Uitspraak
1.[appellante] ,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling na aanbrengen die op 31 maart 2022 is gehouden
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
.Dat partijen zouden hebben afgesproken dat [geïntimeerde] in één schuur een nieuwe vloer zou leggen en dat [appellanten] de vloer van de andere schuur zelf moesten betalen, heeft [geïntimeerde] betwist en volgt nergens uit. Het hof gaat aan die stelling van [appellanten] dan ook voorbij. Uiteindelijk heeft [appellanten] zelf voor de aanleg van de vloer door een derde zorggedragen. [appellanten] stellen dat zij daarvoor
€ 4.674,79 hebben betaald. In hoger beroep voeren zij als (enige) grondslag voor hun vordering aan dat [geïntimeerde] ten koste van [appellanten] ongerechtvaardigd is verrijkt in de zin van artikel 6:212 BW. [appellanten] heeft deze grondslag onvoldoende onderbouwd. De verarming van [appellanten] berust op een rechtshandeling, namelijk de gemaakte afspraak dat [appellanten] de kosten van de vloer zelf zou dragen, zodat van ongerechtvaardigde verrijking geen sprake kan zijn. Bovendien hebben [appellanten] de verrijking van [geïntimeerde] onvoldoende onderbouwd. Zij hebben niet toegelicht welk voordeel [geïntimeerde] heeft verkregen doordat [appellanten] een vloer in de schuur hebben laten storten. De gevorderde vergoeding voor de gemaakte kosten voor de vloer is daarom niet toewijsbaar.
Bij deze de verklaring.”) gevolgd door een getypte, ongetekende opdrachtbevestiging. Deze ongetekende verklaring achteraf geeft onvoldoende onderbouwing van de geleden schade. [geïntimeerde] heeft bovendien nog als verweer verwezen naar de omstandigheid dat het gehuurde een achteruitgang heeft waardoor [appellant] de woning kon verlaten en naar een whatsapp bericht van [appellante] van die dag om 12.57 uur, waarin [appellante] zegt dat [appellant] op dat moment niet thuis was. Dat [appellant] er desondanks toch was en niet van het terrein kon is verder niet onderbouwd. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat [appellanten] hun schade onvoldoende hebben onderbouwd, waarop de vordering afstuit.