ECLI:NL:GHARL:2023:2043

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
200.315.499
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op verzoek van een van de echtgenoten

In deze zaak gaat het om de ontbinding van het huwelijk van partijen, die in 2016 met elkaar zijn gehuwd en sinds 2019 gescheiden van tafel en bed leven. De rechtbank Amsterdam heeft op 13 februari 2019 de scheiding van tafel en bed uitgesproken, welke op 28 februari 2019 is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. De vrouw heeft op 14 juni 2022 bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om de ontbinding van het huwelijk, wat door de rechtbank is toegewezen. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, omdat hij geen verweer heeft gevoerd bij de rechtbank en stelt dat hij niet op de hoogte was van de zitting. Hij voert aan dat zijn religieuze overtuiging hem tegen de ontbinding van het huwelijk indruist en dat er afspraken zijn gemaakt om de scheiding van tafel en bed niet om te zetten in een echtscheiding.

De vrouw daarentegen stelt dat de wettelijke vereisten voor ontbinding zijn vervuld, aangezien de scheiding meer dan drie jaar heeft geduurd en er geen verzoening heeft plaatsgevonden. Het hof heeft de argumenten van de man overwogen, maar oordeelt dat het verzuim van de man om verweer te voeren bij de rechtbank in hoger beroep kan worden hersteld. De man heeft zijn standpunt in hoger beroep kunnen toelichten, en het hof concludeert dat de termijn van drie jaar is verstreken zonder verzoening. Daarom bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de ontbinding van het huwelijk is uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.499
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 535658)
beschikking van 9 maart 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.G. Galama te Eemnes,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N.C. Bouman-de Vos te Geldermalsen, gemeente West Betuwe.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder: de rechtbank), van 14 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Die beschikking wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met een productie, ingekomen op 5 september 2022;
- het verweerschrift met producties, en
- een journaalbericht van mr. Galama van 20 september 2022 met producties.
2.2
De zitting bij het hof heeft op 14 februari 2023 plaatsgevonden. Partijen waren aanwezig, met hun advocaten.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2016 te [woonplaats1] met elkaar gehuwd.
3.2
Bij beschikking van 13 februari 2019 heeft de rechtbank Amsterdam de scheiding van tafel en bed tussen partijen uitgesproken. Die beschikking is op 28 februari 2019 ingeschreven in het huwelijksgoederenregister.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in dit hoger beroep relevant, op verzoek van de vrouw de ontbinding van het huwelijk van partijen uitgesproken.
4.2
De man is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking voor zover die betrekking heeft op de ontbinding van het huwelijk. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen.
4.3
De vrouw voert verweer en vraagt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunt van de man
5.1
De man heeft naar voren gebracht dat het voor hem niet goed voelt dat hij bij de rechtbank geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vrouw om het huwelijk van partijen te ontbinden. Volgens de man heeft hij geen uitnodiging gehad voor de zitting bij de rechtbank. In hoger beroep heeft de man twee redenen genoemd waarom hij het niet eens is met het verzoek van de vrouw en dus ook niet met de beslissing van de rechtbank. De eerste reden is dat hij op grond van zijn diepgewortelde geloof tegen een beëindiging van het huwelijk is. De man gelooft dat wat God heeft verbonden, de mens niet mag scheiden. De tweede reden is dat een ontbinding van het huwelijk in strijd is met de afspraken die partijen volgens de man met elkaar hebben gemaakt en de intentie die zij daarbij hadden. De man heeft aangevoerd dat partijen destijds hebben gekozen voor een scheiding van tafel en bed, omdat zij allebei de intentie hadden een echtscheiding ook op de lange duur te voorkomen.
Standpunt van de vrouw
5.2
De vrouw vindt dat de religieuze reden die de man heeft genoemd geen grond is om haar verzoek tot ontbinding van het huwelijk af te wijzen. De enige eis die de wet volgens haar stelt aan een ontbinding van een huwelijk na een scheiding van tafel en bed is dat de scheiding ten minste drie jaren heeft geduurd. De vrouw heeft aangevoerd dat die termijn inmiddels is verstreken, dat partijen inmiddels al vier jaar niet meer samenwonen en dat in de tussentijd geen sprake is geweest van een verzoening. Zij betwist dat partijen de intentie hadden om het bij een scheiding van tafel en bed te laten, maar zelfs al zouden partijen die intentie hebben gehad dan is dat volgens haar geen reden om haar verzoek tot ontbinding van het huwelijk af te wijzen. Volgens de vrouw was de man ervan op de hoogte dat zij een verzoek tot ontbinding van het huwelijk had ingediend bij de rechtbank en is hij wel uitgenodigd voor de zitting bij de rechtbank.
Oordeel van het hof
5.3
Voor zover de man stelt dat de beslissing van de rechtbank moet worden vernietigd omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om op de zitting bij de rechtbank te worden gehoord, geldt dat een dergelijk verzuim in hoger beroep kan worden hersteld. Aangezien de man in hoger beroep nadere stukken heeft kunnen indienen en hij op de zitting bij het hof zijn standpunt nader heeft kunnen (laten) toelichten, ziet het hof geen reden om vanwege dit bezwaar van de man de beslissing van de rechtbank te vernietigen.
5.4
Op grond van artikel 1:179 lid van het Burgerlijk Wetboek wordt de ontbinding van het huwelijk van echtgenoten die van tafel en bed gescheiden zijn op verzoek van een van de echtgenoten uitgesproken, indien de scheiding ten minste drie jaren heeft geduurd. Het hof stelt vast dat de termijn van drie jaren op 28 februari 2022 is verstreken en dat geen sprake is van een verzoening tussen partijen. Het hof is het daarom eens met de beslissing van de rechtbank. Hetgeen de man in hoger beroep naar voren heeft gebracht leidt niet tot een ander oordeel.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 14 juni 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 9 maart 2023 door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.