In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante], die van 22 september 2016 tot en met 21 augustus 2018 in dienst was bij [geïntimeerde] als individueel begeleider. Er is een geschil ontstaan over de verschuldigdheid van loon, reiskostenvergoeding en pensioenpremies. De kantonrechter heeft de meeste loonvorderingen van [appellante] afgewezen, maar heeft wel een bedrag van € 20,- netto toegewezen wegens een verschil in uitbetaling. [appellante] heeft hoger beroep ingesteld om de afwijzing van haar vorderingen aan te vechten en om een aantal vorderingen te wijzigen en te verhogen. [geïntimeerde] heeft ook hoger beroep ingesteld om de toewijzing van de pensioenpremies aan te vechten.
Het hof heeft de procedure voortgezet op basis van schriftelijke stukken, omdat een mondelinge behandeling niet kon plaatsvinden. Het hof heeft geoordeeld dat de loonvorderingen van [appellante] niet voor toewijzing in aanmerking komen, met uitzondering van het eerder toegewezen bedrag van € 20,-. Het hof heeft de vorderingen van [geïntimeerde] om de pensioenpremies niet af te dragen, gegrond verklaard. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter in grote lijnen bekrachtigd, maar enkele onderdelen vernietigd. Uiteindelijk is [appellante] veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag aan [geïntimeerde] en is zij ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten in beide instanties.