ECLI:NL:GHARL:2023:2953

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
21-001287-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor lokaalvredebreuk met geldboete en overwegingen omtrent vrijheid van meningsuiting

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1948, was op 16 februari 2020 aanwezig op een militaire beurs in [pleegplaats] en werd door de beveiliger verzocht het besloten lokaal te verlaten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,- voor lokaalvredebreuk, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan een deel voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte wederrechtelijk in het besloten lokaal verbleef, ondanks meerdere vorderingen om te vertrekken. De verdediging voerde aan dat de vrijheid van meningsuiting in het geding was, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van schending van artikel 10 EVRM, omdat de verdachte niet aanwezig was om zijn mening te uiten. Het hof legde een geldboete op van € 400,- subsidiair 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de schending van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001287-20
Uitspraak d.d.: 6 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 10 maart 2020 met parketnummer 16-041455-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 februari 2021 en 23 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Kiela, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2020 te [pleegplaats] in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, een beursgebouw en/of [beursgebouw] (gevestigd aan de [adres 2] ) bij [beursgebouw] en/of een militaire beurs, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Het gegeven dat er een kaartje moet worden gekocht, geeft aan dat het geen openbare gelegenheid is. Een beroep op artikel 10 EVRM is niet absoluut en heeft ook beperkingen. Verdachte wordt meermalen gevorderd om het besloten lokaal te verlaten en daar voldoet hij niet aan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - kort en zakelijk weergegeven - vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. De vrijheid van meningsuiting is in het geding. Verdachte was in het bezit van een kaartje om het lokaal te betreden en de beurs te bezoeken. Hij was gerechtigd daar aanwezig te zijn. Vervolgens wordt verdachte door een anoniem persoon gevorderd om weg te gaan, terwijl er geen aanleiding bestond om hem weg te sturen. Wanneer iemand wordt gevorderd om weg te gaan, moet daarbij ook een reden worden aangegeven. Ook is onduidelijk gebleven of de poster met de huisregels er bij binnenkomst wel hing.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt als volgt.
Op 16 februari 2020 heeft beveiliger [aangever] aangifte gedaan. Hij verklaart dat hij als beveiliger aan het werk was bij [beursgebouw] in [pleegplaats] op de militaire beurs. Een aantal dagen ervoor werd hij gebeld door [directeur beursgebouw] , de directeur van [beursgebouw] . De directeur heeft toen aangegeven dat er ophef was met betrekking tot de beurs: een man mocht het [beursgebouw] niet betreden omdat hij de beurs een Nazi-bijeenkomst vond en voor elkaar wilde krijgen dat de beurs verboden zou worden. Voor de dienst op 16 februari 2020 werd er door de organisatie een foto getoond van deze man en daarbij werd verteld dat hij dhr. [verdachte] heette. Wederom werd verteld dat deze man de beurs niet mocht betreden. Op 16 februari 2020 kwam een man binnenlopen en kocht een kaartje. [aangever] kreeg van de hoofdorganisatie te horen “dat is hem”. [aangever] heeft de man naar zijn identiteitsbewijs gevraagd. De man toonde niet zijn legitimatie en deelde mee dat hij een kaartje had gekocht om naar binnen te gaan. [aangever] herkende de man als zijnde dhr. [verdachte] en deelde hem meermalen mee dat hij niet verder mocht lopen en vroeg hem meermalen de beurs te verlaten en toen de man dat niet wilde vorderde hij hem meermalen om de beurs te verlaten. Dhr. [verdachte] gaf hier geen gehoor aan.
Verbalisant [verbalisant] heeft geverbaliseerd dat zij de organisator heeft gevraagd naar de huisregels van de beurs en hoe die regels kenbaar zijn gemaakt aan de bezoekers. Er werd meegedeeld dat er een poster hing bij de ingang van de beurs, zodat bezoekers de regels konden lezen voor de binnenkomst. Van de betreffende poster is een foto gemaakt.
Op de poster stond, blijkens de zich in het dossier bevindende afbeelding daarvan, onder andere duidelijk leesbaar:
- De organisatie behoudt zich het recht om bezoekers zonder opgaaf van redenen te
weigeren, bijv. wanneer de organisatie vermoedt dat de betreffende persoon de orde
kan verstoren, of andere intenties heeft dan waarvoor de beurs bedoeld is;
Bij de organisator was bekend dat dhr. [verdachte] de orde wilde verstoren en daarom niet welkom was op de beurs.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij een kaartje had gekocht om de beurs te betreden, maar dat hij door een persoon werd gevorderd om het terrein te verlaten. Verdachte heeft aangegeven dat hij daar niet aan voldeed, omdat hij niet wist of deze persoon daartoe gerechtigd was en hij ook niet te horen had gekregen wat de reden was van de vordering. Tevens heeft verdachte uitdrukkelijk verklaard dat hij de beurs niet bezocht om zijn mening te uiten of te demonstreren, maar om te observeren.
Conclusie
Op grond van voorafgaande stelt het hof vast dat verdachte namens de rechthebbende door beveiliger [aangever] meermalen is verzocht om de beurs te verlaten en niet heeft voldaan aan deze vorderingen. Gelet op die vaststelling heeft verdachte, vanaf het moment dat aan hem is medegedeeld dat hij niet (langer) welkom was, wederrechtelijk op de beurs vertoefd. Door zich vervolgens niet te verwijderen heeft hij zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk. Dat verdachte op grond van een civielrechtelijke overeenkomst (het kopen van het kaartje) op de beurs verbleef doet daaraan niet af (vgl. ECLI:NL:HR:2019:1547). En nu verdachte niet op de beurs aanwezig was om zijn mening te uiten of te demonsteren, is van enige schending van het in artikel 10 EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting geen sprake. Daarbij komt dat er een poster met huisregels bij de deur heeft gehangen, zodat het zichtbaar was voor bezoekers om kennis daarvan te nemen. Het hof heeft geen reden om aan te nemen dat de betreffende poster er niet heeft gehangen. Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks16 februari 2020 te [pleegplaats] in
de woning,het besloten lokaal
en/of het erf, een beursgebouw
en/of [beursgebouw](gevestigd aan de [adres 2] ) bij [beursgebouw] en
/ofeen militaire beurs, althans bij een ander
of anderendan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
wederrechtelijk in het besloten lokaal vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 400,- subsidiair 8 dagen hechtenis, waarvan € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft bepleit om bij een bewezenverklaring een rechterlijk pardon uit te spreken, dan wel een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft bij zijn straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 16 februari 2020 schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk. Door in het betreffende pand wederrechtelijk te vertoeven en, ondanks meerdere vorderingen daartoe van de rechthebbende het pand niet te verlaten, heeft verdachte overlast veroorzaakt.
Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van verdachte in ogenschouw genomen, zoals deze ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht. Kort gezegd volgt hieruit onder meer dat verdachte een actief antifascist is en leeft van een AOW-uitkering.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 23 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Verder is het hof van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is geschonden. Het hof zal de schending van de redelijke termijn verdisconteren in de hierna op te leggen straf.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van € 400,- subsidiair 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. S. Bek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Sulak, griffier,
en op 6 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S. Bek is buiten staat om het arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 april 2023.
Tegenwoordig:
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. E.C.A.M. Langenhorst, advocaat-generaal,
mr. R.W.P. Soons, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.