In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, hebben Hooghduin Beheer B.V., Hooghduin Invest B.V. en Zuyderduin Vastgoed B.V. (gezamenlijk aangeduid als Hooghduin c.s.) hoger beroep ingesteld tegen de Gemeente Soest en een individu, [geïntimeerde2]. De kern van het geschil betreft de vermeende onrechtmatige handelingen van de gemeente en [geïntimeerde2] die zouden hebben geleid tot het niet doorgaan van een woon-zorgcomplex op de percelen [adres] 4 en 6 in [plaats1]. Hooghduin c.s. vorderden schadevergoeding en een verklaring voor recht dat de handelingen onrechtmatig waren. De rechtbank had eerder de vorderingen van Hooghduin c.s. afgewezen, wat hen ertoe bracht in hoger beroep te gaan.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij het de grieven van Hooghduin c.s. afzonderlijk heeft besproken. Het hof concludeert dat de handhaving door de gemeente rechtmatig was en dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor de stelling dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat de formele rechtskracht van de handhavingsbesluiten niet ter discussie kan worden gesteld. Hooghduin c.s. hebben niet aangetoond dat zij als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, waardoor de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen.
De grieven van Hooghduin c.s. worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Hooghduin c.s. worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gemeente en [geïntimeerde2]. De uitspraak is gedaan op 17 januari 2023.