Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- het tussenarrest van 1 juni 2021 (hierna: het tussenarrest);
- de akte overlegging nadere producties van Rogie;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 24 november 2021;
- het proces verbaal van getuigenverhoor van 26 november 2021;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 mei 2022;
- het proces-verbaal van tegen-getuigenverhoor van 28 november 2022;
- de memorie na enquête van Rogie met productie;
- de antwoord-memorie na enquête van [geïntimeerde] met productie.
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
13a of 13d is niet besproken.”
Gesproken met de vrouw van [geïntimeerde] . (…). [geïntimeerde] heeft in privé het bedrijfspand [adres1] 13d gekocht. Koopsom is 200.000. Vk is [getuige4] . (…) Er is geen koopovk en hoeft ook niet te worden opgesteld.” [getuige1] heeft voorts verklaard:
Deze opdracht is bij ons telefonisch binnengekomen. Ik werd gebeld door mevrouw [getuige8] . De heer [geïntimeerde] had in privé aangekocht [adres1] 13D. We hebben in het telefoongesprek doorgenomen wat de koopsom was en wie de verkoper was. Ik heb gezegd dat ik inzage in het kadaster zou doen en er is besproken hoe snel de levering plaats zou vinden. Er is ook nog besproken over een schriftelijke koopovereenkomst was, die was er niet en dat was ook niet nodig.(…) Ik heb met een collega, een notarieel medewerker, het dossier ingeboekt en toen viel ons op dat het één kadastraal perceel was maar twee huisnummers, 13A en 13D. Toen heb ik dat met de notaris besproken, dat was meneer [getuige2] . Ik denk dat dit op 28 november 2016 was. (…). Het concept is vervolgens snel opgesteld, omdat er haast was. In dit concept stond één kadastraal nummer benoemd en beide huisnummers en het totale oppervlakte van het perceel, dus van A en D samen. De conceptakte is per mail toegestuurd aan partijen. (…) U vraagt mij waar naar mijn mening de wilsovereenstemming op zag op 28 november 2016. Naar mijn mening was dat 13D, er is alleen gesproken aan de telefoon over 13D, er is ook geen kadastraal perceelnummer genoemd aan de telefoon. 13A is niet genoemd.”
Voor het passeren kwam [getuige1]naar mij toe en zei dat we nog geen antwoord hebben gehad over de vraag dat wij een kadastraal nummer overdragen en geen huisnummer. En dat wij nog geen reactie hebben gehad op de stukken die gestuurd zijn. Toen zei ik: dat gaan we aan tafel bespreken. Aan het begin van de afspraak, waarbij aanwezig waren: mevrouw [getuige8] , de heer [geïntimeerde] en de heer [getuige4] , hebben we het hierover gehad. Meneer [getuige4] gaf aan: Udo, ik draag over 13D. Toen heb ik hem uitgelegd dat ik geen losse huisnummers overdraag, maar een kadastraal perceel. Waarop ik heb hem gevraagd, leg dan uit wat de situatie is. Waarop [getuige4] aangaf: ja ik draag over 13D. Toen heb ik gezegd: dat begrijp ik, maar dat kan ik niet overdragen, want ik moet een kadastraal nummer overdragen.(…) U vraagt mij waar naar mijn mening de wilsovereenstemming op zag op 28 november 2016. Dat weet ik niet, ik moet ook zeggen dat ik geen idee had hoe het pand eruitzag. U vraagt mij waar naar mijn mening de wilsovereenstemming op zag op 19 december 2016 (de dag van transport). Op 13D. Ik baseer dat op hetgeen meneer [getuige4] zei. (...). U vraagt mij nog over de passeerafspraak. Door de heer [getuige4] is twee of drie keer gezegd dat 13D zou worden overgedragen. U vraagt mij of [geïntimeerde] heeft gezegd dat 13A zou worden overgedragen. Nee, daar staat mij niets van bij.(…) Ik zal dat van de wilsovereenstemming iets nuanceren. [getuige4] gaf aan 13D, toen ontstond er verwarring, toen heb ik hem uitgelegd dat ik een kadastraal nummer overdragen en niet een huisnummer. (…) Ik heb begrepen dat de wilsovereenstemming zag op het kadastrale perceel, maar dit is precies waar de verwarring over gaat. [getuige4] heeft geroepen 13D, waarop ik helderheid wilde krijgen. Ik kan niet in het hoofd van partijen kijken, wat ze echt bedoeld hebben. [getuige4] noemde 13D en ik heb niets gehoord van [geïntimeerde].”
de bedrijfshal met kantoor, ondergrond, erf en verder toebehoren, staande en gelegen te [woonplaats1] , [adres1] 13A en 13D, kadastraal bekend gemeente Woerden, sectie [geïntimeerde] nummer 9023 ter grootte van vijf are en vijfendertig centiare (5 a 35 ca)”. Artikel 1 lid 3 van de leveringsakte vermeldt voorts dat het verkochte “
vanaf heden nog gratis in gebruik blijft bij de verkoper ten titel van bruikleen” en artikel 2 bepaalt dat de feitelijke levering plaats vindt op 2 januari 2017, “
zulks geheel leeg en ontruimd, vrij van huur(…)”. Artikel 4 van de leveringsakte vermeldt dat verkoper garandeert dat het verkochte wordt overgedragen “
vrij van huur en/of andere aanspraken tot gebruik, leeg, ontruimd en ongevorderd.”
de bedrijfshal” en “
het bedrijfspand”, in enkelvoud, wijst er naar het oordeel van het hof op dat de wilsovereenstemming geen betrekking had op twee bedrijfsunits.
vrij van huur” (artikel 4 lid 2 leveringsakte) duidt hierop. Het hof acht ook relevant dat ná het passeren van de akte van levering [getuige6] de huur voor 13A is blijven betalen aan Rogie en [getuige6] de huurovereenkomst najaar 2017 heeft opgezegd bij [getuige4] zelf. Uit de verklaring van [getuige6] volgt bovendien dat [getuige6] Rogie beschouwde als zijn verhuurder. Als partijen ook overeenstemming zouden hebben bereikt over de verkoop van 13A, had het in de rede gelegen dat [getuige6] dit wist en dat er een (duidelijke) afspraak was gemaakt over de betaling van de huurpenningen en de opzegging. Daar is echter niets van gebleken.
U vraagt mij naar de woorden "aankoop pand voor € 200.000,- " en waar dat betrekking op heeft. Ik antwoord: ik herinner mij dit overzicht niet zo goed meer, het is al lang geleden, maar als ik het zo zie, denk ik dat het slaat op de aankoop en daarna verhuur van dit pand van 270 vierkante meter. Zo doen wij dat altijd met de aankoop en daaronder de kosten en dan wat de uiteindelijke huuropbrengst kan zijn.”