ECLI:NL:GHARL:2023:2849

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
21-001462-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor medeplichtigheid aan diefstal met geweld in de nachtrust

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1963, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor diefstal met geweld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte heeft samen met medeverdachten een woning in [pleegplaats] binnengevallen, waarbij het slachtoffer ernstig is mishandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als chauffeur fungeerde en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft voor de diefstal. De verdachte werd vrijgesproken van de geweldscomponent, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had op het geweld. De straf is vastgesteld op elf maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, die is vastgesteld op € 5.112,50, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001462-21
Uitspraak d.d.: 4 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 maart 2021 met parketnummer 18-171976-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van de verdachte ter zake van het geen hem primair is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal algehele hoofdelijke toewijzing gevorderd tot een bedrag van € 5.112,50, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M. Landsman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland, locatie [pleegplaats] heeft bij vonnis van 17 maart 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van hetgeen hem primair is tenlastegelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de rechtbank de vordering integraal hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 5.112,50, bestaande uit € 1.612,50 materiële en € 3.500,- immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet-betaling 60 dagen gijzeling, en de verdachte veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing, kwalificatie en strafoplegging komt en doet daarom opnieuw recht.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg, d.d. 17 februari 2021- tenlastegelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [pleegplaats] , omstreeks 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straat] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
- op de slaapkamer van die [benadeelde] en/of elders in de woning, die [benadeelde] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [benadeelde] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of het strottenhoofd van die [benadeelde] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [benadeelde] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas;
of
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [pleegplaats] , omstreeks 23.30 uur-04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aldaar aan de [straat] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] door
- in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
- op de slaapkamer van die [benadeelde] en/of elders in de woning, die [benadeelde] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [benadeelde] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of het strottenhoofd van die [benadeelde] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [benadeelde] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
subsidiair
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging althans alleen, in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [pleegplaats] , omstreeks het tijdvak 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straat] , een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ,
- in voormelde woning via een bovenlicht heeft/hebben ingebroken en/of de voordeur heeft/hebben opengebroken en/of
- op de slaapkamer van die [benadeelde] en/of elders in de woning, die [benadeelde] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of die [benadeelde] (met kracht) bij haar rechterarm beet heeft/hebben gepakt en/of een kussen, althans een voorwerp, (met kracht) op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] heeft/ hebben uitgeoefend en/of zulks terwijl die [benadeelde] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [pleegplaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de hierboven genoemde personen in een auto naar de woning te brengen en/of (een van) de hierboven genoemde personen van tape te voorzien en/of nabij die woning op de uitkijk te staan teneinde te kunnen waarschuwen bij onraad en/of in de auto te wachten en/of de hierboven genoemde personen weer op te pikken en/of uit de woning weggenomen goederen aan te pakken en/of te vervoeren en/of in de auto te zetten, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft;
of
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging althans alleen, in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [pleegplaats] , omstreeks het tijdvak 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straat] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , door
- in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
- op de slaapkamer van die [benadeelde] en/of elders in de woning, die [benadeelde] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met (gebalde) vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [benadeelde] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [benadeelde] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [pleegplaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de hierboven genoemde personen in een auto naar de woning te brengen en/of (een van) de hierboven genoemde personen van tape te voorzien en/of nabij die woning op de uitkijk te staan teneinde te kunnen waarschuwen bij onraad en/of in de auto te wachten en/of de hierboven genoemde personen weer op te pikken en/of uit de woning weggenomen goederen aan te pakken en/of te vervoeren en/of in de auto te zetten, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde diefstal met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning door twee of meer verenigde personen.
Daartoe heeft de advocaat-generaal – kort samengevat – aangevoerd, dat tussen verdachte en zijn medeverdachten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dat de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van medeplegen. Daarnaast heeft de verdachte, gelet op zijn betrokkenheid bij de overval, bewust de aanmerkelijk kans op het toegepaste geweld aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot enige strafbare deelnemingsvorm te komen, nu verdachte stelt dat het hem is overkomen en dat zijn wetenschap en bijdrage/rol van onvoldoende gewicht is geweest. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van betrokkenheid bij de geweldscomponent, nu verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het geweld.
Oordeel van het hof
Op grond van de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen [1] staat vast dat in de woning van [benadeelde] (hierna te noemen: het slachtoffer) in de nacht van 12 op 13 april 2019 aan de [straat] te [pleegplaats] is ingebroken, dat het slachtoffer toen ernstig is mishandeld en dat er spullen uit haar woning zijn ontvreemd die (deels) later zijn teruggevonden in de woningen van medeverdachte [medeverdachte 2] , tevens de verblijfplaats van medeverdachte [medeverdachte 1] , en van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] in Duitsland. [2]
Verdachte wordt er primair van verdacht deze overval tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] te hebben gepleegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof zijn betrokkenheid bij het feit ontkend. Ook heeft verdachte in hoger beroep verklaard dat hij bij zijn afgelegde verklaring bij de politie blijft. Het hof neemt daarom de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie tot uitgangspunt.
Verdachte heeft - kort gezegd - slechts gefungeerd als chauffeur van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] toen zij op 12 april 2019 vanuit Duitsland naar [pleegplaats] zijn gereden en 's nachts weer terug naar huis zijn gegaan, waarbij hij tussendoor nabij de plaats delict ongeveer een uur met de auto op hen heeft gewacht toen zij met zijn drieën op pad waren, zo heeft hij verklaard. [3]
Het hof stelt op basis van forensisch bewijs vast dat van de verdachten, [medeverdachte 1] in de woning van het slachtoffer is geweest ten tijde van de overval. Het hof heeft zich daarbij gebaseerd op de omstandigheid dat het DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen op de tape waarmee de buitenlamp van de woning van het slachtoffer was afgeplakt [4] , in een bloedspoor achter het bed van het slachtoffer [5] en in een bloedspoor op een laken dat afkomstig is uit de woning van het slachtoffer [6] . [medeverdachte 1] is ook op basis van de analyse van historische verkeersgegevens bij de plaats delict te brengen [7] en op zijn verblijfplaats, de woning van [medeverdachte 2] , is zoals hiervoor is overwogen, een deel van de buit aangetroffen.
Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien af dat [medeverdachte 1] , al dan niet alleen, degene is geweest die de gewelddadige overval heeft uitgevoerd.
Medeplegen
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte als medepleger aan het feit kan worden aangemerkt overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Betrokkenheid verdachte
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op 12 april 2019 in het begin van avond in een grijze BMW met [X] kenteken vanuit Duitsland via de [snelweg] naar de stad [pleegplaats] gereden. Verdachte was de chauffeur [8] . Uit de analyse van historische verkeergegevens waarbij het aanstralen van telefoonmasten door telefoonnummers, in gebruik bij verdachten, is onderzocht blijkt dat verdachten om ongeveer 20.00 uur in [pleegplaats] zijn aangekomen en zich van ongeveer 21.37 uur tot 04.00 uur 's nachts, in de omgeving van de woning van het slachtoffer hebben bevonden. [9]
Het hof leidt uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] [10] af dat verdachten tussen 20.00 uur en 21.37 uur een gelegenheid in [pleegplaats] hebben bezocht waar in ieder geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] alcohol en drugs hebben gebruikt.
Verdachte heeft verder verklaard dat bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] toen het plan ontstond om naar huizen te gaan waar wat te stelen viel. Het hof gaat er dan ook vanuit dat verdachten rond 21.37 uur in de omgeving van de woning van het slachtoffer terecht zijn gekomen in hun kennelijke zoektocht naar huizen om in te breken. Verdachte heeft verder verklaard [11] dat [medeverdachte 1] , toen zij op een gegeven moment langzaam reden, uit de auto sprong terwijl deze nog reed en ergens naar toe rende. Daarop heeft [medeverdachte 1] verdachte gebeld en hem gezegd waar hij naartoe moest rijden. Toen verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op de door [medeverdachte 1] aangewezen plek waren aangekomen, troffen zij [medeverdachte 1] daar aan die een rol tape uit de kofferbak van de auto pakte en op pad ging. [medeverdachte 2] stapte uit de auto en liep ook weg en even later volgde [medeverdachte 3] . Verdachte bleef alleen bij de auto achter en werd na ongeveer een uur door hen gebeld waarbij hem werd verteld waar hij naartoe moest rijden. Aangekomen op de aangewezen plek, trof hij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aan bij een prullenbak dan wel container. [medeverdachte 3] kwam vervolgens met een televisie aangelopen die hij in de kofferbak van de auto plaatste. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stapten ook in de auto. [medeverdachte 1] had op dat moment bloed op zijn gezicht.
Het hof overweegt dat niet is vast te stellen wat zich in de tijdsspanne van 21.37 uur tot 04.00 uur precies heeft afgespeeld. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben daar wisselend en niet gelijkluidend over verklaard. [medeverdachte 3] heeft bij de raadsheer-commissaris een verklaring afgelegd over zijn drank- en drugsgebruik deze avond en over eigen rol bij het tenlastegelegde. Over de rol van verdachte heeft hij verklaard in lijn met de verklaring van verdachte zelf. Wat vast staat is dat de overval heeft plaatsgevonden na 23.30 uur, nu het slachtoffer heeft verklaard dat zij op dat tijdstip naar bed is gegaan en er toen nog niets aan de hand was. [12]
Verder leidt het hof uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 1] met de tape die hij uit de auto van verdachte heeft gepakt voordat hij bij die auto is weggelopen, de bewegingssensor van de buitenlamp van de woning van het slachtoffer heeft afgeplakt. [13] Uit meerdere braaksporen is verder af te leiden dat op verschillende manieren is getracht de voordeur te openen en een bovenraam naast de voordeur is vernield. [14] Op enig moment is [medeverdachte 1] de woning binnengegaan en heeft daar de zeer gewelddadige overval gepleegd.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 1] zich in en/of bij de woning in gezelschap van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft bevonden en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als medeplegers van het feit kunnen worden aangemerkt. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Volgens de verklaring van verdachte zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vrijwel gelijktijdig van de auto weggelopen, even later gevolgd door [medeverdachte 3] . Een uur later zijn zij met zijn drieën weer door verdachte aangetroffen, terwijl [medeverdachte 3] een uit de woning afkomstige televisie bij zich had die hij in de kofferbak plaatste.
Getuige [getuige 1] heeft om ongeveer 01.30 uur bij een afvalcontainer voor de woning aan de [straat 1] een vrouw zien staan, terwijl zij gerommel bij die container hoorde [15] . De volgende dag is op die plaats door getuige [getuige 2] [16] een deel van de buit gevonden, te weten een dasspelddoosje met daarop bloed van [medeverdachte 3] [17] . [getuige 1] heeft verder gezien dat de vrouw daarna wegliep in de richting van de garage aan het eind van de straat, waar in ieder geval van 01.00 uur tot 01.20 uur een BMW met [X] kenteken heeft gestaan, zo leidt het hof uit de verklaring van getuige [getuige 3] af [18] . Op grond van deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt het hof tot de conclusie dat deze vrouw [medeverdachte 2] is geweest. Verder heeft [medeverdachte 1] in een telefoontap gezegd dat hij daar, doelend op de woning van het slachtoffer, samen met [medeverdachte 3] is geweest [19] . Dit laatste heeft [medeverdachte 3] tegenover de raadsheer-commissaris ook erkend.

Vrijspraak ten aanzien van het primair tenlastegelegde

Op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Nu geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het primair tenlastegelegde naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht is, zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Het hof stelt voorts vast dat geen sprake is geweest van het primair alternatief tenlastegelegde afpersing van het slachtoffer, zodat verdachte ook van dat deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.

Overwegingen ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde

Het hof is van oordeel dat het door en namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Medeplichtigheid
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte als medeplichtige aan het feit kan worden aangemerkt overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Ingeval het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans kan worden aangenomen dat dit verband bestaat indien het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, zoals het geval is bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden. Maar ook in andere gevallen, waarbij zowel de aard van het gronddelict als de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang zijn, kan sprake zijn van een dergelijk verband. (vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4471 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2011:BO4471) en HR 27 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1158 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:1158))
Conclusie
Het hof stelt op basis van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte wetenschap heeft gehad van het opgevatte criminele plan om te gaan zoeken naar huizen waar iets te stelen viel. Gelet hierop is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest en heeft hij gelegenheid en middelen verschaft om de diefstal in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning te medeplegen. Immers heeft verdachte gefungeerd als chauffeur en heeft hij de medeverdachten ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) in de auto naar de woning gebracht, [medeverdachte 1] van tape voorzien en is hij in de auto blijven wachten totdat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weer opgepikt moesten worden en heeft hij hen en een deel van de buit weer thuisgebracht.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn, verschaffen van gelegenheid en middelen, alsmede opzet heeft gehad op de diefstal in vereniging, in de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.

Partiële vrijspraak geweldscomponent

Het hof is van oordeel dat uit het voorhanden zijnde bewijsmateriaal niet kan worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op het toegepaste geweld door één of meer van de medeverdachten. Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat (een van) de medeverdachte(n) geweld zou(den) gebruiken. Anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank hebben aangenomen was dit naar het oordeel van het hof voor verdachte niet voorzienbaar. Ook anderszins blijkt niet dat verdachte opzet op geweld heeft gehad. Verdachte zal derhalve ook partieel van het subsidiair tenlastegelegde geweld worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging, in de periode van 12 april 2019 omstreeks 23.30 uur tot en met 13 april 2019 te [pleegplaats] , omstreeks 04.30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straat] ,
een portemonnee met daarin US dollars en
een kaartje en
een TV van het merk Philips en
een doosje met daarin munten en speldjes en broches en
een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en twee dasspelden en
een dasspelddoos en
een gouden trouwring en
een gouden zakhorloge en
50 euro, dat geheel aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [pleegplaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door de hierboven genoemde personen in een auto naar de woning te brengen en een van de hierboven genoemde personen van tape te voorzien en in de auto te wachten en de hierboven genoemde personen weer op te pikken en te vervoeren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot oplegging van diezelfde straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft blijkens zijn subsidiaire standpunt omtrent de strafmaat aangevoerd dat bij een veroordeling voor medeplichtigheid aan de diefstal een straf opgelegd dient te worden conform de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, inclusief de tijd die hij in Duitsland heeft vastgezeten. Een aanvullend strafdeel voegt naar het standpunt van de raadsman niets meer toe.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in hoedanigheid van medeplichtige, schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging in de nachtrust bestemde tijd in een woning. De medeplichtigheid van de verdachte aan deze gekwalificeerde diefstal bestond eruit dat hij gefungeerd heeft als chauffeur en dat hij aldus de medeverdachten in de auto naar de woning heeft gebracht, en van tape heeft voorzien en in de auto is blijven wachten totdat de medeverdachten weer opgepikt en thuisgebracht moesten worden.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 februari 2023 is verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld in Nederland. Volgens de verklaring van verdachte zelf heeft hij al meer dan 20 jaren in detentie doorgebracht in Duitsland, Engeland, Polen, Frankrijk en Rusland, zodat ten aanzien van verdachte gesproken mag worden van een omvangrijk strafrechtelijk verleden in het buitenland. [20]
Het hof houdt voorts bij de afdoening van de zaak ook rekening met de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof acht geslagen op het advies van de reclassering Leger des Heils d.d. 20 december 2022, alsmede op de door de raadsman aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter zitting van het hof naar voren zijn gekomen.
Ten aanzien van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) overweegt het hof als volgt.
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Voor een zich in voorarrest bevindende verdachte geldt als uitgangspunt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Op 13 mei 2020 is de verdachte in Duitsland in hechtenis genomen Op 17 maart 2021 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Het hof stelt dan ook vast dat de redelijke termijn in eerste aanleg niet is overschreden. Namens verdachte is op 26 maart 2021 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 4 april 2023 arrest wijst. In hoger beroep is de termijn van zestien maanden dan ook met zes maanden en 18 dagen overschreden.
Op verzoek van de verdediging zijn in hoger beroep getuigen gehoord, zodat de verdediging invloed heeft gehad op het tijdsverloop. De overschrijding van de zestienmaandentermijn hoeft echter niet geheel voor rekening van de verdachte komen.
Het hof is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde medeplichtigheid aan een gekwalificeerde diefstal slechts kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstaf.
Het hof houdt er bij de bepaling van de strafduur verder rekening mee het feit is gepleegd in vereniging met anderen, in een woning en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
Op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en vergelding, alsmede gelet op het feit dat het hof een aanmerkelijk minder ernstig feit bewezenverklaart dan waartoe de advocaat-generaal requireerde, acht het hof – alles afwegend – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van een (1) jaar, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden straf. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zal het hof verdachte een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden opleggen.
Gelet op de duur van deze vrijheidsstraf, zal het hof tot opheffing van de voorlopige hechtenis overgaan, welke beslissing bij aparte beschikking is geminuteerd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.112,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De posten: ‘gestolen goederen’, ‘reiskosten kennis’ en ‘reiskosten benadeelde’ worden toegewezen, nu deze voldoende onderbouwd zijn.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het subsidiair tenlastegelegde geweldscomponent waardoor de deels materiële en immateriële gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Hoofdelijk
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover [benadeelde] voor het toegewezen bedrag aansprakelijk is. Het hof zal verdachte dan ook hoofdelijk veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Beslag

Teruggave aan verdachte

Het hof zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een telefoon van het merk Samsung.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: Samsung Sm-J610fn/Ds, zwart, goednummer PL0100-2019092626-1284613 (KvI, pagina 2037).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 407,50 (vierhonderdzeven euro en vijftig cent) bestaande uit € 407,50 (vierhonderdzeven euro en vijftig cent) materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 407,50 (vierhonderdzeven euro en vijftig cent) bestaande uit € 407,50 (vierhonderdzeven euro en vijftig cent) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 april 2019.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 4 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Bewijsmiddelen

1. De door verdachte ter zitting van 17 februari 2021 afgelegde verklaring, voor zover
inhoudend:
Het klopt dat ik op 12 en 13 april 2019 de chauffeur was van de BMW met [X] kenteken en dat ik met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar [pleegplaats] ben gereden. Toen ik op enig moment heel langzaam reed, sprong [medeverdachte 1] uit de auto en dat was in de omgeving waar het feit heeft plaatsgevonden. [medeverdachte 1] liep weg en belde even later om mij te vertellen dat ik naar de container moest rijden. Daar aangekomen, troffen wij [medeverdachte 1] aan. Hij heeft tape uit de kofferbak van mijn auto gepakt en is toen weer weggelopen. [medeverdachte 2] zei dat ze hem wilde gaan zoeken en is ook weggelopen. Even later ging [medeverdachte 3] er ook achteraan. [medeverdachte 1] was op dat moment sterk onder invloed van alcohol en verschillende soorten drugs. Hij kan in zo'n toestand hele gekke dingen doen. Hij denkt alleen maar aan waar je iets kunt pikken en iets in je kunt steken. Mijn telefoonnummer is [XXX] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april
2019, opgenomen op pagina 1 e.v. (deel 2) van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer BVH 2019092626, d.d. 27 oktober 2020, inhoudend als relaas van verbalisant [persoon 1] :
Op 13 april 2019, omstreeks 16:45 uur, kreeg ik de melding om te gaan naar de [straat] te [pleegplaats] . De meldster die met de meldkamer had gebeld klonk verward volgens de meldkamer. Ik hoorde van de meldkamer dat de meldster had verteld dat er mogelijk was ingebroken afgelopen nacht en dat ze mogelijk zou zijn mishandeld.
Ik kwam om 16:50 uur aan bij het pand [straat] in [pleegplaats] . Ik zag dat rechtsboven het raam aan de voorzijde een klein raampje kapot was. Ik zag dat de voordeur van de woning open stond. Ik zag een vrouw zitten op een stoel aan een tafel. Ik schrok van de vrouw want ik zag ernstig aangezichtsletsel bij de vrouw. Ik zag dat de vrouw op leeftijd was. Ik zag verschillende blauwe paarse plekken om beide ogen van de vrouw. Ik zag dat deze blauwe plekken opgezwollen waren. Ik zag dat het linkeroog van de vrouw bloed doorlopen was. Ik zag dat de neus opgezwollen was, het leek alsof de neus van de vrouw gebroken was. Ik zag dat de lippen van de vrouw onder opgedroogd bloed zaten en dat ze opgezwollen waren. Ik zag opgedroogd bloed in de mond van de vrouw. Ik zag blauwe plekken zowel links als rechts boven, naast en onder de mond van de vrouw. Tevens zag ik nog meer opgedroogd bloed op het voorhoofd van de vrouw.
(p. 2) Ik hoorde dat ze vertelde dat ze hoofdpijn had en last had van haar mond. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze duizelig was. Ik vroeg aan haar wat er was gebeurd. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze dit niet wist. Ik hoorde dat ze zei dat haar hele woning overhoop was gehaald.
Ik zag dat de hele woning doorzocht was. Ik hoorde dat het slachtoffer vertelde dat er een raam kapot was en wees naar het kapotte raam aan de voorzijde van de woning. Ik zag inderdaad dat het raam kapot was. Ik zag dat in de slaapkamer alles overhoop lag en op de grond lag. Ik zag dat er 2 kussen op het bed lagen op het hoofdeinde. Ik zag dat het linker kussensloop doordrenkt was met rood bloed. Ik zag op het bed ook delen van een kunstgebit
liggen. Ik zag dat het kunstgebit in meerdere stukken lag. Ook zag ik een deel van het kunstgebit op de grond liggen links van het bed.
Ik hoorde dat ze vertelde dat ze gisteravond, 12 april 2019 omstreeks 23:30 uur, naar bed is gegaan. Ze vertelde dat ze haar woning in goede en nette staat achterliet en dat ze in bed ging liggen. Het volgende wat ze zich kan herinneren is dat ze wakker werd met het gevoel alsof ze haar kunstgebit nog in had. Toen ze goed voelde, voelde ze dat haar mond opgezet was en had ze last van haar gezicht. Ze zag vervolgens dat de slaapkamer overhoop gehaald was. Ze is naar de woonkamer gelopen en heeft de politie gebeld. Ik zei tegen het slachtoffer dat het al bijna 17:00 uur was. Ik vroeg aan het slachtoffer of ze eerder nog wakker is geworden. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze zich dat niet kon herinneren, de laatste herinnering was dat ze op bed ging.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 19 mei 2019, opgenomen op pagina 76 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde] :
(p. 77) Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning in de voor de nachtrust bestemde tijd d.m.v. braak en inklimming, waarbij ik zwaar mishandeld werd.
(p. 84) V: Wat voor waardevolle spullen heeft u in uw huis?
A: Op dat moment had ik ongeveer 50 euro.
(p. 86) V: Waren er nog sieraden in huis?
A: Mijn man had vaak van die mooie dasspelden. Zilveren dasspelden. De gouden ring van mijn man ligt in het laadje van ons bedmeubel.
(p. 87) V: Die ring die van uw man was. Stond er ook iets ingegraveerd?
A: Ja, stond in wanneer wij verloofd waren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2019, opgenomen op pagina 2020 e.v. (deel 14) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [persoon 2] :
Op 1 mei 2019 werd door mij voor een doorzoeking binnengetreden in perceel [straat] te [pleegplaats] . Tijdens het opnemen van de aangifte bleek dat niet duidelijk was welke goederen waren weggenomen. In haar aangifte gaf bewoonster aan welke (waardevolle) spullen waar in de woning zouden moeten liggen.
(p. 2021) • Gouden trouwring met daarin de verlovingsdatum [datum] en de naam [roepnaam]
gegraveerd. Zou liggen in laadje van bedmeubel.
Werd niet aangetroffen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 110 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [persoon 3] :
Op maandag 6 mei 2019, tussen 16:00 uur en 18:00 uur, bevond ik mij in verzorgingstehuis [naam 1] alwaar slachtoffer [benadeelde] verblijft. Ik toonde foto’s van sieraden welke wij bij de doorzoeking op 1 mei 2019 in de woning van het slachtoffer hebben aangetroffen. Ik hoorde haar het volgende zeggen:
“De sieraden die u mij op de foto’s toont herken ik als zijnde mijn eigen sieraden, dan wel de sieraden van mijn overleden man, dan wel sieraden van overleden familieleden van mijn man en mij. Het enige sieraad wat er niet bij zit, en wat niet op een foto staat, is de gouden ring van mijn overleden man.”
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15
november 2019, opgenomen op pagina 2028 e.v. (deel 14) van voornoemd dossier,
inhoudend als relaas van verbalisanten [persoon 2] en [persoon 3] :
Op donderdag 14 november 2019 omstreeks 06.00 uur werden door de politie [locatie] twee woningen betreden ter aanhouding en doorzoeking, zijnde:
[adres 1] , zijnde het woonadres van [medeverdachte 2] , geboren [geboortedag 1] -1979 en het verblijfadres van [medeverdachte 1] , geboren [geboortedag 2] -1979
en
[adres 2] , zijnde het woonadres van [verdachte] , geboren [geboortedag 3] -1963 en [medeverdachte 3] , geboren [geboortedag 4] -1991.
Ik, verbalisant [persoon 2] , was aanwezig op het adres, [adres 1] . Ik zag dat er door medewerkers van de zoekploeg diverse goederen in beslag werden genomen, waaronder een grijze etui/portemonnee met als inhoud buitenlandse valuta (Amerikaanse dollar biljetten ) en een kaartje in de vorm van een hartje met de tekst “Voor Moeder”. Op de achterzijde van het kaartje stond handgeschreven “ [tekst] " [21] .
(p. 2029) Ik hoorde dat door de Duitse collega werd gezegd, dat hij de grijze etui/portemonnee had aangetroffen in het wandmeubel in de woonkamer bij andere persoonlijke spullen van [medeverdachte 2] . Verder werden er onder andere aangetroffen en inbeslaggenomen doosjes met daarin munten en/of sieraden/speldjes [22] .
Ik, verbalisant [persoon 3] , was aanwezig op het adres [adres 2] . Ten tijde van het betreden van de woning, werd in de woning [verdachte] aangetroffen. Ik zag tijdens de zoeking dat een televisie, merk Philips, model 37PFL3807H/12, in beslag werd genomen [23] , omdat het serienummer was weggekrast. Ik hoorde dat de aanwezige [verdachte] in het Duits zei dat de televisie van [medeverdachte 3] was.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei
2020, opgenomen op pagina 178 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas
van verbalisant [persoon 3] :
Op donderdag 14 mei 2020 toonde ik het slachtoffer foto’s van goederen welke bij een doorzoeking in Duitsland in beslag zijn genomen en waarvan wij denken dat het haar eigendommen zijn. Ik hoorde haar het volgende zeggen:
Die grijze portemonnee is al wel een oudje. Het geld wat erin zit is nog van onze vakantie in Amerika en Canada. Ik heb dat geld altijd in die portemonnee bewaard. En dat hartje met de namen [naam 2] en [naam 3] erop geschreven heb ik van mijn dochter [naam 2] en haar ex-man [naam 3] gekregen. Die televisie die u mij op de foto laat zien moet wel die van mij zijn. Ik had zo’n televisie. Ik had een Philips. U laat mij nu het rode doosje met inhoud zien. Ik herken meteen de vlinder broches. Die had ik vaak op mijn jas.
De munten in het doosje kunnen buitenlandse munten zijn van mijn man. Ik kan niet goed zien uit welk land deze munten komen maar wij zijn onder andere naar Amerika en Canada geweest. Ik heb de munten altijd bewaard. En dat doosje met dat blauwe vilt daar zat een munt in. Die was van mijn man. Het speldje met daarop [naam 4] was ook van ons. Het speldje van het [politieke partij] was ook van mijn man. Dat speldje van [naam 5] was van de boerderij van mijn man. En ook het speldje welke groen/wit van kleur is herken ik als ons eigendom. Het witte doosje met daarin het schepje is een theeschepje. Dat heb ik ooit van mijn moeder gekregen. Het gouden horloge was van mijn man.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni
2020, opgenomen op pagina 2035 (deel 14) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [persoon 4] :
Op 18 juni 2020 ontving ik een zwarte televisie van het merk Philips met goednummer 1278320. Mij werd gevraagd onderzoek te doen naar het serienummer van deze televisie. Ik zag op de achterkant van de televisie niet het stickertje zitten met daarop het serienummer.
Hierop heb ik na raadplegen van de website van Philips een manier gevonden om het serienummer te achterhalen. Door met een afstandsbediening de code 123654 snel achter elkaar in te drukken, zag ik dat er een menu verscheen. Hier zag ik de volgende code staan:
FZ1A1249000223. Ik zag dat dit nummer overeen kwam met het nummer dat bij de aangifte was opgegeven als zijnde het serienummer.
9. Een geneeskundige verklaring van de GGD, op 15 april 2019 opgemaakt en ondertekend door drs. [arts] , arts maatschappij en gezondheid, opgenomen op pagina 613 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Betrokkene, [benadeelde] , is op 13 april 2019 gezien in het kader van een letselonderzoek.
(p. 614) Aangezicht
Uitgebreide blauw verkleuringen van de huid. Ook gelegen in beide oogkassen (brilhematoom), met een uitgesproken subconjunctivale bloeding in het linker oog. Vorm afdruk neusvleugels van een brilmontuur op beide zijden van de neusrug. De blauwverkleuring verloopt naar beneden langs de naso-labiale plooien naar beide mondhoeken.
Vanuit de mondhoeken verlopen de verkleuring via beide labio-mandibulaire plooien naar de onderzijde van het hoofd richting de hals. De buitenzijde van de bovenlip is blauw verkleurd.
Op de rechterwang, verlopen twee horizontale krassen, de bovenste, vlak onder het jukbeenlangs gebogen, met een lengte van 4 centimeter. De onderste kras verloopt in het verlengde van de onderste kaaklijn, richting het rechteroor en meet ongeveer 4 centimeter. In de mondholte binnenzijde van de onderste lip is een beschadiging van het slijmvlies te zien.
Op de rechter onderzijde van de tong bevindt zich een bloeduitstorting. In de linker wenkbrauw verloopt schuin naar buiten omlaag een snij verwonding van 1 1/2 cm lang. Het rechterneusgat, aan de voorzijde bevind zich een kleine scherpbegrensde snijwond.
(p. 616)
Hals
Uitgebreide blauwe verkleuring huid van de hals (oppervlakte beslaat o.a. het gehele strottenhoofd). Verloopt van de donkerpaars verkeurde kaakranden puntvorming in de richting van het borstbeen.
Bloeduitstorting.
(p. 617)
Rechter arm
Een drietal losse bloeduitstortingen op de rechter arm. De bovenste bevindt zich aan de zijkant van de bovenarm, onder het schoudergewricht. Er zijn verschillende tinten van de blauwe kleur te onderscheiden over een oppervlakte van ongeveer horizontaal 3 cm bij verticaal 3 centimeter. Middelste, is de kleinste (2 bij 2cm), de blauw verkleuring heeft een lichtere tint dan de andere twee bloeduitstortingen. Hij bevindt zich 8 cm onder de bovenste, ook aan de buitenzijde van de bovenarm.
Onderste is de grootste, deze forse bloeduitstorting is gelokaliseerd aan de achterzijde en binnenzijde van de onderarm, onder het ellebooggewricht. Het oppervlak meet ongeveer 10 cm verticaal bij 6 cm horizontaal. Het letsel bestaat ook uit verschillende tinten blauw/paarse verkleuring. Het deel welke zich het dichtstbij het ellenboog bevind is een schaafwond ter grote van 1 bij een 1/2 cm. De kern van de bloeduitstorting vertoont een afdruk/ patroon van een cirkel met een kruis er in.
10. Een forensisch medische letselrapportage van de GGD, op 9 februari 2021 opgemaakt en ondertekend door drs. [arts 1] , forensisch arts, los opgenomen bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Hoe zijn de letsels ontstaan?
Zoals aangegeven in de door collega [arts] opgestelde letselbeschrijving [24] zijn de letsels meest waarschijnlijk ontstaan als gevolg van van buitenaf inwerkend stomp geweld. Door de veelheid aan letsels op verschillende plaatsen in het gelaat en in de hals is het aannemelijk dat er sprake is van meerdere afzonderlijke geweldsinwerkingen. Een toedracht die gekenmerkt wordt door een enkele impact op het gelaat zoals een val op de grond of tegen een object acht ik daarom zeer onwaarschijnlijk.
In hoeverre en op welke manier kunnen de letsels het buiten bewustzijn van het slachtoffer verklaren?
De neuroloog constateerde licht traumatisch schedelhersenletsel (LTSH) na mishandeling waarbij sprake was van geheugenverlies (post-traumatische amnesie, in het kort PTA).
Het is gelet op de definitie van LTSH aannemelijk dat aangeefster maximaal 30 minuten bewusteloos is geweest.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april
2019, opgenomen op pagina 16 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas
van verbalisant [persoon 5] :
Op zaterdag 13 april 2019, te 17:35 uur kwam ik ter plaatse op de [straat] te [pleegplaats] .
(p. 17) Collega [persoon 6] van de geüniformeerde politie heeft meerdere interviews afgenomen van buurtbewoners die aanwezig waren. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren die anders waren dan het normale beeld van deze buurt.
Er werd een personenauto met [XX] kenteken met daarin twee uitziende Oostblokkers gezien in de nachtelijke uren, omstreeks 01:00 uur.
Omstreeks 20:06 uur kwam collega [persoon 7] van de Speurhonden met zijn hond voor een onderzoek in de omgeving van de woning [straat] te [pleegplaats] .
Omstreeks 20:25 uur sloeg de speurhond aan in het water ter hoogte van de woning [straat] 40 te [pleegplaats] . In het water half onder een duiker (toegang tot het terrein van de woning ) lag een wit laken met vermoedelijk bloedsporen in dit laken.
(p. 18) De FO heeft dit laken onmiddellijk veiliggesteld en in beslag genomen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april
2019, opgenomen op pagina 247 (deel 3) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van
verbalisant [persoon 8] :
Op woensdag 24 april 2019 heb ik telefonisch contact gehad met [getuige 4] [25] .
Desgevraagd verklaarde [getuige 4] dat zijn kameraad [getuige 2] op zaterdag 13 april 2019, omstreeks 13:00 uur, bij hem thuis kwam. [getuige 2] nam een doosje mee naar binnen. [getuige 2] vertelde aan [getuige 4] dat hij het doosje bij de container aan het begin van de oprit had gevonden. In het doosje bleek een dasspeld te zitten. Het doosje met de dasspeld zijn in beslag genomen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek
woning d.d. 3 juli 2020, opgenomen in het forensisch dossier (deel 20) van voornoemd
dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [persoon 9] en [persoon 10] :
Op zaterdag 13 april 2019 om 18:00 uur kwamen wij, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal met geweld in/uit woning, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straat] te [pleegplaats] .
(p. 3) Aan voorzijde van de woning was te zien dat een bovenlicht, links van de voordeur, kapot was. Het glas was uit het bovenlicht gehaald en lag voor een deel in de woonkamer en in de voortuin. In de voordeur was een van de vier gele ramen uit de voordeur gehaald.
Hierbij waren de glaslatten verwijderd. Het glas werd door ons in de voortuin en in de haag in de voortuin aangetroffen. Door middel van handreiking had men een deurklopper die aan de binnenzijde van de deur zat afgebroken. Deze deurklopper werd buiten de woning, links naast de voordeur aangetroffen en veiliggesteld. Tevens was geprobeerd een deurpaneel onder uit de voordeur te verwijderen.
Boven de voordeur hing een buitenlamp. Deze buitenlamp was voorzien van een bewegingssensor. Over de bewegingssensor zat een stuk bruine tape geplakt, kennelijk om de bewegingssensor uit te schakelen. Van het veiligstellen van het stuk tape werd, in het belang van het onderzoek, apart proces-verbaal opgemaakt.
Er waren meerdere braaksporen te zien op het bovenlicht. Deze braaksporen werden door ons veiliggesteld. Deze braaksporen waren mogelijk gemaakt met een schroevendraaier.
In een grijze afvalcontainer voor de woning [straat 1] werd een dasspeld aangetroffen met daarop en bloeddruppel. De dasspeld was niet van de bewoners van de woning [straat 1] en kwam mogelijk uit de woning van het slachtoffer. De bloeddruppel werd veiliggesteld voor eventueel vervolg DNA-onderzoek.
(p. 5) Slaapkamer
Op de muur achter het bed en op de buitenmuur waren meerdere bloedsporen zichtbaar. Er werden van deze bloedsporen meerdere bemonsteringen genomen. Deze bemonsteringen bleken allemaal bloed te zijn. De bemonsteringen werden veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek.
Op het hoofdeind van het bed werd een bovengebit, met bloed, aangetroffen. Deze was in tweeën gebroken. Onder het nachtkastje, aan de beslapenzijde van het bed, werd een ondergebit aangetroffen. Ook hierop was bloed aanwezig. Het gebit bleek van het slachtoffer te zijn. Op het nachtkastje lagen papieren in een plastic insteekhoed. Op deze insteekhoed was bloed aanwezig.
Onder de verwarming, nabij de wastafel, werd een bril aangetroffen. Op deze bril was bloed zichtbaar. De bril werd veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek. De bril bleek later van het slachtoffer te zijn. Als het slachtoffer gaat slapen legt ze de bril naast zich op het kussen neer.
In de ruimte tussen het bed en de wastafel werden meerdere bloedspatten aangetroffen op de grond. Deze bloeddruppels liepen vanaf het bed naar de deur van de slaapkamer.
Op de wastafel en het wastafel meubel werden bloedvlekken en bloedvegen aangetroffen.
Vanaf het bed werden de beide kussenslopen apart van elkaar, veiliggesteld voor eventueel vervolg DNA-onderzoek. Op beide kussenslopen werd bloed aangetroffen.
Onder het bed werd een kussen, sierkussen, aangetroffen. Op dit kussen was in een hoek van het kussen bloed zichtbaar.
(p. 6) De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
(p. 8) Spoornummer: PL0100-20190 92 62 6-52210
SIN: AAHC1051NL
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Bloed looppad achter het bed
(p. 9) Spoornummer: PL0100-2019092626-52220
SIN: AALS7028NL
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Bemonstering bloeddruppel dasspelddoos
Goednummer: PL0100-2019092626-1127306
SIN: AAHC1042NL
Object: Plakband
Merk/type: Breed
Kleur: Bruin
Bijzonderheden: Op sensor buitenlamp naast voordeur
(p. 12) Goednummer: PL0100-2019092626-1127335
SIN: AAHC1037NL
Object: Beddegoed (Laken)
Bijzonderheden: Onder duiker nr 40 met bloed
14. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 001), d.d. 26
april 2019, opgenomen op pagina 636 e.v. ( deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door
ing. [persoon 11] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk
deskundige, voor zover inhoudend als zijn haar verklaring:
Onderzoek naar biologische sporen Tape AAHC1042NL.
De rugzijde van de tape is in zijn geheel bemonsterd en als AAHC1042NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Op de kleefzijde van de tape is een dactyloscopisch spoor #D01 waargenomen. Dit dactyloscopische spoor is bemonsterd en als AAHC 1042NL#02 veiliggesteld voor DNA- onderzoek.
(p. 637) Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAHC1042NL#01
(rugzijde tape)
DNA-mengprofiel
Afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man
onbekende man A
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAHC1042NL#02
(dactyloscopisch spoor tape)
DNA-mengprofiel
onbekende man A en minimaal twee andere persoon
niet berekend
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAHC1042NL#01 (gekoppeld aan onbekende man A) is op 25 april 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
15. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 003), d.d. 20
juni 2019, opgenomen op pagina 641 e.v. ( deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door
ing. [persoon 11] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk
deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Het DNA-onderzoek aan bemonstering AAHC1042NL#02 van dactyloscopisch spoor #D01 op de kleefzijde van de tape is herhaald met als doel van het DNA in deze bemonstering een informatiever DNA-mengprofiel te verkrijgen.
(p. 642) Tabel 2 Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAHC1042NL#02
(dactyloscopisch spoor #D01)
DNA-mengprofiel
Afgeleid DNA-hoofdprofiel
onbekende man B
kleiner dan 1 op 1 miljard
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAHC 1042NL#02 (gekoppeld aan onbekende man B) is op
14 juni 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt
het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
161. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van het NFI d.d. 18 juni 2019, met als
onderwerp "Match met buitenlands profiel", opgenomen op pagina 644 (deel 5) van
voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Er is een match gevonden tussen het DNA-profiel uit Nederland met code AAHC 1042NL#02 en het DNA-profiel uit Denemarken met code P 2010-56731.
162 (p. 13 relaas, deel 20) Op 27 juni 2019 werd naar aanleiding van het internationaal rechtshulp verzoek door de Deense autoriteiten doorgegeven dat het DNA-profiel P2010-56731 gekoppeld is aan: [eerste naam] , geboren op [geboortedag 2] 1979 te [geboorteplaats 1] .
Uit de informatie bleek dat [eerste naam] zijn naam had veranderd. Deze persoon wordt in het dossier verder genoemd: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1979 te [geboorteplaats 1] .
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 17 oktober 2019, opgenomen in het forensisch dossier (deel 20) van voornoemd dossier,
inhoudend als relaas van verbalisant [persoon 12] :
Ik heb een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan sporendrager met goednummer PL0100-2019092626-1127335 en SIN AAHC1037NL.
Ik heb het laken visueel onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zag ik meerdere op bloed lijkende sporen. Ik heb een deel van een bloedspoor aan de zijkant van het laken, ongeveer in het midden uitgeknipt en veiliggesteld en verzegeld.
Veiliggesteld spoor:
(p. 2) Spoornummer: PL0100-2019092626-57209
SIN: AANI8425NL
Relatie met SIN: AAHC1037NL
Spoortype: Biologisch
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Op drager
Datum/tijd veiligstellen: 17 oktober 2019 om 12:57 uur
Plaats veiligstellen: Deel bloedspoor midden laken aan de zijkant
18. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 006), d.d. 8
november 2019, opgenomen op pagina 660 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt
door ing. [persoon 11] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast
gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
(p. 661) Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AALS7028NL#01
(bloeddruppel dasspeldoos)
AANI8425NL#01
(deel bloedspoor midden laken aan de zijkant)
onbekende man C
onbekende man B
kleiner dan 1 op 1 miljard
kleiner dan 1 op 1 miljard
Het DNA-profiel AALS7028NL#01 (gekoppeld aan onbekende man C) is op 4 november 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
191. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van het NFI d.d. 8 november 2019, met als
onderwerp "Match met buitenlands profiel", opgenomen op pagina 663 (deel 5) van
voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Er is een match gevonden tussen het DNA-profiel uit Nederland met code AALS7028NL#01
en het DNA-profiel uit Letland met code 86745.
192 (p. 13 relaas, deel 20) Op 3 januari 2020 werd naar aanleiding van het internationaal
rechtshulp verzoek door de Letse autoriteiten doorgegeven dat het DNA-profiel 86745
gekoppeld is aan:
[medeverdachte 3] , geboren op 13 mei 1991 te Letland.
20. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 008), d.d. 18
september 2020, opgenomen op pagina 713 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt
door ing. [persoon 11] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast
gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Aan de referentiekaart WAAJ6335NL van de verdachte [medeverdachte 1] is DNA-onderzoek
verricht. Van het DNA in dit referentiemonster is een DNA-profiel verkregen.
Het DNA-profiel WAAJ6335NL van de verdachte [medeverdachte 1] is op 26 augustus 2020 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een overeenkomst gevonden met het eerder in deze zaak opgenomen DNA-profiel AAHC1042NL#02 (dactyloscopisch spoor tape; in het rapport van aanvraag 003 gekoppeld aan onbekende man
B).
Bovenstaande betekent dat de verdachte [medeverdachte 1] de onbekende man B kan zijn. Dit betekent dan ook dat het bloed in de bemonstering AAN18425NL#01 (deel bloedspoor midden laken aan de zijkant-, zie het rapport van aanvraag 006) van [medeverdachte 1] afkomstig kan zijn. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met het DNA-profiel van onbekende man B matcht is kleiner dan één op de één miljard.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (relaas) d.d. 19 oktober 2020, opgenomen in het forensisch dossier (deel 20) van voornoemd dossier,
inhoudend als relaas van verbalisant [persoon 13] :
(p. 10) Op de kleefzijde van het plakband werd één dactyloscopisch spoor zichtbaar. Dit spoor werd door het NFI gemerkt als AAHC1042NL#D01 en fotografisch vastgelegd. Door de forensische opsporing van de eenheid Noord Nederland werd dit spoor voorzien van een nieuw SIN, te weten AAHC1036NL.
22. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Dactyloscopisch Onderzoek, d.d. 1
oktober 2019, opgenomen in deel 20 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Het spoor met SIN AAHC1036NL en Havanknummer 092304190000001 is, geïndividualiseerd op een afdruk van de rechter duim voorkomend op het vingerafdrukkenblad ten name van:
[medeverdachte 1] geboren [geboortedag 2] -1979.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen het spoor met SIN AAHC1036NL en Havanknummer 092304190000001 en de afbeelding van de rechter duim afkomstig van het vingerafdrukkenblad ten name van [medeverdachte 1] geboren [geboortedag 2] -1979 opgenomen te Letland d.d. 06-09-2019.
23. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 011), d.d. 18
september 2020, opgenomen op pagina 719 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt
door ing. [persoon 11] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast
gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
(p. 720) Tabel 2 Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAHC1051NL#01
(bloed looppad achter het bed)
Verdachte [medeverdachte 1]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, B-analyse Duitse mobiele telefoonnummers en IMEI-nummer d.d. 9 juni 2020, opgenomen op pagina 1541 e.v. deel 9) van voornoemd dossier, inhoudend als van verbalisant [persoon 14] :
(p. 1542) Het Duitse telefoonnummer [XXXX] staat op naam van [medeverdachte 1] en heeft als gebruikers [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] .
(p. 1546) Het Duitse nummer [XXXXX] staat op naam van [medeverdachte 2] , met als regelmatige/doorgaande gebruiker [medeverdachte 1] .
(p. 1548) Het Duitse nummer [XXX] staat op naam van [betrokkene 2] met gebruiker [verdachte] .
(p. 1553) Het Duitse nummer [XXXXXXXX] staat op naam van [medeverdachte 3] , gebruiker [medeverdachte 3] .
(p. 1556) Het toestel met IMEl-nummer [XXXXXXX] zou gekoppeld zijn aan het Duitse mobiele telefoonnummer [XXXXX] op naam van [medeverdachte 2] met als regelmatige/doorgaande gebruiker [medeverdachte 1] .
(p. 1557) Naar aanleiding van de analyse van de historische verkeersgegevens in combinatie met de verkregen informatie uit Duitsland omtrent genoemde Duitse mobiele telefoonnummers, vermoedt het onderzoeksteam dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] tussen 12 april 2019 21:31:47 uur en 13 april 2019 04:06:46 uur op dan wel in de nabijheid van de [straat] te [pleegplaats] waren.
(p. 1558) Uit de historische verkeersgegevens (B-analyse) valt te lezen dat er onderling contact dan wel poging contact is geweest tussen genoemde data en tijdstippen 12 april 2019 21:31:47 uur en 13 april 2019 04:06:46 uur.
Uit de Nederlandse B-analyse blijkt dat het Duitse mobiele telefoonnummer [XXXX] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 2] op 12 april 2019 om 19:44:44 uur een mast in [plaatsnaam] aanstraalde. Op 12 april 2019 om 20:08:03 uur werd door het Duitse mobiele telefoonnummer [XXX] met als vermoedelijke gebruiker [verdachte] de mast aan het [locatie 1] te [pleegplaats] aangestraald. Ongeveer anderhalf uur later werd de mast
aan de [locatie 2] te [pleegplaats] aangestraald door het Duitse mobiele telefoonnummer [XXXXX] / toestel met IMEI-nummer [XXXXXXX] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 1] en de mast aan de [locatie 3] te [pleegplaats] door het Duitse mobiele telefoonnummer [XXXXXXXX] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 3]
, waaruit blijkt dat de verdachten zich mogelijk op en/of in de nabijheid van de plaats delict ophielden.
Op 13 april 2019 om 04:42:55 uur werd door het Duitse mobiele telefoonnummer [XXXXXXXX] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 3] de mast aan het [locatie 1] te [pleegplaats] aangestraald en om 04:54:28 uur de mast aan de [locatie 4] .
25. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16
april 2019, opgenomen op pagina 206 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 3] :
O: Tijdens het buurtonderzoek heeft u aangegeven dat u op zaterdag 13 april 2019 een [XX] voertuig heeft zien staan.
A: Ik ben de eigenaar van [bedrijf 1] , gevestigd aan de [straat 2] , mijn woonhuis is direct naast de garage gevestigd.
(p. 207) A: Rond 1 uur liet ik de hond uit. Ik ben naar de overkant gelopen en ben ik richting de [bouwmarkt] gegaan. Toen ging de hond even wat doen, dus ik draaide mij om en ik zie een auto mijn erf oprijden. Hij kwam vanaf de stoplichten, draaide het erf op en ging met de neus de andere kant opstaan. Ik loop tot zo’n beetje het viaduct en ben weer terug gelopen. Ik zag geen licht meer branden van die auto. Eerst hadden ze de lampen wel even aangelaten. Maar dat hele stuk zijn ze dus daar blijven staan. Toen ik hier weer voor kwam.
O: Getuige wijst naar de zijkant van zijn [bedrijf 1] .
A: Het was een BMW met een [XX] kenteken 2 mannen erin, waarvan de bijrijder, met een grijs vest met zo’n capuchon op, erin zat en het waren ok echt eh ja buitenlandse medeburgers om maar even netjes te zeggen.
A: Het waren geen hele jonge mensen.
V: En op welke afstand heeft u de personen gezien?
A: Nou ik ben langs de auto gelopen, nog geen meter afstand. En ik ben naar het woonhuis gegaan, ben onder de douche gestapt en na het douchen stond de auto nog op dezelfde plek met de verlichting uit. De auto stond met de neus in de richting van de stoplichten.
(p. 208) A: Deze heeft hier sowieso een 20 minuten gestaan wat ik zeker weet.
V: Hoe laat ging u ongeveer op bed?
A: Ik zou zeggen rond 01:15-01:20 uur
26. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19
april 2019, opgenomen op pagina 231 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 1] , wonende aan de [straat 1] te [pleegplaats] :
V: We hebben begrepen dat jij een vrouw hebt gezien bij een container welke in de straat stond. Welke datum was dit?
A: Het was op zaterdag 13 april.
V: Hoe laat was het?
A: Ik was om 01:30 uur thuis en kort daarvoor zag ik haar want zij stond bij een container die voor mijn huis stond.
(p. 232) A: Ik heb haar gezien en heb mijn fiets op de oprit gezet. Heb toen mijn fiets op slot gezet. Ik heb me omgedraaid om te kijken of ik haar nog zag. Toen zag ik dat de vrouw naar de [bedrijf 1] liep. Dit is een [bedrijf 1] aan het eind van de straat.
V: Hoe zag deze container eruit?
A: Is een lichtgrijze container. Het is geen normale afvalcontainer. Meer voor groter afval.
(p. 233) V: Wat voor postuur had de vrouw?
A: Wat kleiner en wat breder. Ja mijn moeder noemt het was gezet.
V: Wat was de lengte van de vrouw?
A: 1.65 lang dus.
V: Wat was de leeftijd van de vrouw?
A: Ik dacht zelf om en nabij 40 jaar.
V: Wat voor kleur haar had de vrouw?
A: Zwart.
(p. 234) V: Wat was de vrouw bij de container aan het doen?
A: Ik heb geen flauw idee. Ik hoorde wel wat gerommel maar toen had ik haar nog niet gezien.
V: Hoe klonk dat gerommel dan?
A: Alsof iemand wat bij mijn container aan het doen was. Ik hoorde niet het open en dichtklappen van de deksel van mijn container maar meer een gerommel watje wel hoort in een container.
27. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24
april 2019, opgenomen op pagina 248 e.v. (deel 3) van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 2] :
V: Hoe laat bent u op zaterdag 13 april 2019 de [straat] aangekomen?
A: Ik denk dat ik ongeveer om 13:00 uur daar ben aangekomen.
A: Ik ben naar de [straat 1] gegaan waar mijn kameraad [getuige 4] woont.
(p. 249) A: Ik heb mijn auto geparkeerd op de oprit van de buren aan de linkerkant van de woning van [getuige 4] . Toen ik uitgestapt was, ben ik langs een metalen container gelopen. Toen ik langs die container liep, zag ik iets glimmends liggen. Ik zag ook dat er een plastic doosje lag.
28. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 juni 2020, opgenomen op pagina 1730 e.v. (deel 11) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
(p. 1733) V: Op welk adres sta jij momenteel officieel ingeschreven?
A: [adres 1] .
A: Ik heb altijd op dat adres gewoond.
(p. 1734) V: Met wie heb je een relatie?
A: Met [medeverdachte 1] .
(p. 1740) A: Wij zijn met [verdachte] naar Nederland gereden. En nog een keer in april.
V: Wanneer was het in april?
A: Dat moet dan de 13de zijn geweest.
V: Met wie waren jullie naar Nederland gegaan?
A: Ik, mijn man, [medeverdachte 3] en [verdachte] .
V: Waar gingen jullie in april naartoe in Nederland?
A: Naar [pleegplaats] . We zijn naar een bar gegaan.
(p. 1741) V: Wat betreft het bezoek in de bar. Je spreekt over jezelf en jouw man. Waar waren [verdachte] en [medeverdachte 3] ?
A: Die waren ook daar.
(p. 1743) V: In wat voor voertuig zijn jullie naar [pleegplaats] gegaan?
A: In een BMW [type] .
V: Van wie is die auto?
A: Zover ik weet was die van zijn dochter.
V: En 'zijn' is?
A: [verdachte] .
29. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juni 2020,
opgenomen op pagina 1749 e.v. (deel 11) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring
van medeverdachte [medeverdachte 2] :
(p. 1752) V: Zijn jullie op 12 april 2019 met de BMW, destijds met kenteken [kenteken] , naar [pleegplaats] gereden?
A: Ja, dat heb ik al verteld.
(p. 1753) V: Wie maakte in de avond/nacht van 12 op 13 april 2019 gebruik van de telefoon met telefoonnummer [XXXX] ?
A: Dat kan ik zijn geweest, dat ik hem gebeld. Het kan ook omgekeerd zijn, dat hij het heeft gebruikt. Ik weet het niet.
V: Met ‘hij’ bedoel je [medeverdachte 1] ?
A: Ja.
(p. 1761) OV: We hebben een getuige die omstreeks 01:30 uur thuis kwam. Zij zag toen bij diezelfde container een vrouw staan. Wij vermoeden dat jij die vrouw wel moet zijn geweest. Ook omdat jij die avond en nacht samen met [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] was.
V: Reageer hier eens op?
A: Het kan zijn, dat iemand mij heeft gezien, terwijl ik mijn man aan het zoeken was.
30. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2020,
opgenomen op pagina 1855 e.v. (deel 12) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring
van verdachte:
(p. 1872) A: Op die avond hebben ze me omgepraat om mee te gaan. Ik weet niet hoe de stad heet maar ze hebben me omgepraat.
OV: [pleegplaats] ?
OV: Verdachte knikt bevestigend.
A: [medeverdachte 2] bedacht altijd alles. [medeverdachte 1] was verliefd ofzo en hij deed alles wat zij hem opdroeg. Hierna kwamen wij naar de stad.
A: Ze gingen hasj roken en daarna drinken. Hierna zeiden ze laten wij naar huizen gaan waar wat te stelen valt. We reden langzaam langs een bepaalde straat. Toen de auto nog bewoog sprong [medeverdachte 1] uit de auto en rende ergens naar toe. Hierna belde hij mij en zei waar we heen moesten rijden. [medeverdachte 2] ging naar hem toe en ze zeiden tegen ons dat wij moesten wachten in de auto. Ik en [medeverdachte 3] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ) zaten in de auto. [medeverdachte 3] probeerde tot drie keer toe ook uit mijn auto te springen om naar hem toe te gaan. Toen rukte [medeverdachte 3] zich los en rende [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] toe. Voordat [medeverdachte 1] weg ging nam hij uit mijn auto de tape mee. Daarna waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ongeveer een uur afwezig. Daarna hebben ze mij gebeld en gezegd waar ik naar toe moest rijden. Ik ben daar naar toe gereden. Bij een prullenbak hadden zij een voorwerp gehaald. [medeverdachte 3] bracht een televisie naar de auto en zette deze in de kofferbak. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stapten ook in de auto. [medeverdachte 1] zijn gezicht was kapot geslagen. Bij zijn wenkbrauw ofzo.
31. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 juli 2020,
opgenomen op pagina 1879 e.v. (deel 12) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring
van verdachte:
A: Later zei hij (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) nog iets over de verwonding. Hij ging naar binnen in de woning of kamer, draaide zich om en bezeerde zijn gezicht. Hij viel op een nachtkastje.
(p. 1881) V: Zijn jullie in de BMW [type] met kenteken [kenteken] naar [pleegplaats] gereden?
A: Ja, inderdaad, met deze auto, met deze kentekenplaat.
(p. 1883) O: Jij vertelde gisteren dat [medeverdachte 1] uit jouw auto tape had meegenomen en niet verteld had wat hij daarmee ging doen.
V: Hoe zag die tape eruit?
A: Donkerbruin van kleur.
V: Lag de tape al in de auto, voordat jullie uit Duitsland vertrokken?
A: Ik heb het altijd in de auto liggen.
(p. 1884) A: Het enige wat ik weet wat uit de auto was meegenomen, was de tape.
(p. 1886) V: Hoe droeg zij (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) haar haar?
A: Ze heeft dezelfde lengte haar als u: tot op de schouders. Niet pikzwart, maar wel donker.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, procesdossier: NN2R019046-DUNEDIN, dossiernummer: BVH 2019092626, bevinden, gesloten en gedagtekend op 27 oktober 2020, door [persoon 2] inspecteur van politie en [persoon 14] , inspecteur van politie, beiden werkzaam bij de Politie Eenheid Noord-Nederland, districtsrecherche [pleegplaats] , volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Bewijsmiddelen 3, 6, 7, 8, 9 en 10.
3.Bewijsmiddelen 1 en 30.
4.Bewijsmiddelen 13, 14, 15, 161 en 162.
5.Bewijsmiddelen 13 en 23.
6.Bewijsmiddelen 13, 18 en 20.
7.Een proces-verbaal van analyse Duitse mobiele telefoonnummers en IMEI-nummer, bewijsmiddel 24.
8.Verklaring van verdachte, bewijsmiddelen 1, 30 en 31, en de verklaring van [medeverdachte 2] , bewijsmiddel 28.
9.Proces-verbaal van analyse Duitse mobiele telefoonnummers en IMEI-nummer, bewijsmiddel 24.
10.Respectievelijk de bewijsmiddelen 30 en 28.
11.Verklaringen van verdachte, bewijsmiddelen 1 en 30.
12.Proces-verbaal van bevindingen, bewijsmiddel 2.
13.Proces-verbaal van forensisch onderzoek, bewijsmiddel 13.
14.Proces-verbaal van forensisch onderzoek, bewijsmiddel 13.
15.Verklaring van getuige [getuige 1] , bewijsmiddel 26.
16.Verklaring van getuige [getuige 2] , bewijsmiddel 27.
17.Bewijsmiddelen 13, 18, 191 en 192.
18.Verklaring getuige [getuige 3] , bewijsmiddel 25.
19.Bewijsmiddel 32.
20.Verklaring van verdachte, opgenomen op pagina 1871 van voornoemd dossier.
21.KvI, p. 2031
22.KvI, p. 2030 (rode doos met munten en broches), p. 2032 (gouden zakhorloge), en p. 2033 (wit doosje met Van Nelle lepel).
23.KvI, p. 2034.
24.Bewijsmiddel 9.
25.Wonende aan de [straat 1] te [pleegplaats] , opgenomen op pagina 211 (deel 2) van voornoemd dossier.