Uitspraak
[veroordeelde] ,
Procesgang
Onderzoek van de zaak
Vordering van het openbaar ministerie
Het vonnis waarvan beroep
Beoordeling
zou…kunnen rechtvaardigen”.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor medeplegen van witwassen en valsheid in geschrift. Het Openbaar Ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 11.838.184,50 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had dit bedrag echter vastgesteld op € 295.046,49. De veroordeelde en het Openbaar Ministerie hebben beide hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zittingen heeft het hof vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof oordeelde dat de berekeningen van het Openbaar Ministerie niet specifiek genoeg waren en dat er geen sluitende onderbouwing was voor de vordering. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de bedragen op de rekeningen van de veroordeelde niet als wederrechtelijk verkregen voordeel konden worden aangemerkt, en het hof kwam tot dezelfde conclusie. Het hof heeft de vordering tot ontneming van het vermeende voordeel afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had genoten uit de gepleegde strafbare feiten.
Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan door de vordering tot betaling aan de Staat af te wijzen. De beslissing is genomen na een grondige beoordeling van de bewijsstukken en de argumenten van beide partijen.