Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
17 januari 2023
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
2.5. Emancipatie en economische zelfstandigheid
3.4. Individualisering
De leden van de fractie van het CDA vragen of de geboden vrije keuzemogelijkheid bij de toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag niet strijdig is met de individualiseringsgedachte. De leden van de SGP-fractie zien deze vrije toerekening op zich als een positieve ontwikkeling. Zij zien hierin een klein stukje splitsingsstelsel, maar zien het als een gemiste kans dat de vrije toerekening niet meer inkomensbestanddelen omvat, zodat het splitsingsstelsel in veel verdergaande mate zou worden gerealiseerd. Het uitgangspunt van de in artikel 2.4.4 [Hof: artikel 2.17] neergelegde regeling is dat de belastingheffing zoveel mogelijk wordt geïndividualiseerd. Bij een aantal inkomstensbestanddelen en de bestanddelen van de rendementsgrondslag zou volledige individualisering – zoals we elders in deze paragraaf nader toelichten – kunnen leiden tot complexe toerekeningsproblemen bij partners, met name indien sprake is van een gezamenlijk vermogen. Toerekeningsproblemen kunnen ook ontstaan indien het uitgaven betreft die verband houden met de kinderen van de partners. Omwille van de uitvoerbaarheid is gekozen voor een praktische regeling. De leden van de fractie van CDA vragen waarom ten behoeve van de eenvoud niet is gekozen voor een splitsingsstelsel. De leden van de SGP-fractie vragen waarom niet is overgegaan tot het uitbreiden van de inkomensbestanddelen waarvoor deze regeling geldt.
De leden van de fractie van het CDA stellen voor om de reparatie aan te brengen in artikel 2.17 Wet IB 2001. Daarbij zou moeten worden bepaald dat terbeschikkingstellingsinkomsten (tbs-inkomsten) altijd moeten worden toegerekend aan de meestverdienende partner. Deze gedachte past niet bij het uitgangspunt van de huidige Wet IB 2001 dat de belastingheffing zoveel mogelijk is geïndividualiseerd. Dit betekent dat de inkomsten in de regel worden belast bij de partner die de inkomsten geniet en wordt dus niet aangesloten bij het gezinsinkomen en degene die het meeste verdient. Verder sluit de gedachte van het toerekenen aan de meestverdienende echtgenoot niet aan bij de juridische en economische werkelijkheid. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie met twee niet in gemeenschap van goederen gehuwde partners waarbij de minstverdienende partner een tbs-vermogensbestanddeel heeft en vervolgens de meestverdienende partner de inkomsten uit het tbs-vermogensbestanddeel zou moeten aangeven. Overigens roept het voorstel de vraag op op basis van welk inkomen zou moeten worden bepaald wie de meestverdienende partner is.” (EK 2010-2011, 32504, D, p. 25-26)
5.Proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).