Uitspraak
Diemtigtal,
Lamico,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De feiten
4.Het oordeel van het hof
“auf Grund der Lieferung der mangelhaften Produkte aus dem Kaufvertrag” aan Diemtigtal is gecedeerd. Voor beantwoording van de vraag of Diemtigtal krachtens deze cessie een vordering op Lamico heeft verkregen uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming, dient eerst vastgesteld te worden dat Raiffeisen Leasing een vordering uit dien hoofde op Lamico heeft. Indien dat niet het geval is, kan ook geen sprake zijn van een vordering die aan Diemtigtal is overgedragen. Het hof stelt (net als de rechtbank) vast dat in het geheel niet is gebleken dat Raiffeisen Leasing zich op enig moment op non-conformiteit van de kaasplanken heeft beroepen jegens Lamico. De correspondentie over de vermeend gebrekkige kaasplanken is uitsluitend via (de advocaten van) Diemtigtal verlopen. Daaruit kan niet worden afgeleid dat Raiffeisen Leasing als koper van de kaasplanken pretendeert een vordering op Lamico te hebben of dat Diemtigtal in dat kader mededelingen namens Raiffeisen Leasing heeft gedaan. Van toerekening van de mededelingen van Diemtigtal aan Raiffeisen Leasing kan dan ook geen sprake zijn. Omdat in deze procedure niet is gebleken dat Raiffeisen Leasing zich op enig moment heeft beroepen op de non-conformiteit van de kaasplanken jegens Lamico, staat het bestaan van een dergelijke vordering in deze procedure niet vast en kan er dus evenmin van worden uitgegaan dat een dergelijke vordering is overgedragen aan Diemtigtal. Ook in zoverre wordt de vordering van Diemtigtal dus afgewezen.
5.De beslissing
€ 5.689,- aan griffierecht;
€ 6.962,- aan salaris van de advocaat van Lamico (twee procespunten x appeltarief V), te vermeerderen met nakosten;