ECLI:NL:GHARL:2023:2165

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
200.315.629
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de moeder over minderjarige en benoeming voogd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2023 de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd, waarbij het gezag van de moeder over haar minderjarige kind is beëindigd en de Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) is benoemd tot voogd. De moeder had tot de beslissing van de rechtbank op 25 mei 2022 het ouderlijk gezag over haar kind, maar door de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing was zij verplicht om de aanwijzingen van SAVE op te volgen. De minderjarige, geboren in 2014, is sinds 2017 onder toezicht gesteld en woont sinds februari 2017 bij pleegouders. Het hof oordeelt dat de moeder niet in staat is om het gezag op een verantwoorde manier uit te oefenen, vooral gezien haar eerdere detentie en de impact daarvan op de ontwikkeling van het kind. Het hof concludeert dat het in het belang van de minderjarige is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd, zodat er duidelijkheid is over haar opgroeiperspectief. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om het gezag te behouden, maar het hof oordeelt dat de samenwerking tussen de pleegouders en de moeder niet goed genoeg is om een vrijwillige uithuisplaatsing met behoud van gezag mogelijk te maken. De beslissing van het hof is dat de benoeming van SAVE als voogd noodzakelijk is om de belangen van de minderjarige te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.629
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 534881)
beschikking van 14 maart 2023
in het hoger beroep van:
[verzoekster] (de moeder),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. F. Pool in Rotterdam.
Belanghebbenden zijn:
raad voor de kinderbescherming (de raad),
in Utrecht,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE),
in Utrecht,
en
[de pleegouders] (de pleegouders),
woonplaats: [woonplaats2] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het gezag van de moeder over [de minderjarige] , geboren [in] 2014 in [plaats1] .

2.Belangrijke informatie

2.1
Tot de beslissing van de rechtbank (Midden-Nederland, locatie Utrecht) van 25 mei 2022 had de moeder als enige het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . Dit betekent dat zij [de minderjarige] zelf moest verzorgen en opvoeden en dat zij de belangrijke beslissingen over [de minderjarige] moest nemen. Sinds de ondertoezichtstelling (en uithuisplaatsing) van [de minderjarige] moest zij daarbij de aanwijzingen van SAVE opvolgen.
2.2
[de minderjarige] is op 10 november 2017 onder toezicht gesteld van SAVE. De ondertoezichtstelling is steeds verlengd, de laatste keer tot 10 november 2022.
2.3
[de minderjarige] verblijft – na een kort verblijf in een crisispleeggezin – sinds 26 februari 2017 in het gezin van de pleegouders. Sinds 10 november 2017 is haar verblijf daar geformaliseerd met een machtiging tot uithuisplaatsing. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna steeds verlengd, de laatste keer tot 10 november 2022.
2.4
[de minderjarige] kan in het gezin van de pleegouders in principe blijven wonen totdat zij volwassen is
(perspectief biedend pleeggezin).
2.5
SAVE heeft in een brief van 3 november 2021 laten weten dat zij bereid is om te worden benoemd tot voogd over [de minderjarige] als de moeder niet meer het gezag zou hebben.

3.De beslissing van de rechtbank

De rechtbank (Midden-Nederland, locatie Utrecht) heeft op 25 mei 2022 op verzoek van de raad het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en SAVE benoemd tot voogd over [de minderjarige] . De rechtbank heeft bepaald dat de gezagsbeëindiging ook geldt als de moeder in hoger beroep gaat
(uitvoerbaar bij voorraad verklaring).

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij wil dat het hof het verzoek van de raad om het gezag van haar over [de minderjarige] te beëindigen en SAVE te benoemen tot voogd alsnog afwijst.
4.2
De raad en SAVE zijn het niet eens met het verzoek van de moeder. Zij willen dat het hof de beslissing van de rechtbank in stand houdt.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van 25 augustus 2022 met bijlagen, en
  • een brief van de raad van 11 oktober 2022.
5.2
De zitting bij het hof was op 14 februari 2023. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat en een tolk in de Engelse taal;
  • een vertegenwoordiger van de raad, en
  • een vertegenwoordiger van SAVE.

6.De redenen voor de beslissing

beslissing
6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de rechtbank moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen. Hierna zal het hof uitleggen waarom.
de redenen voor de beslissing
6.2
In artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek staat dat de rechter het gezag van een ouder kan beëindigen als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling én de ouder niet binnen een aanvaardbare termijn zelf voor de minderjarige kan zorgen. Voor de ontwikkeling van een kind is het niet goed dat te lang onduidelijk is bij wie het kind zal opgroeien (
het opgroeiperspectief). Met de aanvaardbare termijn wordt de periode van onzekerheid bedoeld die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling. Hoe lang die periode is, hangt onder meer af van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind.
6.3
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan een gezagsbeëindiging en dat het in het belang van [de minderjarige] is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd. Het hof vindt niet alleen dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen, maar ook dat de rechtbank die beslissing goed heeft uitgelegd. Het hof neemt die uitleg daarom over omdat het hof er na eigen onderzoek ook zo over denkt. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
6.4
[de minderjarige] is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst omdat zij in de thuissituatie bij de moeder ernstig werd bedreigd in haar ontwikkeling. De directe aanleiding was dat de moeder in Duitsland in het bijzijn van de toen tweejarige [de minderjarige] werd opgepakt voor drugssmokkel. De moeder heeft vervolgens ruim anderhalf jaar in de gevangenis gezeten. Na de vrijlating van de moeder was het uitgangspunt dat [de minderjarige] en de moeder herenigd zouden worden. Daar is ook hulpverlening op ingezet. De moeder en [de minderjarige] hebben deelgenomen aan het 2thepoint-traject van [naam1] . Het doel van dit traject was om erachter te komen bij wie [de minderjarige] het beste zou kunnen opgroeien
(het opvoedbesluit bepalen). Het 2thepoint-traject leidde tot het advies om [de minderjarige] bij de pleegouders te laten opgroeien en toe te werken naar een ruime omgangsregeling met de moeder. SAVE heeft dit advies van [naam1] overgenomen en het opvoedbesluit genomen dat [de minderjarige] verder zal opgroeien bij de pleegouders. Vervolgens is er een rechtszaak geweest over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. In hoger beroep heeft het hof toen op verzoek van de moeder het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) opdracht gegeven om te onderzoeken of het mogelijk is dat [de minderjarige] bij de moeder wordt geplaatst, en zo ja, wat daarvoor nodig is. De conclusie van dit onderzoek was dat de ontwikkeling van [de minderjarige] kwetsbaar is en dat [de minderjarige] niet bij de moeder kan worden geplaatst, omdat de moeder haar niet kan bieden wat zij nodig heeft. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de onderzoeken van [naam1] en het NIFP blijkt dat het perspectief van [de minderjarige] niet (meer) bij de moeder ligt maar bij de pleegouders. In de afgelopen jaren is gebleken dat de pleegouders goed voor [de minderjarige] zorgen en dat zij haar de voorspelbaarheid en stabiliteit geven waaraan zij behoefte heeft.
6.5
De moeder zegt dat zij accepteert dat het perspectief van [de minderjarige] bij de pleegouders is. Volgens haar is daarover geen discussie en is het voor [de minderjarige] duidelijk dat zij niet bij de moeder zal opgroeien. De moeder is van mening dat [de minderjarige] vrijwillig uit huis kan worden geplaatst bij de pleegouders en dat zij dan het gezag over [de minderjarige] kan houden. Het hof is net als de raad, SAVE en de kinderrechter van oordeel dat een vrijwillige uithuisplaatsing bij de pleegouders met behoud van het gezag van de moeder niet in het belang is van [de minderjarige] . Daarvoor verloopt de samenwerking tussen de pleegouders en de moeder niet goed genoeg. Er is nog steeds een voogd nodig die voorkomt dat er ‘ruis’ ontstaat tussen de pleegouders en de moeder. Het hof heeft ook niet het vertrouwen dat als er geen gedwongen kader meer is de moeder zal blijven uitdragen dat zij achter de uithuisplaatsing staat. Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat er geen twijfel is over haar opgroeiperspectief.
6.6
[de minderjarige] is acht jaar en zij woont inmiddels al zes jaar bij de pleegouders. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de aanvaardbare termijn is verstreken. [de minderjarige] heeft duidelijkheid nodig over bij wie zij zal opgroeien en wie over haar zal beslissen. De gezagsbeëindiging is noodzakelijk om die duidelijkheid te waarborgen. Naar het oordeel van het hof weegt het belang van [de minderjarige] bij de duidelijkheid over haar opgroeiperspectief zwaarder dan de wens van de moeder om het gezag over [de minderjarige] te houden. Uit het wettelijk systeem volgt ook dat een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing tijdelijk van aard zijn en dat als blijkt dat een kind niet bij zijn ouder(s) zal opgroeien, gezagsbeëindiging in de rede ligt.
6.7
Anders dan de moeder is het hof van oordeel dat in dit geval geen sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De inmenging die gezagsbeëindiging vormt in het gezinsleven van [de minderjarige] met haar moeder is gerechtvaardigd, omdat die gezagsbeëindiging zoals hiervoor is overwogen gelet op alle omstandigheden van dit geval in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. Verder staat de gezagsbeëindiging in een redelijke verhouding tot het na te streven doel (
proportionaliteitsbeginsel) en is het beoogde resultaat niet te bereiken met een minder ingrijpend alternatief zoals een vrijwillige plaatsing (
subsidiariteitsbeginsel).
Benoeming voogd
6.8
Omdat het gezag van de moeder over [de minderjarige] wordt beëindigd, moet er een
voogd worden benoemd die de belangrijke beslissingen over [de minderjarige] kan nemen. Net als de rechtbank en de raad vindt het hof dat SAVE moet worden benoemd tot voogd over [de minderjarige] . SAVE is neutraal en onafhankelijk. SAVE staat niet aan de kant van de moeder en niet aan de kant van de pleegouders.
Ten slotte
6.9
De moeder blijft altijd de moeder van [de minderjarige] , ook al neemt zij geen gezagsbeslissingen meer over haar. Een goed contact tussen de moeder en [de minderjarige] is van groot belang voor [de minderjarige] . Onder leiding van de voogd dient te worden geïnvesteerd in de vertrouwensrelatie tussen de moeder en de pleegouders en in de omgangscontacten tussen de moeder en [de minderjarige] .

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 25 mei 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, P.B. Kamminga en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.