Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek tot tussentijdse beëindiging aangehouden om [appellant] in de gelegenheid te stellen te laten zien dat hij bereid is aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling te voldoen. Daarnaast moet hij de bewindvoerder van alle (financiële) informatie voorzien, die nodig is om vast te stellen wat het financieel nadeel is geweest van het vertrek naar Bonaire en de gevolgen voor de toekomstige maandelijkse afdrachtcapaciteit.
Aan deze beslissing heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat [appellant] :
- ondanks de hem gegeven waarschuwing opnieuw zijn baan heeft opgezegd en de keuze
heeft gemaakt terug te keren naar Nederland zonder de bewindvoerder vooraf hiervan op de
hoogte te brengen (schending informatieplicht);
- door zijn baan op te zeggen, zonder daarbij zicht hebben op een andere betaalde baan,
vanaf 23 januari 2023 geen salaris meer ontvangt, waardoor geen sprake meer is van een
mogelijke afdracht aan de boedel (benadeling van schuldeisers).
Voor [appellant] spreekt dat hij, hoewel zijn gezondheid nog te wensen overlaat, kort na zijn terugkomst in Nederland - per 1 april 2023 - erin is geslaagd een fulltime baan (4 dagen van 10 uur) als kok te vinden waarmee hij € 3.370,75 bruto (volgens [appellant] circa
€ 2.500 netto) per maand verdient. Ten opzichte van zijn vorige banen leidt dat tot een substantieel hogere spaarcapaciteit. Hoewel [appellant] nog maar kort werkzaam is in zijn huidige functie, laat zijn werkgever zich in de ter zitting overgelegde brief positief over hem uit. In de brief verklaart de werkgever dat hij “door de inzet van [appellant] heeft besloten dat het restaurant ook in de winter open zal blijven waarmee hij zijn eigen functie heeft verzekerd voor langere tijd.”.
Van belang is ook dat de bewindvoerder, hoewel zij haar twijfels houdt of [appellant] zich voortaan wel zal houden aan de regels van het wettelijk schuldsaneringstraject, niet onwelwillend staat tegenover een voortzetting van de regeling, mits deze met enige tijd wordt verlengd.
Verder zal [appellant] de door de bewindvoerder nog exact te berekenen boedelachterstand
- over de periode vanaf juni 2022 - tijdens de resterende (verlengde) looptijd moeten inlopen. In dat verband gaat het hof er vanuit dat [appellant] er veel aan gelegen zal zijn om zijn huidige werk te behouden.
3.9 Het hoger beroep slaagt. Het hof zal beslissen zoals hierna te melden.
4.De beslissing
24 april 2023 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.