ECLI:NL:GHARL:2023:3116

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
200.311.689/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgangsrecht aan de vader vanwege agressieproblematiek en gebrek aan samenwerking met hulpverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op omgang van de vader met zijn kinderen. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, heeft verzocht om een omgangsregeling met zijn kinderen. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft verweer gevoerd en verzocht om de eerdere beschikking te bekrachtigen. De vader heeft in het verleden geen contact gehad met de kinderen en heeft niet of onvoldoende gewerkt aan zijn problemen, waaronder agressie en het niet meewerken met hulpverlening. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de belangen van de kinderen voorop te stellen en dat omgang op dit moment ernstige nadelen voor de ontwikkeling van de kinderen met zich meebrengt. Het hof heeft daarom besloten om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen en de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Het hof heeft ook geoordeeld dat het belang van de kinderen zich verzet tegen een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming naar de mogelijkheden van een omgangsregeling, omdat de huidige rust in het leven van de moeder en de kinderen behouden moet blijven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.311.689/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 180264)
beschikking van 4 april 2023
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden,
en
[verweerster](de moeder),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 11 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 11 mei 2022;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht namens de vader van 30 januari 2023 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 februari 2023 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011; en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De relatie tussen de ouders is in 2014 beëindigd. De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 19 december 2014 heeft de rechtbank de vader het recht op omgang met de kinderen ontzegd.
3.3
De kinderen hebben van 17 oktober 2014 tot 17 oktober 2019 onder toezicht gestaan
.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het recht op omgang van de vader met de kinderen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader om een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen, dan wel een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming te gelasten naar de vraag of een omgangsregeling in het belang van de kinderen is, afgewezen.
4.2
De vader is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw beslissende alsnog een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen, in die zin dat de kinderen op termijn tenminste eenmaal per week enige uren contact met hem hebben c.q. bij hem kunnen zijn, althans een zodanige regeling vast te stellen als het hof in het belang van de kinderen mocht achten, dan wel, voordat het hof een beslissing neemt over de omgangsregeling, de raad voor de kinderbescherming te gelasten een onderzoek te doen naar de mogelijkheden hiervan.
4.3
De moeder heeft verweer gevoerd en zij verzoekt het hof de grieven van de vader tegen de bestreden beschikking te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 1:377a lid 1 BW en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en artikel 24 lid 3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechter kan de niet met het gezag belaste ouder het recht op omgang met het kind uitsluitend ontzeggen op de in artikel 1:377a lid 3 BW limitatief opgesomde gronden.
5.3
Uit het dossier blijkt dat er in het verleden tussen de ouders ernstige relationele problematiek was, gepaard gaande met huiselijk geweld, waar de kinderen getuige van zijn geweest. In het kader van de ondertoezichtstelling van de kinderen is geprobeerd om de omgang tussen de vader en de kinderen weer op gang te brengen, maar dit is niet gelukt. De vader heeft, zoals hij op de zitting bij het hof heeft verklaard, inmiddels al negen jaar geen contact met de kinderen gehad. De moeder heeft op de zitting bij het hof verklaard dat het goed gaat met de kinderen en dat zowel zijzelf als de kinderen op dit moment rust ervaren.
5.4
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting ziet het hof aanleiding om de vader de omgang met de kinderen te ontzeggen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
5.5
Het hof constateert dat de hulpverlening die is ingezet om (onder meer) de situatie tussen de vader en de kinderen te veranderen niet heeft geleid tot contactherstel tussen de vader en de kinderen. De gedragingen van de vader (waaronder voortdurend agressief gedrag richting de hulpverlening, niet meewerken aan de door de hulpverlening gestelde voorwaarden, weigeren om in gesprek te gaan met de hulpverlening en geen rekening houden met het tempo van de kinderen) hebben ertoe geleid dat het niet is gelukt om contactherstel tussen de vader en de kinderen te realiseren.
5.6
Naar het oordeel van het hof heeft de vader niet aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden zijn die maken dat contactherstel tussen de vader en de kinderen op dit moment wel mogelijk is. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de vader de zorgen over zijn gedrag (uit het verleden) niet herkent en dat hij dit bagatelliseert. De vader is weliswaar in behandeling (geweest) bij een psychologenpraktijk, maar niet is gebleken dat zijn gedragsproblemen zijn verholpen. Mede naar aanleiding van de vrij recente gedragingen van de vader, zoals de intimiderende e-mails en telefoontjes naar het advocatenkantoor van de moeder, en hetgeen de vader en de moeder (hierover) op de zitting bij het hof hebben verklaard, is voor het hof duidelijk dat de vader zijn emoties en gedrag niet voldoende onder controle heeft, dat het hem aan inzicht ontbreekt wat de gevolgen hiervan zijn en dat hij het belang van de kinderen niet voorop kan stellen. De houding en het gedrag van de vader maken dat er nog steeds geen enkele basis is om een aanvang te maken met contactherstel tussen hem en de kinderen.
Hoewel contact tussen een kind en zijn ouders in beginsel in het belang van een kind is, is het hof in dit geval van oordeel dat omgang tussen de vader en de kinderen op dit moment ernstig nadeel oplevert voor de ontwikkeling van de kinderen of anderszins in strijd is met hun zwaarwegende belangen.
5.7
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof voorts van oordeel dat het belang van de kinderen zich ertegen verzet dat de raad voor de kinderbescherming onderzoek doet naar de vraag of een omgangsregeling in het belang van de kinderen is. Daar komt bij dat het hof het van groot belang voor de kinderen acht dat de rust die de moeder en de kinderen nu ervaren in hun leven, behouden blijft. Het hof acht het in strijd met de belangen van de kinderen om die rust te verstoren.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 11 februari 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, J.G. Idsardi en L. van Dijk, bijgestaan door mr. T. van der Veen-Hamstra als griffier, en is op 4 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.