ECLI:NL:GHARL:2023:2821

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
21-002158-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van poging tot zware mishandeling, mishandeling en vernieling na incident met crossmotor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en vernieling, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 mei 2022, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf en schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Tijdens de zitting op 21 maart 2023 heeft het hof de verklaringen van de verdachte, de benadeelde partij en getuigen gehoord. De verdachte had op 4 juli 2021, naar eigen zeggen uit een schrikreactie, een schep gehanteerd tegen de crossmotor van de benadeelde partij, die met hoge snelheid op hem afreed. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte opzettelijk handelde, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen opzet was en dat de situatie een ongelukkige samenloop van omstandigheden was.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor opzettelijk handelen van de verdachte. De verklaringen van de betrokkenen verschilden zodanig dat de precieze toedracht van het incident onduidelijk bleef. Het hof heeft daarom alle tenlastegelegde feiten niet bewezen verklaard en de verdachte vrijgesproken. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

De beslissing van het hof houdt in dat het eerdere vonnis wordt vernietigd en dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002158-22
Uitspraak d.d.: 4 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen,
van 12 mei 2022 met parketnummer 05-176696-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [woonplaats en adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. B.A.T. Brouwer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling en vernieling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij tot € 815,80 toegewezen en de benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en omdat het anders zal beslissen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde partij] (die op dat moment een (cross)motor bestuurde) (met kracht) met een schep, tegen het lichaam heeft geslagen en/of met een schep tegen de door die [benadeelde partij] bestuurde (cross)motor heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te [pleegplaats] [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] (die op dat moment een (cross)motor bestuurde) (met kracht) met een schep tegen het lichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een (cross)motor, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam eigenaar crossmotor] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan en dat hij de onder 2 tenlastegelegde vernieling heeft gepleegd. Het met een schep hard uithalen in de richting van iemand die op een crossmotor zit, ongeveer 70 km/uur reed en daarbij bijna onderuit ging, kan juridisch aangemerkt worden als het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat daarmee aan iemand zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en dat daardoor de crossmotor beschadigd zou raken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij had geen opzet, noch op zware mishandeling noch op vernieling, en heeft ook niet willens en wetens het risico genomen. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden waarin het slachtoffer ook een aandeel heeft gehad door roekeloos en zonder zijn snelheid te verminderen op verdachte af te rijden, waardoor verdachte in een schrikbeweging is weggedraaid in plaats van een stap opzij te zetten.
Oordeel van het hof
Het hof heeft op grond van de inhoud van het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, leidt het hof het volgende af.
Aangever reed op 4 juli 2021 omstreeks 22:30 uur op een crossmotor met ongeveer 50 tot 70 km/uur door de straat van verdachte. In de daaraan voorafgaande vijftien a twintig minuten was er al sprake van geluidsoverlast door het rijden en gassen met die motor. Verdachte ergerde zich aan het geluid van de motor en is daarom naar buiten gegaan en heeft in het voorbijgaan een schep onder zijn arm meegenomen. Toen de crossmotor in de richting van verdachte reed, heeft verdachte met een schep de crossmotor en aangever geraakt.
Aangever heeft hierover verklaard dat hij zag dat verdachte de weg op kwam lopen, met twee handen een schep vasthad net zoals je een honkbalknuppel zou vasthouden, en dat hij daarmee op hem afliep. Vervolgens haalde verdachte uit en raakte daarmee zowel de voorkant van de crossmotor als aangever. Aangever is uit balans geraakt, botste bijna tegen een boom aan en is gestopt.
Verdachte heeft echter verklaard dat hij over de brug naar de crossmotor liep toen die motor net kwam terugrijden. Hij liep in de richting van de motor en had zijn schep aan de rechterkant onder zijn arm. De crossmotor kwam zo hard nader- en dichtbij, dat verdachte uit een schrikreactie een draaiende beweging maakte en daardoor kennelijk de motor en aangever heeft geraakt. Dat was niet zijn opzet.
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte op aangever afliep, dat hij met twee handen een schep boven zijn hoofd vasthad en dat hij met kracht in de richting van aangever sloeg.
De eigenaar van de crossmotor, [naam eigenaar crossmotor] , is als aangever van vernieling gehoord en heeft verklaard dat hij zag dat verdachte kwam aangelopen met een schep in zijn hand. Hij zag dat aangever [benadeelde partij] aan kwam rijden en dat verdachte met de schep tegen de crossmotor sloeg. Hij zag ook dat aangever [benadeelde partij] daarbij geraakt werd.
Van een buurman van verdachte, de heer [naam buurman] , is in eerste aanleg een schriftelijke verklaring aan het dossier toegevoegd. Daarnaast heeft het hof deze [naam buurman] ter terechtzitting in hoger beroep als meegebrachte getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij die avond lang last heeft gehad van de crossmotor en dat verdachte met een schep onder zijn arm naar de straat toeliep. Hij zag dat de crossmotor met hoge snelheid op verdachte afreed en dat verdachte net voordat de motor hem zou raken, een wegdraaiende beweging maakte.
In het dossier bevindt zich nog een proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van een door aangever gemaakt filmpje. Hierin staat dat verdachte op een gegeven moment heeft gezegd: “rot op of ik sla je nog een keer”.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de door verdachte, aangever en getuigen afgelegde verklaringen zodanig van elkaar verschillen dat de precieze toedracht van het incident, in het bijzonder de manier waarop verdachte de schep vasthield en hoe hij daarmee al dan niet heeft geslagen, voor een groot deel in het ongewisse blijft en ook zal blijven.
Het hof overweegt dat voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten - onder meer - een wettelijk vereiste is dat verdachte opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehandeld. Voor wat betreft de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling moet het opzet van verdachte gericht zijn geweest op niet alleen de mishandeling, maar ook op het - in dit geval niet voltooide - gevolg, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voor een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde mishandeling blijft het opzetvereiste beperkt tot alleen de mishandeling.
Voor wat betreft de onder 2 tenlastegelegde vernieling van de crossmotor moet eveneens de vraag worden beantwoord of er in de stukken voldoende bewijs is dat verdachte opzettelijk de crossmotor heeft vernield of beschadigd dan wel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn handelen de crossmotor zou vernielen of beschadigen.
Hoewel het evident is dat het bij aangever ontstane, niet geringe, letsel en de beschadiging aan de crossmotor is ontstaan door toedoen van verdachte, is er daarbij naar het oordeel van het hof geen sprake geweest van enig op het toebrengen van pijn, letsel of op vernieling gericht opzettelijk handelen van verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin. Op basis van het dossier kan immers niet worden uitgesloten dat verdachte inderdaad alleen een wegdraaiende beweging heeft gemaakt om een aanrijding met de crossmotor te voorkomen waarbij hij zowel aangever als de crossmotor heeft geraakt. Dat op het geluidsfragment te horen is dat verdachte zegt dat aangever moet oprotten of dat hij hem anders
nogeen keer zal slaan, maakt dat oordeel niet anders, gegeven de omstandigheid dat verdachte aangever kort tevoren inderdaad had geraakt en mede in het licht van de eveneens uit het betreffende filmpje blijkende verhitte en gespannen situatie op dat moment.
Het hof acht daarom alle tenlastegelegde feiten niet bewezen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.565,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 815,80. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. S. Bek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman, griffier,
en op 4 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.