ECLI:NL:GHARL:2023:3557

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
200.310.490/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag van ouders en de rol van de raad voor de kinderbescherming in het belang van het kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat het gezamenlijk gezag van ouders over hun kind centraal. De moeder en de vader, die in 2014 uit elkaar zijn gegaan, hebben samen een dochter, geboren in 2013. De vader heeft eerder verzocht om gezamenlijk gezag, maar dit verzoek werd in 2018 afgewezen. In 2021 heeft de vader opnieuw een verzoek ingediend, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank. De rechtbank heeft in februari 2022 bepaald dat de ouders gezamenlijk gezag hebben, maar de moeder heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Het hof heeft de zaak op 20 april 2023 behandeld, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

Het hof heeft de feiten en de eerdere beslissingen van de rechtbank in overweging genomen. De moeder heeft drie grieven ingediend tegen de bestreden beschikking en verzoekt het hof deze te vernietigen. De vader verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De raad heeft eerder geadviseerd over het gezag en heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van het kind, vooral gezien het gebrek aan omgang met de vader sinds februari 2022.

Het hof concludeert dat het in het belang van het kind is dat beide ouders gelijkwaardige informatie en betrokkenheid hebben in de zorg voor hun dochter. De beslissing van de rechtbank om gezamenlijk gezag toe te kennen wordt dan ook bekrachtigd. Het hof benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en de rol van de raad in het waarborgen van de belangen van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.490/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 177597)
beschikking van 20 april 2023
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. S.A. Wilman te Leeuwarden,
en
[verweerder](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. F. Hofstra te Leeuwarden.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 26 mei 2021 en 18 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (laatstgenoemde beschikking hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 29 april 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 1 juni 2022 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 23 februari 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 13 maart 2023 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 maart 2023 plaatsgevonden. De moeder en de vader zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is [naam1] verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben gedurende vier jaar een relatie met elkaar gehad en gedurende drie jaar samengewoond. De relatie is in 2014 geëindigd. Uit de relatie is geboren: [de minderjarige] , [in] 2013.
De vader heeft [de minderjarige] erkend. Sinds het uiteengaan van de ouders woont [de minderjarige] bij de moeder.
3.2
De moeder heeft uit een andere relatie een minderjarige zoon. De relatie is beëindigd geweest. Nu heeft de moeder een LAT-relatie met deze partner.
De vader heeft sinds begin 2021 een relatie met zijn huidige partner (die in [plaats1] woont).
3.3
Bij beschikking van 21 september 2016 heeft de rechtbank een omgangsregeling bepaald waarbij [de minderjarige] wekelijks van maandag 8.00 uur tot en met dinsdag 18.00 uur bij de vader is. Verder heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek te verrichten naar het ouderlijk gezag.
3.4
Bij beschikking van 24 januari 2018 heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag over [de minderjarige] afgewezen.
3.5
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 3 maart 2021, heeft de vader opnieuw een verzoek tot gezamenlijk gezag ingediend. Bij tussenbeschikking van 26 mei 2021 heeft de rechtbank de beslissing op dit verzoek aangehouden en de raad verzocht te onderzoeken of wijziging in het gezag in het belang van [de minderjarige] is.
3.6
In de zomer van 2021 hebben de ouders in onderling overleg de omgangsregeling aangepast. Sindsdien verbleef [de minderjarige] één keer per twee weken van zaterdagochtend tot en met zondagmiddag bij de vader.
3.7
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 18 februari 2022 heeft de rechtbank bepaald dat de ouders voortaan gezamenlijk zijn belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [de minderjarige] , voor zover hun bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten.
3.8
Begin februari 2022 heeft de moeder de uitvoering van de omgangsregeling opgeschort. Sindsdien heeft er geen omgang meer plaatsgevonden tussen [de minderjarige] en de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder komt met drie grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag over [de minderjarige] af te wijzen.
4.2
De vader voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk gezag hebben over hun kind(eren). Slechts in uitzonderingssituaties, zoals hiervoor genoemd onder artikel 1:253c lid 2 onder a en onder b BW, kan de rechter besluiten om het verzoek tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Het hof ziet in het door de moeder aangevoerde onvoldoende aanleiding om te concluderen dat sprake is van een dergelijke uitzonderingssituatie.
5.3
Het hof is niet gebleken dat de vader sinds de bestreden beschikking het nemen van gezagsbeslissingen heeft belemmerd of zal belemmeren. De moeder heeft aangevoerd dat de vader geen toestemming heeft verleend voor het inschakelen van een medisch psycholoog voor [de minderjarige] . Ter zitting is echter gebleken dat de vader wel toestemming heeft gegeven, althans dat dit zijn intentie was en nog altijd is, en dat er mogelijk sprake is geweest van miscommunicatie. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij, wanneer de vader daadwerkelijk meewerkt, de medisch psycholoog alsnog op korte termijn zal inschakelen.
5.4
De moeder heeft onder meer aangevoerd dat de rechtbank bij de motivering in de bestreden beschikking de ex-partnerproblematiek tussen de ouders te gemakkelijk over het hoofd heeft gezien en onvoldoende rekening heeft gehouden met de wijze waarop de ouders met elkaar communiceren. Het hof volgt de moeder hierin niet. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Eenhoofdig gezag zal de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en hun onderlinge communicatieproblemen niet oplossen. Integendeel, de moeder had tot de bestreden beschikking het eenhoofdig gezag en uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de situatie tussen de ouders toen hetzelfde was en deze situatie is na de bestreden beschikking niet of nauwelijks veranderd.
5.5
Verder is gebleken dat het Jeugdexpertteam (JET), waar de ouders zich eerst hadden aangemeld, de ouders heeft doorverwezen naar [naam2] . Het traject bij [naam2] bevindt zich nu in de intakefase. De bedoeling is dat de ouders onder begeleiding van [naam2] met elkaar in gesprek zullen gaan om te kijken of er afspraken kunnen worden gemaakt over de omgang en andere zaken die zij als ouders van [de minderjarige] met elkaar moeten bespreken. Er is dus nog verbetering te verwachten op het punt van de communicatie en de samenwerking tussen de ouders.
5.6
De raad heeft tweemaal onderzoek verricht naar het ouderlijk gezag. In 2017 heeft de raad geadviseerd het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen. In eerste aanleg heeft de raad opnieuw onderzoek verricht en ditmaal (eind 2021) geadviseerd het (door de vader opnieuw gedane) verzoek toe te wijzen. Ter zitting in hoger beroep heeft de raad verklaard zich zorgen te maken over [de minderjarige] . Zo acht de raad het zorgelijk - en het hof deelt deze zorg - dat [de minderjarige] sinds februari 2022 geen omgang meer heeft met haar vader: dit is niet in haar belang en schadelijk voor haar ontwikkeling. Het hof acht het in dit verband extra zorgelijk dat [de minderjarige] heeft aangegeven, zo heeft de moeder zelf ook verklaard, dat zij haar vader mist en hem wil zien. De vader is tot begin 2022 altijd betrokken geweest bij [de minderjarige] . Ze hebben een band en er is sinds de breuk van de ouders sprake geweest van regelmatige en structurele omgang, waarbij [de minderjarige] ook bij de vader heeft overnacht.
De raad heeft in zijn rapport van 22 december 2021 verder de volgende zorgen over [de minderjarige] benoemd: [de minderjarige] is een kwetsbaar meisje door haar gezondheidsklachten (allergieën, eetproblemen en cyclisch braken). De oorzaak van deze klachten is nog altijd onduidelijk. Als gevolg van de klachten is er bij [de minderjarige] sprake van terugkerende ziekenhuisopnames en ziekteverzuim/schooluitval. Dit is zorgelijk voor haar cognitieve en sociale ontwikkeling. De vader heeft in dat kader ter zitting aangevoerd dat de school vrij recent contact met hem heeft opgenomen omdat de school zich zorgen maakt over [de minderjarige] . Het zou niet goed gaan met haar, ze zou er erg vermoeid en mager uitzien en ze zou uitstralen ongelukkig te zijn. De school heeft een soort schoolmaatschappelijk werker ingeschakeld. De moeder maakt zich eveneens zorgen over [de minderjarige] , maar herkent de door de school geuite zorgen niet. Zij stelt juist dat sinds er geen omgang meer heeft plaatsgevonden de (gezondheids)situatie van [de minderjarige] verbeterd is en er geen ziekenhuisopnames meer hebben plaatsgevonden.
Verder wordt in het raadrapport als zorg geuit dat [de minderjarige] oor- en ooggetuige is geweest van een incident in mei 2021. Zij geeft in relatie tot dit voorval aan dat zij graag wil dat haar ouders minder ruzie maken.
Gelet op deze zorgen heeft de raad ter zitting toegezegd ambtshalve een onderzoek te gaan verrichten naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. Het hof acht het evenals de raad belangrijk dat onderzocht wordt hoe het met [de minderjarige] gaat en wat er voor haar nodig is.
5.7
Voor zowel het traject bij [naam2] als het raadsonderzoek, maar ook voor het medische traject waarin [de minderjarige] zich bevindt, acht het hof het van belang dat de vader en de moeder een (juridisch) gelijkwaardige positie hebben. Om de vader voldoende te kunnen betrekken in de lopende onderzoeken, is het in het belang van [de minderjarige] dat de vader mede met het gezag wordt belast. Door het toekennen van het gezag verkrijgt de vader dezelfde informatie als de moeder, althans kan hij dezelfde informatie krijgen, ook over de medische situatie van [de minderjarige] . Zo kan hij zich een beter beeld vormen over [de minderjarige] en kan eveneens een beter beeld worden verkregen over de vader. Wanneer de vader niet het ouderlijk gezag heeft, bestaat naar het oordeel van het hof bovendien een reëel risico dat de vader steeds meer buiten beeld raakt: hij heeft op dit moment al geen omgang meer en de moeder informeert hem slechts in beperkte mate. Dit acht het hof niet in het belang van [de minderjarige] , mede gelet op de hiervoor omschreven band met haar vader.
5.8
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er onder de huidige omstandigheden geen sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen haar ouders als gevolg van het gezamenlijk gezag en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Ook is niet gebleken dat afwijzing van het verzoek van de vader om samen met de moeder het ouderlijk gezag uit te oefenen anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is.
6. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 18 februari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, A.P. de Jong-de Goede en E.F. Groot, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 20 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.