ECLI:NL:GHARL:2023:3184

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.318.904
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake kinderalimentatie en bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2023 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft een bewind ingesteld gekregen, waardoor zijn bewindvoerder de formele procespartij is geworden. De man had eerder verzocht om de kinderalimentatie te verlagen, maar de rechtbank Overijssel heeft dit verzoek afgewezen. De man is met vier grieven in hoger beroep gekomen en verzoekt het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en zijn verzoek toe te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder, [naam1], h.o.d.n. [naam2], de procedure moet overnemen. Het hof heeft de bewindvoerder de gelegenheid gegeven om te bevestigen of hij de procedure wil voortzetten. Indien de bewindvoerder niet bereid is om dit te doen, zal het hof de man niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek in hoger beroep. De beslissing van het hof is genomen in het openbaar en is op 13 april 2023 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.318.904
(zaaknummer rechtbank Overijssel 278121)
beschikking van 13 april 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. I. Koster te Enschede,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.C. Schurink te Winterswijk.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 23 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met productie, ingekomen op 18 november 2022;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van mr. Schurink van 17 maart 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Koster van 24 maart 2023 met producties.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2010. [de minderjarige] woont bij de vrouw.
3.2
Bij beschikking van 26 oktober 2020 heeft de rechtbank de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna ook: kinderalimentatie) bepaald op € 242,- per maand met ingang van 30 december 2019 en op
€ 247,- per maand met ingang van 1 juli 2020.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 2 maart 2022, heeft de man de rechtbank verzocht de kinderalimentatie vanaf 7 februari 2022 op nihil dan wel op € 25,- per maand vast te stellen. De vrouw voert verweer.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen.
4.2
De man is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De man verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en alsnog het verzoek dat hij heeft gedaan bij de rechtbank toe te wijzen.
4.3
De vrouw voert ook in hoger beroep verweer.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof is gebleken dat de kantonrechter bij beschikking van 5 juli 2022 een bewind heeft ingesteld over de (toekomstige) goederen van de man wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De kantonrechter heeft in deze beschikking [naam1] , handelend onder de naam [naam2] , te [woonplaats1] tot bewindvoerder benoemd.
5.2
Ingevolge de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014 [1] neemt, in het geval dat een bewind is ingesteld, de bewindvoerder exclusief de positie van formele procespartij over van de persoon ten behoeve van wie het bewind is ingesteld. Dat betekent dat in dit verzoek in hoger beroep niet de man de formele procespartij is, maar de bewindvoerder. Dat leidt weer tot de conclusie dat niet de man, maar de bewindvoerder het onderhavige verzoek in hoger beroep had moeten indienen.
5.3
Onder deze omstandigheden zou het hof de man niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn verzoek in hoger beroep. Het hof stelt niettemin de bewindvoerder in de gelegenheid de procedure van de man over te nemen. Indien de bewindvoerder daartoe niet bereid blijkt te zijn, zal het hof de man alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
stelt de bewindvoerder van de man, [naam1] , h.o.d.n. [naam2] , in de gelegenheid om uiterlijk
9 mei 2023aan het hof en aan mr. Schurink te berichten of hij de procedure in hoger beroep van de man wenst over te nemen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal verzenden naar de bewindvoerder ( [adres] , [woonplaats1] );
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, K.A.M. van Os-ten Have en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 13 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.