ECLI:NL:GHARL:2023:3438

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
200.324.620
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en de gevolgen voor de schuldeisers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die eerder door de rechtbank Overijssel was uitgesproken. De appellant had zijn verplichtingen niet nagekomen door zonder toestemming van de rechter-commissaris naar Bonaire te verhuizen en zijn baan op te zeggen, wat leidde tot benadeling van zijn schuldeisers. De rechtbank had de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet, omdat de appellant niet had voldaan aan zijn informatieplicht en zijn schuldeisers had benadeeld.

In hoger beroep heeft de appellant verzocht om de schuldsaneringsregeling voort te zetten, desnoods met verlenging van de looptijd. Het hof heeft de argumenten van de appellant in overweging genomen, waaronder zijn excuses voor de gemaakte fouten en de medische omstandigheden die hebben bijgedragen aan zijn situatie. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant na zijn terugkeer in Nederland een nieuwe fulltime baan heeft gevonden en dat zijn werkgever positief over hem is.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de schuldsaneringsregeling van de appellant voort te zetten en de looptijd met vier maanden te verlengen, tot 13 april 2025. Het hof benadrukt dat de appellant deze kans moet aangrijpen om zijn verplichtingen na te komen en de boedelachterstand in te lopen. De beslissing van het hof is een laatste kans voor de appellant om zijn schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.324.620
(insolventienummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: C/08/21/199 R)
arrest van 24 april 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant, hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M.P. Smit.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank), van 13 december 2021 is, met opheffing van het op 4 juli 2018 uitgesproken faillissement, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] uitgesproken. Hierbij is [naam1] tot bewindvoerder benoemd.
1.2
Bij vonnis van de rechtbank van 14 maart 2023 is de schuldsaneringsregeling van [appellant] , op verzoek van de bewindvoerder, tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1
Bij ter griffie van het hof op 22 maart 2023 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 14 maart 2023. [appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en te bepalen dat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing blijft, desnoods met verlenging van de looptijd daarvan.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met één bijlage, de brief met bijlagen van 11 april 2023 van de bewindvoerder en de brief met bijlagen van 12 april 2023 van mr. Smit.
2.3
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2023. Hierbij is [appellant] , vergezeld van zijn partner, verschenen, bijgestaan door mr. Th. Geerdink, kantoorgenoot van mr. Smit. Ook de bewindvoerder is verschenen.
2.4
Ter zitting heeft mr. Geerdink een aanbevelingsbrief overgelegd van de huidige werkgever van [appellant] , een in [plaats1] gevestigde camping, van 13 april 2023.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
In het tussenvonnis van 10 oktober 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat [appellant] zijn verplichtingen niet is nagekomen omdat hij zonder toestemming van de rechter-commissaris is verhuisd naar Bonaire om daar fulltime te gaan werken als chef-kok in een beachresort, hij de bewindvoerder niet heeft geïnformeerd over de (daaraan voorafgaande) opzegging van zijn baan bij de schenkerij en hij ondanks verzoeken daartoe geen financiële gegevens aan de bewindvoerder heeft verstrekt. Daarnaast heeft [appellant] door de aanspraken op zijn salaris, vakantiedagen en overuren over de maand juli 2022 prijs te geven, zijn schuldeisers benadeeld.
De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek tot tussentijdse beëindiging aangehouden om [appellant] in de gelegenheid te stellen te laten zien dat hij bereid is aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling te voldoen. Daarnaast moet hij de bewindvoerder van alle (financiële) informatie voorzien, die nodig is om vast te stellen wat het financieel nadeel is geweest van het vertrek naar Bonaire en de gevolgen voor de toekomstige maandelijkse afdrachtcapaciteit.
3.2
Na het tussenvonnis heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht dat [appellant] zich weer niet aan zijn inlichtingenplicht heeft gehouden door buiten haar medeweten om zijn baan bij het beachresort per medio januari 2023 op te zeggen met de bedoeling daarna naar Nederland terug te keren. Van de opzegging werd de bewindvoerder pas op 23 januari 2023 via de email op de hoogte gesteld. De bewindvoerder heeft het financiële nadeel voor de boedel berekend op een bedrag van € 3.542,29.
3.3
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 lid 3, aanhef en onder c en e Fw.
Aan deze beslissing heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat [appellant] :
- ondanks de hem gegeven waarschuwing opnieuw zijn baan heeft opgezegd en de keuze
heeft gemaakt terug te keren naar Nederland zonder de bewindvoerder vooraf hiervan op de
hoogte te brengen (schending informatieplicht);
- door zijn baan op te zeggen, zonder daarbij zicht hebben op een andere betaalde baan,
vanaf 23 januari 2023 geen salaris meer ontvangt, waardoor geen sprake meer is van een
mogelijke afdracht aan de boedel (benadeling van schuldeisers).
3.4
Het hof is van oordeel dat [appellant] is tekortgeschoten in zijn verplichting om de bewindvoerder alle inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. [appellant] was met name door het tussenvonnis van 10 oktober 2022 een gewaarschuwd man. Desondanks heeft hij de bewindvoerder met de mededeling dat hij zijn baan bij het resort had opgezegd andermaal voor een voldongen feit geplaatst. Dat door de opgezegde baan de schuldeisers opnieuw zijn benadeeld, valt [appellant] ook aan te rekenen.
3.5
Hoewel het voorgaande aanleiding zou kunnen zijn de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds te beëindigen, gaat het hof dat gelet op het hierna volgende te ver.
3.6
[appellant] heeft ter zitting bij het hof overtuigend uitgelegd en toegelicht inzicht te hebben in de door hem gemaakte fouten en daarvan te willen leren. Voor de steken die hij tijdens zijn regeling heeft laten vallen, heeft hij ook zijn excuses aangeboden. Verder neemt het hof in aanmerking dat [appellant] over de per half januari 2023 opgezegde baan bij het resort de bewindvoerder, zij het te laat, wel kort daarna heeft ingelicht en dat voor deze opzegging de met medische stukken onderbouwde verzachtende omstandigheid geldt dat hij te kampen had met gezondheidsklachten. [appellant] had veel last van de warmte in de keuken van het resort en heeft zich vanwege bloedneuzen en een zeer hoge bloeddruk onder medische behandeling moeten laten stellen. Hij is in verband met de hoge bloeddruk ook beland bij de spoedeisende hulp.
Voor [appellant] spreekt dat hij, hoewel zijn gezondheid nog te wensen overlaat, kort na zijn terugkomst in Nederland - per 1 april 2023 - erin is geslaagd een fulltime baan (4 dagen van 10 uur) als kok te vinden waarmee hij € 3.370,75 bruto (volgens [appellant] circa
€ 2.500 netto) per maand verdient. Ten opzichte van zijn vorige banen leidt dat tot een substantieel hogere spaarcapaciteit. Hoewel [appellant] nog maar kort werkzaam is in zijn huidige functie, laat zijn werkgever zich in de ter zitting overgelegde brief positief over hem uit. In de brief verklaart de werkgever dat hij “door de inzet van [appellant] heeft besloten dat het restaurant ook in de winter open zal blijven waarmee hij zijn eigen functie heeft verzekerd voor langere tijd.”.
Van belang is ook dat de bewindvoerder, hoewel zij haar twijfels houdt of [appellant] zich voortaan wel zal houden aan de regels van het wettelijk schuldsaneringstraject, niet onwelwillend staat tegenover een voortzetting van de regeling, mits deze met enige tijd wordt verlengd.
3.7
Onder de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling met een verlenging recht doet aan zowel de belangen van [appellant] als die van zijn schuldeisers. Bij het bepalen van de verlengingstermijn maakt het hof onderscheid tussen de periode waarin [appellant] in strijd met de afdrachtplicht niet of niet voldoende aan de boedel heeft afgedragen en de periode waarin hij na de ontijdige opzegging van zijn arbeidsovereenkomsten in juni 2022 en januari 2023 geen inkomsten en dus geen spaarcapaciteit had waardoor zijn schuldeisers zijn benadeeld. Deze laatste periode ziet op in totaal vier maanden, bestaande uit juli 2022, een deel van augustus 2022 en een deel van januari 2023 en februari en maart 2023. Daarom zal het hof de looptijd van de regeling van [appellant] verlengen met vier maanden.
3.8
[appellant] moet zich realiseren dat hij met deze beslissing in beginsel een laatste kans krijgt om zijn regeling succesvol tot een einde te brengen. Van [appellant] wordt dan ook verwacht dat hij zich gedurende de resterende looptijd van zijn regeling stipt zal houden aan alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen. [appellant] zal de bewindvoerder tijdig, gevraagd en ongevraagd, moeten informeren en waar nodig in overleg moeten treden over alles wat voor zijn schuldsaneringsregeling van belang is of zou kunnen zijn.
Verder zal [appellant] de door de bewindvoerder nog exact te berekenen boedelachterstand
- over de periode vanaf juni 2022 - tijdens de resterende (verlengde) looptijd moeten inlopen. In dat verband gaat het hof er vanuit dat [appellant] er veel aan gelegen zal zijn om zijn huidige werk te behouden.
3.9 Het hoger beroep slaagt. Het hof zal beslissen zoals hierna te melden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 14 maart 2023 en, opnieuw recht doende:
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellant] wordt voortgezet en verlengt daartoe de looptijd met vier maanden, tot 13 april 2025.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.C. Frankena, B.J. Engberts en H.M.L. Dings, en is op
24 april 2023 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.