Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
€ 1.645,60 voor meerwerk van [geïntimeerde] . De kantonrechter heeft verder [appellant] veroordeeld tot betaling van € 246,84 als vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en heeft hem veroordeeld in de proces- en nakosten in reconventie.
3.Het oordeel van het hof
Grondwerk:
afgraven arbeid ja wegrijden met kiepwagen nee (is extra uren)
arbeid ja exclusief leveren zand
arbeid ja exclusief leveren worteldoek
Exclusief zaagwerk zaagwerk €10 ml Arbeid ja
exclusief zaagwerk €10,- m1 Arbeid ja
Arbeid ja Exclusief grind leveren.
Arbeid nee Grasmatten leveren nee
Arbeid nee Leveren nee
“Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Nochtans heeft ook een verklaring die hem tot wie zij was gericht, niet of niet tijdig heeft bereikt, haar werking, indien dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling, van de handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt.”
“(…) Ik heb gisteren definitief afscheid van u genomen. (…)”. Deze feiten en omstandigheden duiden er niet op dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden op 14 augustus 2019 heeft opgeschort en na eventuele betaling weer zou hervatten. Daarnaast is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] op 14 augustus 2019 een opeisbare vordering op [appellant] had op grond waarvan hij zijn werkzaamheden kon opschorten. [appellant] heeft de overeengekomen aanneemsom van € 2.100,00 al vóór 14 augustus 2019 betaald en [geïntimeerde] heeft de factuur voor het meerwerk pas op 23 augustus 2019 aan [appellant] verstuurd. Uit het Whatsapp-bericht dat [geïntimeerde] op 15 augustus 2019 aan [appellant] heeft gestuurd (zie hiervoor), blijkt niet dat het staken van de werkzaamheden door [geïntimeerde] verband houdt met een onbetaalde vordering. Het beroep van [geïntimeerde] op opschorting wordt gelet op het voorgaande verworpen.
“Ondanks dat wij hem[toevoeging hof: [appellant] ]
het meerdere malen hebben afgeraden zoals het verlagen van het terras met 5 centimeter vanwege o.a. de afwatering stond meneer erop dat dit zo moest gebeuren. Het advies van een gootje vond meneer niet nodig en hij vond dat niet mooi. Meneer zei daarbij ook dat het wel mee zou vallen met dat water en dat er anders weer meer kosten kwamen.”
“(…) Ik heb later gezien dat de tuinman[hof: daarmee wordt (kennelijk) [geïntimeerde] bedoeld]
het verlaagd heeft aangebracht, maar nu helaas wel met veel beschadigingen aan de tegels en niet meer strak uitgelijnd. (…)”. Daaruit blijkt niet dat sprake is van forse beschadigingen aan de tegels zoals [appellant] stelt. Volgens de verklaring van de heer [naam6] was wel sprake van flinke beschadigingen, maar alleen aan de randen van de tegels. Uit de verklaringen van de heer [naam5] en de heer [naam6] blijkt verder niet dat het zou gaan om meer dan vier beschadigde tegels, zoals in het rapport van de deskundige is vermeld.
“De schade aan de hardstenendorpel moet wel zijn aangebracht door het gebruik van een slijptol/handmachinezaag in het werk, gelet op de deels ronde slijpsporen, zowel op de dorpel als ook op de aanwezige opsluitband.”.
3.39. [geïntimeerde] heeft daar, ook in hoger beroep, onvoldoende tegenover gesteld, zodat de schade aan de raamdorpel door hem zal moeten worden vergoed. De deskundige heeft de herstelkosten begroot op € 300,00. Daartegen is geen grief of bezwaar gericht, zodat ook het hof van dit bedrag uitgaat.
“Ik krijg als het goed is vandaag een bevestiging dat er vrijdag geleverd gaat worden.”. Verder is niet in geschil dat [appellant] er op dat moment op kon en mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] de graszoden zou leggen. Onder die omstandigheden had van [geïntimeerde] in redelijkheid mogen worden verwacht dat hij met [appellant] in overleg was getreden om tot een oplossing te komen, in plaats van zijn werkzaamheden te staken.
“Vrijdag kan ik vlakken en graszoden leggen”), waar [appellant] naar verwijst. Dat het volgens [appellant] logisch zou zijn dat de grond naast de buitenterrassen verlaagd zou worden en dat hij meent daarop gerechtvaardigd te hebben mogen vertrouwen – zonder aan te geven waarop hij dat vertrouwen baseert, in het licht van de hiervoor genoemde de e-mail van [geïntimeerde] van 15 april 2019 en diens Whatsapp-bericht van 13 augustus 2019 – maakt ook niet dat [geïntimeerde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen tegenover [appellant] door de grond naast de buitenterrassen niet te verlagen.
“( ... ) Na verloop van tijd kregen we de extra klus om deze stenen langs de zijkant van de tuin als muur op te stapelen. [geïntimeerde][toevoeging hof: [geïntimeerde] ]
adviseerde om geen muurtje te stapelen, omdat het volgens [geïntimeerde] om zou vallen. Toch wilde de heer [appellant] dit wél doen. Hij zei dat hij dit desnoods zelf zou verstevigen. We hebben dit muurtje zoals gevraagd uiteindelijk gebouwd. Ik heb gezien dat de heer [appellant] aan het muurtje gevoeld heeft voor de stevigheid. Hij vertelde toen dat het redelijk stevig stond. Over lijmen is nooit gesproken. (…)”
a) worteldoek langs huis ingraven en snijden € 80,00
i) bloembakken lijmen € 400,00
a) worteldoek langs huis ingraven en snijden: € 60,00
“Nadat zand al op meerdere plaatsen was geplaatst, gaf [appellant] opdracht om langs het huis worteldoek in te graven en rechtop tegen de muur te plaatsen. Daarvoor moest met de hand zand langs de gevel worden weggegraven, welke werkzaamheden door twee man zijn verricht.”.
“Ik heb voor [appellant][toevoeging hof: [appellant] ]
de berging (met luifel) op maat gebouwd. (…) Aan de buitenzijde van de berging zijn rondom aan de onderzijde van de gevelpanelen op maat gezaagde reststukken terugliggend verwerkt door mij. (…)”. Nu [appellant] zijn betwisting onvoldoende heeft gemotiveerd, staat vast dat [geïntimeerde] deze werkzaamheden heeft verricht.
4.De beslissing
in conventie:- [geïntimeerde] heeft veroordeeld om aan [appellant] € 2.795,10 te betalen als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over dit bedrag vanaf 19 juni 2020 tot de dag der algehele voldoening,
in reconventie:- [appellant] heeft veroordeeld om aan [geïntimeerde] € 1.645,60 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over dit bedrag vanaf 6 september 2019 tot de dag der algehele voldoening;
- [appellant] heeft veroordeeld om aan [geïntimeerde] € 246,84 te betalen als vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten,
4.4. wijst af de door [geïntimeerde] gevorderde vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten;