In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was aangeklaagd voor twee feiten: het vissen in verboden wateren en het voorhanden hebben van aal en wolhandkrab in de nabijheid van deze wateren. De economische politierechter had de verdachte vrijgesproken van het tweede feit en ontslagen van alle rechtsvervolging voor het eerste feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 november 2015 in de gemeente [gemeente] met een visfuik heeft gevist in wateren die zijn genoemd in bijlage 16 van de Uitvoeringsregeling visserij. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde in opdracht van een instituut voor marien ecologisch onderzoek en dat zij over een ontheffing beschikte. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet voor dit instituut aan het vissen was en dat de activiteiten van de verdachte niet onder de ontheffing vielen. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat het onder 1 tenlastegelegde feit niet strafbaar was, omdat de verdachte in opdracht van het instituut handelde.
Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit, omdat niet bewezen kon worden dat de aal en wolhandkrab in Nederland waren gevangen. De verdediging had betoogd dat deze in Duitsland waren gevangen, en het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de vis in Nederland had gevangen. Het hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor het onder 1 tenlastegelegde feit en gelast dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven.