ECLI:NL:GHARL:2023:2954

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
200.309.717/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van de bestuurder van een Vereniging van Eigenaars en de vereisten voor agendering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van verzoekster tegen de beslissing van de kantonrechter. Verzoekster, een eigenaar binnen de Vereniging van Eigenaars (VvE) Woongebouw de Oude Haven, heeft de bestuurder van de VvE, [de bestuurder], beschuldigd van wanbeleid en verzoekt om zijn ontslag. De procedure begint met een verzoek van verzoekster om een extern bestuurder te benoemen en om [de bestuurder] voor vijf jaar te verbieden een bestuursfunctie binnen de VvE te bekleden. De kantonrechter heeft deze verzoeken afgewezen, wat verzoekster in hoger beroep aanvecht.

Het hof stelt vast dat het ontslag van de bestuurder voorbehouden is aan de vergadering van eigenaars, zoals vastgelegd in de wet en het splitsingsreglement. Verzoekster heeft eerder geprobeerd het ontslag van [de bestuurder] op de agenda te krijgen, maar de vergadering van 17 december 2019 heeft het voorstel verworpen. In de vergadering van 15 juni 2021 is het ontslag van [de bestuurder] niet geagendeerd, wat verzoekster ten onrechte aanvoert. Het hof concludeert dat verzoekster niet de juiste procedure heeft gevolgd om het ontslag van de bestuurder te verzoeken en bevestigt de beslissing van de kantonrechter.

De uitspraak van het hof houdt in dat verzoekster als in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze ook geldt als verzoekster de zaak aan de Hoge Raad voorlegt. Het hof bevestigt de afwijzing van de verzoeken van verzoekster en legt de kosten vast op nihil voor de niet verschenen VvE.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.309.717/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9340906)
beschikking van 5 april 2023
in de zaak van
[verzoekster]
die woont in [woonplaats1]
en verzoekster is in hoger beroep
bij de kantonrechter: verzoekster
hierna:
[verzoekster]
advocaat: mr. H.T.L. Janssen
tegen
Vereniging van Eigenaars Woongebouw de Oude Haven
(Havenstraat Hoek Koningsstraat te Hilversum)
die gevestigd is in Hilversum
en verweerster is in hoger beroep
hierna:
de VvE
niet verschenen.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de tussenbeschikking van 12 januari 2022 en de (deel)beschikking van 18 maart 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift ingekomen op 19 april 2022
- de producties 10 tot en met 30 van de zijde van [verzoekster] ingekomen op 20 februari 2023
- de mondelinge behandeling van 2 maart 2023, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2.2
Vervolgens heeft het hof een datum voor beschikking vastgesteld.
2.3
Op de mondelinge behandeling van 2 maart 2023 is [verzoekster] verschenen en [de bestuurder] (verder: [de bestuurder] ). [de bestuurder] is bestuurder van de VvE, maar hij is in deze procedure uitsluitend verschenen in de hoedanigheid van een van de eigenaren van een appartementsrecht in het Woongebouw de Oude Haven. Hij is in die hoedanigheid gehoord als belanghebbende.

3.Waarover gaat deze procedure?

3.1
[verzoekster] stelt dat [de bestuurder] zich als bestuurder van de VvE schuldig heeft gemaakt aan wanbeleid en zij wil dat [de bestuurder] wordt ontslagen. [verzoekster] wil ook gemachtigd worden een nieuw bestuur te vormen en dat het [de bestuurder] verboden wordt de komende vijf jaren opnieuw een bestuursfunctie binnen de VvE te bekleden.
3.2
[verzoekster] heeft voor zover in hoger beroep van belang bij de kantonrechter verzocht:
III. [verzoekster] vervangend te machtigen om een externe bestuurder te benoemen,
IV. het de VvE de komende 5 jaar te verbieden [de bestuurder] een bestuurs- of beheersfunctie binnen de VvE te laten bekleden.
3.3
De kantonrechter heeft die verzoeken in de deelbeschikking afgewezen. Het hof zal die uitspraak bevestigen en hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel komt na eerst de feiten te hebben vermeld.

4.De vaststaande feiten

4.1
Het Woongebouw de Oude Haven te Hilversum is een appartementencomplex dat is verdeeld in 32 appartementsrechten. [verzoekster] en [de bestuurder] zijn elk rechthebbende op één van de appartementsrechten.
4.2
In artikel 40 van de splitsingsakte waarbij de VvE in het leven is geroepen, staat dat het bestuur van de vereniging berust bij de ‘administrateur’, dat deze benoemd wordt door de vergadering en ‘te allen tijde’ door de vergadering kan worden ontslagen. Het woord ‘administrateur’ is in de praktijk vervangen door het woord ‘bestuurder’. Met ‘vergadering’ is bedoeld de vergadering van eigenaars, zoals omschreven in voorheen artikel 876b BW maar nu in artikel 5:125 lid 1 BW. De (rechts)persoon die, onder verantwoordelijkheid van de bestuurder, wordt ingeschakeld voor administratieve en financiële dienstverlening noemen partijen ‘beheerder’.
4.3
[de bestuurder] is op 27 maart 2018 door de vergadering benoemd tot bestuurder en beheerder.
4.4
Op 17 december 2019 vond een vergadering van eigenaars plaats. Op verzoek van [verzoekster] waren daarop geagendeerd:
- als agendapunt 19.15: het ontslag van de bestuurder,
4.5
In de notulen van de vergadering van 17 december 2019 staat onder punt 19 vermeld:
“15. Ontslag bestuurder
Uitslag stemming: 1 voor, 19 tegen (…): het voorstel is verworpen”
4.6
Op 15 juni 2021 vond een vergadering van eigenaars plaats op basis van de agenda voor 25 mei 2021. Als laatste agendapunt (29) was geagendeerd: agendapunten voorgesteld door [verzoekster] , [nummer1] .
De 19 agendapunten van [verzoekster] zijn bijgevoegd. Voor deze procedure zijn de volgende punten van belang:
29-13 Benoeming nieuwe vertegenwoordig VvE Woongebouw De Oude Haven (ipv dhr. [de bestuurder] ) voor VvE Complex De Oude Haven
29-14. Benoeming plaatsvervangend bestuurder
4.7
In het verslag van de vergadering van 15 juni 2021, opgesteld door [de bestuurder] en aan de eigenaren toegezonden op 4 juli 2021, staat het volgende vermeld:
29-21 omdat de zaal verlaten moet worden is dit agendapunt [hof: agendapunt 29] beperkt tot het bij 133 geplaatste hek. Het wordt besproken.
Er is geen tijd over om de overige agendapunten te behandelen.

5.De beoordeling van de verzoeken in hoger beroep

Inleiding
5.1
[verzoekster] verzoekt (i) vernietiging van de deelbeschikking van de kantonrechter van 18 maart 2022 voor zover het betreft het afwijzen van haar verzoeken tot vernietiging van het in de vergadering van 15 juni 2020 genomen besluit om de bestuurder niet te ontslaan vanwege wanbeheer. Tevens verzoekt [verzoekster] (ii) vernietiging van de beschikking voor zover de verzochte vervangende machtiging om een extern bestuurder en beheerder te benoemen en het verzochte verbod jegens de VvE om bestuurder [de bestuurder] in de komende vijf jaar een bestuurs- of beheersfunctie binnen de VvE te laten bekleden is afgewezen.
5.2
Het ontslag van de bestuurder is voorbehouden aan de vergadering van eigenaars (artikel 5:131 lid 2 BW en artikel 40 lid 1en 2 van het splitsingsreglement). [verzoekster] dient zelf te zorgen dat de onderwerpen waarover zij een besluit van de vergadering wenst op de agenda komen. Op de te houden vergadering moet daarover vervolgens worden gestemd en een besluit worden genomen. Als dat besluit niet is wat [verzoekster] juist vindt, kan zij proberen dat besluit aan te tasten door de nietigheid of vernietigbaarheid daarvan in te roepen, zoals dat is geregeld in artikel 2:14 BW in samenhang met artikel 5:129 BW en artikel 2:15 BW in samenhang met artikel 5:130 BW dan wel op basis van misbruik van recht.
5.3
[verzoekster] kent die weg. Op een eerdere vergadering van de VvE van 17 december 2019 is op haar verzoek het ontslag van de bestuurder als agendapunt 19.15 geagendeerd [1] .
Uit het verslag van die vergadering blijkt dat is gestemd over het voorstel tot ontslag van [de bestuurder] als bestuurder. De vergadering heeft het voorstel tot ontslag van de bestuurder destijds verworpen.
Verzoek tot ontslag niet geagendeerd
5.4
[verzoekster] stelt, en daarop baseert zij haar vorderingen bij de kantonrechter en het hof, dat het verzoek tot ontslag van [de bestuurder] op de vergadering van 15 juni 2021 stond geagendeerd en dat de vergadering geweigerd heeft hierop te beslissen. Dit mist echter feitelijke grondslag. Anders dan bij de vergadering van 19 december 2019 waarin als agendapunt het ontslag van [de bestuurder] als bestuurder is opgenomen is dat niet het geval in de agenda van 15 juni 2021, waarin (slechts) is opgenomen:
benoeming nieuwe vertegenwoordiger VvE Woongebouw De Oude Haven (ipv dhr. [de bestuurder] ) voor VvE Complex De Oude Haven. 29-14. Benoeming plaatsvervangend bestuurder.
De bewuste agendapunten spreken niet over ontslag van de bestuurder van de VvE Woongebouw de Oude Haven. De verwijzing naar VvE Complex De Oude Haven, de andere VvE waarin ook parkeerruimten zijn ondergebracht, maakt het geheel niet duidelijker.
5.5
[verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aangevoerd dat het ontslag op de vergadering is behandeld en het agendapunt ook zo is begrepen. Enige onderbouwing is daarvoor niet gegeven. Uit het verslag van de vergadering kan dit niet volgen. Daarin wordt niet van een stemming over ontslag gesproken,. Maar bovendien geldt dat de agenda leidend is. Op basis van de agendapunten wordt beraadslaagd en gestemd. De agendapunten waarop deze procedure ziet zijn bovendien geformuleerd door [verzoekster] zelf en de agendapunten zijn ongewijzigd vastgesteld. Ook daarin kan geen aanleiding worden gevonden om de bestuurder te verwijten dat het ontslag niet is geagendeerd of de vergadering te verwijten dat zij geweigerd hebben om een beslissing te nemen over het ontslag van de bestuurder.
5.6
Dit alles leidt tot de vaststelling dat op 15 juni 2020 niet aan de vergadering is verzocht [de bestuurder] als bestuurder te ontslaan en dat de vergadering niet heeft geweigerd hierop een besluit te nemen, dan wel het ontslag heeft geweigerd. Zoals hiervoor is toegelicht wordt, zoals volgt uit wet en splitsingsreglement, de bestuurder benoemd en ontslagen door de vergadering. Voordat het hof toekomt aan de vraag of het besluit tot het weigeren van ontslag onredelijk is en om een vervangende machtiging af te geven aan [verzoekster] om een bestuurder te mogen benoemen, zal [verzoekster] eerst (gemotiveerd) aan de vergadering moeten verzoeken [de bestuurder] te ontslaan. Bij weigering om daarover een besluit te nemen of bij een afwijzende beslissing kan [verzoekster] zich tot de rechter wenden. De afwijzing van het verzoek door de kantonrechter op die onderdelen, die na 19 december 2019 “niet recent nogmaals in stemming (waren) gebracht”, was nu dus terecht. Het hof zal die beslissing bevestigen.
De slotsom
5.7
Het hoger beroep wordt daarom verworpen en de (deel) beschikking, voor zover daartegen hoger beroep is ingesteld, bevestigd. [verzoekster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten van de niet verschenen VvE worden vastgesteld op nihil.
5.8
Op basis van artikel 289 Rv heeft de rechter de bevoegdheid in hoger beroep een proceskostenveroordeling uit te spreken. Dat kan dus ook geschieden ten gunste van een belanghebbende, die immers door de wet als partij wordt aangemerkt in het hoger beroep. Ook ten opzichte van [de bestuurder] , in diens hoedanigheid van belanghebbende, heeft [verzoekster] te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en is er dus aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De vraag is hoe die berekend moet worden. In zaken van verplichte procesvertegenwoordiging, zoals deze, pleegt een proceskostenveroordeling, met overeenkomstige toepassing van het in dagvaardingszaken geldende artikel 238 Rv, te geschieden op basis van uitsluitend het salaris en de verschotten van de advocaat van de wederpartij. De kosten van de partij zelf (reis- en verletkosten) plegen dus niet te worden vergoed. Er is geen bijzondere reden nu anders te beslissen. Dat geen kosten van rechtsbijstand gemaakt zijn die voor vergoeding in aanmerking komen, maakt niet dat de kosten van de partij zelf vergoed worden. Het verzoek van [de bestuurder] (in zijn hoedanigheid van belanghebbende) om vergoeding van zijn reis- en verletkosten wordt daarom afgewezen.
5.9
De beslissingen in deze uitspraak moeten ook worden nagekomen als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de (deel) beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de VvE en stelt deze vast op nihil;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Tubben, M.E.L. Fikkers en C.W. Inden en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.