Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat het gezamenlijk gezag van ouders over hun kind centraal. De moeder en de vader, die in 2014 uit elkaar zijn gegaan, hebben samen een dochter, geboren in 2013. De vader heeft eerder verzocht om gezamenlijk gezag, maar dit verzoek werd in 2018 afgewezen. In 2021 heeft de vader opnieuw een verzoek ingediend, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank. De rechtbank heeft in februari 2022 bepaald dat de ouders gezamenlijk gezag hebben, maar de moeder heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Het hof heeft de zaak op 20 april 2023 behandeld, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
Het hof heeft de feiten en de eerdere beslissingen van de rechtbank in overweging genomen. De moeder heeft drie grieven ingediend tegen de bestreden beschikking en verzoekt het hof deze te vernietigen. De vader verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De raad heeft eerder geadviseerd over het gezag en heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van het kind, vooral gezien het gebrek aan omgang met de vader sinds februari 2022.
Het hof concludeert dat het in het belang van het kind is dat beide ouders gelijkwaardige informatie en betrokkenheid hebben in de zorg voor hun dochter. De beslissing van de rechtbank om gezamenlijk gezag toe te kennen wordt dan ook bekrachtigd. Het hof benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en de rol van de raad in het waarborgen van de belangen van het kind.