdij over [de minderjarige] uitoefent. Evenals de raad en de GI vindt het hof het, gelet op de bestendige positieve ontwikkelingen binnen het gezin en de controle die de overgrootmoeder heeft over de situatie, niet langer noodzakelijk dat een neutrale instantie de voogdij over [de minderjarige] uitoefent. Niet ter discussie staat dat de overgrootmoeder geschikt is de voogdij over [de minderjarige] uit te oefenen. De overgrootmoeder neemt al een groot deel van de (nachtelijke) verzorging van [de minderjarige] op zich. De overgrootmoeder geniet daarvan en zij is bereid de voogdij te aanvaarden. Het hof zal daarom in het belang van [de minderjarige] de overgrootmoeder met ingang van de datum van deze beschikking tot voogd over haar benoemen.

5.De slotsom

Het hof zal op grond van het voorstaande de bestreden beschikking in stand laten voor zover daarbij de GI over de periode tot 2 mei 2023 is benoemd tot voogd. Het hof zal de overgrootmoeder met ingang van 2 mei 2023 tot voogd over [de minderjarige] benoemen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van 26 juli 2022 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen tot 2 mei 2023;
vernietigt de beschikking van 26 juli 2022 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen vanaf 2 mei 2023, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
benoemt met ingang van 2 mei 2023 over [de minderjarige] , geboren [in] 2022, tot voogd:
haar overgrootmoeder [de overgrootmoeder] , wonende te [woonplaats1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, I.A. Vermeulen en S. Rezel, bijgestaan door mr. T. van der Veen-Hamstra als griffier, en is op 2 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.