Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
verweerster,
1.Het geding in eerste aanleg
- bepaalt dat het minderjarige kind van partijen: [de minderjarige] , geboren [in] 2020 te [woonplaats2] , haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft onder de voorwaarde dat de moeder voor 30 maart 2023 binnen een straal van 10 kilometer van het huidige adres van de vader woont;
- bepaalt in het geval de moeder niet voor 30 maart 2023 binnen een straal van 10 kilometer van het huidige adres van de vader woont dat [de minderjarige] vanaf 30 maart 2023 haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
- stelt vast als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder ook te noemen: de zorgregeling) dat [de minderjarige] elke week drie aaneengesloten dagen, door partijen nader in te vullen welke dagen dit zijn, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de ouder bij wie [de minderjarige] voor het laatst verblijft, zorgdraagt voor haar vervoer naar de andere ouder.