ECLI:NL:GHARL:2023:2170

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
200.321.665
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, geboren in 2012 en 2017. De moeder, die het gezag over de kinderen heeft, was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter van 26 oktober 2022, die de ondertoezichtstelling had verlengd tot 27 oktober 2023. De moeder verzocht het hof om deze beslissing te herzien en de ondertoezichtstelling af te wijzen of voor een kortere periode te verlengen. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam, was het niet eens met de moeder en vroeg het hof de beslissing van de kinderrechter in stand te laten.

Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben een conflictueuze relatie en er zijn zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader. De moeder heeft aangegeven dat zij het contact tussen de kinderen en de vader niet bevorderd heeft, wat de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloedt. Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en dat de hulpverlening voor de moeder essentieel is om haar negatieve gevoelens over de vader te verwerken.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en de verzoeken van de moeder afgewezen. Het hof benadrukte het belang van de betrokkenheid van de Jeugdbescherming om de doelen van de ondertoezichtstelling te realiseren en de veiligheid van de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.321.665
(zaaknummer rechtbank Gelderland 409806)
beschikking van 14 maart 2023
in het hoger beroep van:
[verzoekster] (de moeder),
woonplaats: bij het hof bekend,
advocaat: mr. F. Pool in Rotterdam.
Belanghebbende is:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (de Jeugdbescherming),
als Jeugd Veilig Verder,
in Amsterdam.
Als informant is aangemerkt:
[de vader] (de vader),
woonplaats: [woonplaats1] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de verlenging van de ondertoezichtstelling van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 in [plaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 in [plaats1] .

2.Belangrijke informatie

De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad. Alleen de moeder heeft het gezag over de kinderen. Dit betekent dat zij de kinderen moet opvoeden en verzorgen en het contact tussen de kinderen en de andere ouder moet bevorderen. De kinderen staan sinds 27 oktober 2020 onder toezicht van de Jeugdbescherming. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 27 oktober 2022. De kinderen wonen bij de moeder.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter (in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem) heeft op 26 oktober 2022 op verzoek van de Jeugdbescherming de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 27 oktober 2023. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct in werking treedt, ook als hoger beroep wordt ingesteld.

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij vraagt het hof het verzoek van de Jeugdbescherming om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen alsnog af te wijzen. Als het hof dat niet doet, dan vraagt zij het hof de ondertoezichtstelling voor een kortere periode te verlengen dan de kinderrechter heeft gedaan.
4.2
De Jeugdbescherming is het niet eens met de moeder. De Jeugdbescherming vraagt het hof de beslissing van de kinderrechter in stand te laten.
4.3
De vader is in hoger beroep aangemerkt als informant. Dit betekent dat hij niet de gelegenheid krijgt om zijn mening te geven over het verzoek van de Jeugdbescherming, maar dat hij wel kan worden gevraagd om het hof te informeren.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van de moeder van 19 januari 2023 met bijlagen, en
  • het verweerschrift van de Jeugdbescherming met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 14 februari 2023. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de Jeugdbescherming, en
  • de vader.
De raad voor de kinderbescherming (de raad) heeft het hof in een brief van 23 januari 2023 laten weten niet naar de zitting te zullen komen.

6.De redenen voor de beslissing

de beslissing
6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen. Hierna zal het hof uitleggen waarom.
wat zegt de wet
6.2
De rechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling (zoals in deze zaak: de Jeugdbescherming) als er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige én de ouder met het gezag de hulp die noodzakelijk is voor het wegnemen van die zorgen niet of onvoldoende accepteert. Bij de kinderrechter moet wel de verwachting bestaan dat de ouder met het gezag binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige zelf weer kan dragen (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, BW). Van het ‘niet of onvoldoende accepteren van noodzakelijke hulp’ kan ook sprake zijn als het de ouder met het gezag niet lukt om die hulp in te zetten. De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar (artikel 1:260 BW).
de redenen voor de beslissing
6.3
Op 27 oktober 2020 heeft de kinderrechter de kinderen op verzoek van de raad onder toezicht gesteld van de Jeugdbescherming omdat er grote zorgen waren over hun ontwikkeling en het de ouders niet lukte die zorgen met vrijwillige hulpverlening weg te nemen. De zorgen over de ontwikkeling van de kinderen gingen erover dat in het verleden mogelijk sprake is geweest van verbaal en lichamelijk geweld in het gezin, dat de ouders totaal verschillende verhalen vertelden over wat er volgens hen is gebeurd, dat er nog steeds spanningen waren tussen de ouders en dat de moeder wel zei dat zij het goed vindt dat de vader en de kinderen contact met elkaar hebben, maar dat zij dit contact in de praktijk afhield.
6.4
Anders dan de moeder is het hof van oordeel dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen op dit moment nog onvoldoende zijn weggenomen. De ouders staan nog steeds lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om wat er tijdens hun relatie is gebeurd, waardoor de kinderen niet weten waar zij aan toe zijn en de kinderen geen levensverhaal hebben. Ook is er nog geen structurele omgang tussen de vader en de kinderen. De opbouw van de begeleide (video)omgang had een tijdlang een positief verloop maar is stopgezet nadat de kinderen opeens -zonder dat daarvoor een aanleiding is gevonden- zo angstig werden voor de vader dat ze hem niet meer wilden zien of spreken. De moeder heeft op de zitting bij het hof gezegd dat zij in het bijzijn van de kinderen positief over de vader praat en dat zij niet in de weg staat aan telefonisch of videobelcontact van de kinderen met de vader, maar tegelijkertijd heeft zij ook gezegd dat zij het voor de kinderen onveilig vindt bij de vader omdat ze heeft ervaren dat de vader agressief kan reageren. Zij is ook verder bang voor seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader en dat de vader de kinderen mee zal nemen naar het buitenland. De vader ontkent dat de zorgen van de moeder terecht zijn. Net als de Jeugdbescherming maakt het hof zich zorgen dat de kinderen de (innerlijke) weerstand van de moeder tegen contact met de vader voelen en overnemen. Los van de vraag of die weerstand terecht is of onterecht, worden de kinderen daarmee belast. De Jeugdbescherming heeft de moeder psycho-educatie verstrekt over de gevolgen voor de ontwikkeling van de kinderen en de risico’s van het ontbreken van contact met hun vader en de moeder hulpverlening aangeboden voor haarzelf, maar de moeder ziet de meerwaarde van die hulpverlening niet. De moeder herkent niet dat er op dit moment sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen. Vanwege de weerstand van de moeder en de tegenstelling tussen de ouders heeft het hof er ook geen vertrouwen in dat het de ouders zelf lukt om de omgang opnieuw te hervatten en op te bouwen. Op dit moment geldt nog (hoewel die niet wordt uitgevoerd) de omgangsregeling waarbij de kinderen en de vader minimaal eenmaal per week begeleid contact met elkaar hebben en de verdere invulling is overgelaten aan de Jeugdbescherming. De Jeugdbescherming heeft ter zitting desgevraagd aangegeven nog mogelijkheden te zien om vooruit te komen met het behalen van de doelen van de ondertoezichtstelling. Daarbij is van belang dat de jeugdbeschermer die eerder bij de zaak betrokken was haar werkzaamheden na een verlofperiode weer hervat.
6.5
Het hof acht het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de Jeugdbescherming betrokken blijft, zodat verder gewerkt kan worden aan de doelen van de ondertoezichtstelling:
  • inzet van hulpverlening voor de moeder, zodat zij het verleden met de vader een plek kan geven, zij haar negatieve gevoelens over de vader minder snel overbrengt op de kinderen en de kinderen een positiever contact kunnen hebben met de vader;
  • duidelijkheid voor de kinderen over de rol die de vader en moeder hebben of mogen hebben in de opvoeding;
  • een duidelijk antwoord op de vraag of de kinderen veilig zijn bij de vader.
Het hof vindt het belangrijk dat de Jeugdbescherming het veiligheidsaspect tegelijk oppakt met de hulpverlening voor de moeder. Vast staat dat de negatieve gevoelens die de moeder over de vader heeft van invloed zijn op (fysiek) contact tussen de kinderen en de vader. Om contactherstel tussen de kinderen en de vader te bevorderen, is niet alleen hulpverlening noodzakelijk maar ook duidelijkheid over de veiligheid van de kinderen bij de vader.
6.6
Het hof ziet geen reden om de ondertoezichtstelling voor een kortere periode te verlengen dan de kinderrechter heeft gedaan. Het hof is het met de kinderrechter eens dat het niet aannemelijk is dat de doelen van de ondertoezichtstelling in een kortere periode behaald kunnen worden.
6.7
Kortom, het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter (in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem) van 26 oktober 2022;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, P.B. Kamminga en A.L.H. Ernes, bijgestaan door met mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.