ECLI:NL:GHARL:2023:1895

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
21-001550-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake brandstichting door minderjarige verdachte met voorwaardelijke jeugddetentie en bijkomende straffen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een minderjarige, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijke brandstichting, waarbij levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank had hem een jeugddetentie van 60 dagen opgelegd, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een contactverbod en een taakstraf. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een nieuwe straf opgelegd, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. Het hof legde een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden op, samen met een leerstraf en een taakstraf in de vorm van een werkstraf van veertig uur. De zaak betrof een ernstige brandstichting waarbij een hoogbejaarde en dementerende man in gevaar werd gebracht. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte een actieve rol hadden gespeeld in het delict, maar dat de gevolgen minder ernstig waren dan aanvankelijk gevreesd. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar het hof achtte het bewijs overtuigend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001550-22
Uitspraak d.d.: 21 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 1 april 2022 met parketnummer 16-058023-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Veen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is, veroordeeld tot -kort gezegd- een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met aftrek van de duur van het voorarrest en met de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] . Daarnaast heeft de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie opgelegd en de leerstraf So-Cool van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft voorts de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in/aan een woning aan de [adres] , door open vuur in aanraking te brengen met een fles gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of vervolgens de brandende fles op het balkon van voornoemde woning te gooien, ten gevolge waarvan
- het balkon en/of goederen op dat balkon van voornoemde woning is/zijn verbrand en/of
- de pui van voornoemde woning (gedeeltelijk) is ontploft en/of verbrand en/of
- gordijnen van voornoemde woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen in voornoemde woning en/of nabijgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner van voornoemde woning ( [benadeelde 2] ) en/of de bewoners van de overige woningen van het flatgebouw gelegen aan de [straat] en/of voor zich in de directe nabijheid van die woning bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot de bewijzenverklaring zoals de rechtbank heeft gedaan.
De verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof net als bij de rechtbank bepleit dat er wel wettig bewijs is, maar dat de overtuiging ontbreekt dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Verdachte ontkent en het bewijsmateriaal moet alleen al daarom zeer kritisch worden beoordeeld. Zo kan DNA van verdachte op een andere manier op het flesje zijn gekomen dan doordat hij het direct voorafgaand aan de brand heeft vastgehad. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat de persoon in de snackbar, van wie wordt gezegd dat het [verdachte] is, handschoenen draagt. Degene die afrekent, draagt echter geen handschoenen. [verdachte] heeft verklaard dat hij vaak in die snackbar komt en dat het heel goed mogelijk is dat hij bij zo’n bezoek het flesje heeft aangeraakt en het daarna weer heeft teruggezet.
Bij de medeverdachte thuis zijn bij een doorzoeking een Adidas trainingspak en een masker aangetroffen. Bij [verdachte] thuis is geen kleding, jas, muts of handschoenen aangetroffen die overeenkomen met de kleding van de persoon op de beelden van wie wordt gezegd dat dat [verdachte] is. Ook het gebruik van verdachtes bankpas hoeft niet naar betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting te wijzen. [verdachte] heeft verklaard dat hij op 6 februari 2021 zijn bankpas kwijt was. Verdachte blijft erbij dat hij op de avond van p 6 februari 2021 thuis was en wachtte op zijn moeder die terug kwam uit [buitenland] .
Het hof is het eens met de volgende – schuingedrukte - overwegingen van de rechtbank en neemt deze over, met een enkele taalkundige -vetgedrukte- aanpassing. Daar waar ‘rechtbank’ staat, moet nu ‘hof’ worden gelezen.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op 6 februari 2021 in zijn woning, een appartement op de
eerste etage, aan de [adres] in [pleegplaats] was. Om ongeveer 19.45 uur hoorde hij plotseling een hele harde klap. Kort daarop zag hij opeens op meerdere plekken vlammen langs zijn gordijnen voor het raam omhoog lopen. Hij liep naar de achterkant van zijn woonkamer en zag toen dat ook een deel van zijn balkon in de brand stond. Dit was het deel waar de tuinmeubels op het balkon stonden. Hij gooide een emmer water naar het balkon en was gelijk teruggelopen om nog een emmer te pakken. Hij zag toen dat de vlammen zo hoog en fel werden dat de gordijnen helemaal in de brand stonden en durfde daarom niet terug te gaan. Door de brand waren meerdere goederen in zijn woonkamer, op zijn balkon en de gordijnen in meerdere woonruimtes beschadigd. Ook was er schade aan het stucwerk, de muren en de vloer.
[naam] heeft namens [benadeelde 1] aangifte gedaan van brandstichting in de
woning gelegen aan de [adres] in [pleegplaats] op 6 februari 2021. Uit het bij de
aangifte gevoegd schaderapport volgt dat ten gevolge van de brand de puien van het balkon
van huisnummer [nummer] zwaar beschadigd zijn en de dubbelglas ruiten in de puien zijn
gebroken. De woonkamer met open keuken en meerdere omliggende ruimten zijn door rook
en roet verontreinigd. De betonvloer van huisnummer [nummer] is door het bluswater vochtig
geworden en via doorvoeren is het vervuilde bluswater de ondergelegen berging
ingestroomd. De houtwolcementplaten van de hal en een berging zijn beschadigd geraakt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 12 februari 2021 telefonisch contact gehad met [brandweercommandant]
, de brandweercommandant ter plaatste op 6 februari 2021. [brandweercommandant] verklaarde dat het hem opviel dat het een enorme brand was voor iets dat eigenlijk niet kon branden.
Vermoedelijk was het een benzinebrand geweest, de vlammen die ze bij aankomst zagen
waren veel te groot en te veel voor de spullen die in brand stonden. De brand had
levensgevaar voor de bewoner opgeleverd. Gezien dat er mogelijk een brandbare stof
gebruikt was had dit zomaar verkeerd kunnen aflopen als het water dat de bewoner op de
brand had gegooid gereageerd had op de brandbare stof.
Een anonieme getuige heeft op 11 februari 2021 verklaard dat hij op snapchat een filmpje
heeft gezien van de brand op 6 februari 2021 bij de woning aan de [adres] in
[pleegplaats] . Het Snapchat account dat het filmpje verstuurd had was genaamd [accountsnaam] .
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 17 februari 2021 het door de anonieme getuige afgegeven
videofragment bekeken. Door verbalisant werd het volgende waargenomen:
- zij zag een persoon met in zijn linkerhand een flesje. Uit de hals van het flesje stak een
witte doek of wit papier Het flesje was doorzichtig met rood/witte etiketten. Onderin het
flesje zaten enkele centimeters van een doorzichtige vloeistof;
- de persoon had een gele aansteker in de rechter hand, deze werd aangestoken en tegen de
uit het flesje stekende witte stof of papier gehouden. Dit vatte snel vlam en de persoon nam
de fles met beide handen vast;
- de persoon gooide vervolgens met de rechterhand het flesje richting het balkon van een

flatwoning op de eerste etage. Direct was er een grote vuurvlam op het balkon te zien.

[zoon benadeelde 2] had op 11 februari 2021 een flesje op het balkon van de woning van zijn vader
gevonden. Het flesje rook naar brandstof en uit het flesje stak een stukje wit doek of servet.
Hij had het merk van het flesje op internet opgezocht en het betrof een Turks frisdrank
merk. Bij navraag hoorde hij dat er eerder jongens bij een tankstation hadden gevraagd of
er een flesje met brandstof gevuld kon worden. Verder werd hij verwezen naar snackbar [snackbar]
in [pleegplaats] . Daar stonden in de koelkast flesjes van hetzelfde merk als de fles die hij op het balkon gevonden had. Er warenflesje met een heldere en flesjes met een oranje vloeistof. Enkel op het flesje van het oranje drankje stond de tekst “Portokalli”. De eigenaar van de snackbar toonde hem vervolgens camerabeelden waarop te zien is dat op vrijdag 6 februari 2021, twee jongens in de snackbar zijn en een oranje flesje kochten van dit Turkse merk.
Door verbalisant [verbalisant 3] werd het door [zoon benadeelde 2] aangetroffen flesje veiliggesteld.
Op het etiket van het flesje stond de navolgende tekst: “Efsane Uludag Gazozu Portakalli”.
Door verbalisant [verbalisant 4] werden de door getuige [zoon benadeelde 2] gefilmde,
camerabeelden van het cafetaria [snackbar] aan de [straat] [nummer] in [pleegplaats] van 6
februari 2021 bekeken. De werkelijke tijd zou 1,5 uur eerder zijn dan de tijd die op de
beelden stond vermeld. Door de verbalisant werd het volgende bevonden.
Op het eerste filmpje was het tijdstip 20.39 uur zichtbaar. Dit zou dus het tijdstip 19.09 uur
zijn:
- er kwamen twee jongens in beeld. Jongen 1: licht getint, zwart haar, een donkere jas met
capuchon, op de jas het embleem van Adidas op de borst, een licht snorretje en een blauw
tasje dat hij schuin over zijn schouder droeg. Jongen 2: lichter getint, zwarte muts,
handschoenen, een blauwe jas die vanaf het middel naar beneden donkerblauw van kleur
was, een broek met scheuren/plekken erin, een blauwe tas met een extra rits schuin aan de
voorkant.
- de twee jongens bukten voorover en jongen 1 kwam vervolgens met een flesje met oranje
inhoud in de hand in beeld. De jongens liepen samen naar de counter en jongen 2 rekende
af.
Op het tweede filmpje was het tijdstip 20.50 uur zichtbaar. Dit zou dus het tijdstip 19.20 uur
zijn. Verbalisant herkende op het filmpje beide jongens van het eerste filmpje. Jongen 1 ging links naast de counter een deur in en jongen 2 stond verderop bij de counter. Vervolgens ging ook jongen 2 de deur naast de counter binnen. Jongen 2 had zijn muts af.
Door verbalisant [verbalisant 5] werden de camerabeelden van 6 februari 2021 van het
tankstation [tankstation] aan de [straat] [nummer] in [pleegplaats] bekeken. Door verbalisant werd het
volgende bevonden:
- om 19:17:55 uur kwamen twee personen aan lopen. De jongens liepen richting de pomp
en waren bezig bij de automaat. Te zien was dat de personen alle pompen af gingen en per
pomp meerdere slangen probeerden. Het leek erop dat ze de restjes uit de slangen haalden
en probeerden een flesje te vullen.
Ondertussen zette persoon 1 een masker op. (De rechtbank merkt op dat het een masker
betreft dat gelijk is aan het masker dat op de beelden van de brandstichting te zien is.)
Het signalement van de personen komt overeen met het signalement van de personen op het
filmpje waarbij de brandstichting wordt gepleegd en het signalement van de personen zoals
op de beschreven camerabeelden van de snackbar.
Door verbalisant [verbalisant 6] is nader onderzoek gedaan naar de pintransacties bij het
tankstation [tankstation] aan de [straat] op 6 februari 2021. Uit het onderzoek volgt dat
er op 6 februari 2021 tussen 19.19.40 en 19.22.00 uur vier maal een transactie is geweest
waarbij gebruik werd gemaakt van een debetkaart behorende bij de bankrekening ten name
van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2006. Hierbij is telkens de handeling om te
tanken gestopt. De medewerker vertelde dat er bij de pinterminals 4 keer een pas is
aangeboden. Vervolgens is de code van de debetkaart ingevoerd. Deze werd goedgekeurd.
De handeling is vervolgens gestopt omdat er niet daadwerkelijk getankt werd. De
mogelijkheid bestaat dat er op deze manier meer residu uit de slang kwam doordat de pomp
is gaan draaien.
Van het op het balkon van de [adres] in [pleegplaats] aangetroffen flesje is een
biologisch spoor veiliggesteld onder nummer [nummer] .
Van het DNA in bemonstering [nummer] is een DNA-mengprofiel verkregen van
minimaal drie onbekende personen waaronder minimaal twee onbekende mannen.
Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat een deel van het DNA in bemonstering [nummer] afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] .
Het is meer dan 1 miljard waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van
verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de
bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
Verbalisant [verbalisant 3] zag op 16 februari 2021 verdachte [verdachte] in [pleegplaats] .
Verbalisant herkende de persoon op onder andere het screenshot van de jongen in de grijze
jas (de rechtbank begrijp dat wordt bedoeld: de jongen in de blauwe jas) in snackbar [snackbar]
als [verdachte] . Hij herkende verdachte aan zijn gezicht, neus, wenkbrauwen en haardracht.
Bewijsoverwegingen
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft
gebracht door een molotovcocktail op het balkon van de woning van [benadeelde 2] te gooien,
waardoor gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde 2] te duchten was.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en [medeverdachte] een flesje drinken zijn gaan halen
bij snackbar [snackbar] . Dit flesje hebben zij samen bij een nabijgelegen tankstation gevuld
met benzine, waarbij de pinpas van verdachte is gebruikt. Vervolgens heeft verdachte het
brandende flesje op het balkon van het slachtoffer gegooid, waarna de ontploffing plaatsvond en de brand begon. [medeverdachte] heeft dit gefilmd en op Snapchat geplaatst. Het DNA van verdachte zat op het (op het balkon aangetroffen) flesje.
Verdachte is door verbalisant [verbalisant 3] op de camerabeelden van snackbar [snackbar]
herkend als de jongen met de grijze/blauwe jas. De rechtbank heeft, mede gelet op de
duidelijke en goede kwaliteit van de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden van
snackbar [snackbar] geen reden om te twijfelen aan de herkenning van verdachte door
verbalisant [verbalisant 3] .
De raadsman heeft gesteld dat gelet op de tijdstippen op de beelden van de snackbar en het
tankstation het niet zo kan zijn dat de personen die op het eerste en op het tweede filmpje uit
de snackbar te zien zijn, dezelfde personen zijn.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat de eigenaar van de snackbar heeft
aangegeven dat de tijdstippen op de camera’s anderhalf uur voorlopen op de daadwerkelijke tijd. De rechtbank overweegt dat de betreffende tijdstippen als “omstreeks” kunnen worden aangemerkt. Verder liggen de snackbar ( [adres] ) en het tankstation ( [adres] , zoals op Googlemaps te zien is, naast elkaar. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande en op de overeenkomsten in de signalementen, van oordeel dat de personen die op de betreffende filmpjes te zien zijn, telkens dezelfde personen zijn.
Verklaringen verdachte ter terechtzitting
Locatie
Verdachte heeft verklaard dat hij 6 februari 2021 ’s avonds thuis was. De raadsman heeft
daarop aangevuld dat het een speciale dag was voor verdachte omdat zijn moeder thuis
kwam van vakantie. De rechtbank acht deze verklaring onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd. Verdachte is pas ter terechtzitting met deze verklaring gekomen en heeft zich bij eerdere verhoren beroepen op zijn zwijgrecht. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank het tegendeel.
Flesje
Verdachte heeft verklaard dat hij wel vaker in de snackbar kwam en daar zelf frisdrank uit de koeling mocht pakken. Hij had wel eens een flesje gepakt en dat vervolgens teruggezet in de koelkast. Waarom en wanneer hij dat had gedaan, wist hij niet precies.
De rechtbank acht deze verklaring onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd.
Pinpas
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn bankpas voor 6 februari 2021 kwijt was. Hij had zijn
bankpas pas maanden later geblokkeerd. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte
niet aannemelijk. Op nadere vragen verklaarde verdachte dat hij zijn bankpas wel eens
uitleende aan vrienden, maar zijn pincode niet aan anderen had gegeven. Nadat verdachte
werd voorgehouden dat bij het gebruik van zijn pinpas bij het tankstation meerdere malen de pincode was ingevoerd, verklaarde verdachte dat iemand zijn pincode zou kunnen weten
doordat die persoon zou hebben meegekeken op het moment dat hij zelf aan het pinnen was.
De rechtbank acht deze verklaring onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd.
De rechtbank acht gelet op voomoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend
bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte, door het gooien van een
molotovcocktail brand heeft gesticht op het balkon en in de woning van aangever [benadeelde 2] .
Bewuste en nauwe samenwerking.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van een nauwe en
bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte en dat verdachte een actieve
en significante rol in het geheel heeft gehad. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte
het flesje gekocht. Zij hebben dit flesje samen met brandstof gevuld, waarbij zij bij meerdere pompen brandstof uit de slang hebben gehaald. Vervolgens zijn zij samen naar de flat gelopen waar het slachtoffer woonde. Daar heeft de verdachte, terwijlmedeverdachte dit filmde, het flesje aangestoken en op het balkon van aangever [benadeelde 2] gegooid. Hieruit volgt dat ook de medeverdachte wist wat er zou gaan gebeuren.
Partiële vrijspraak
Uit het dossier volgt dat de brandweer zeer kort na de melding van de brand ter plaatse
aanwezig was. Daardoor was het bij een kleine brand gebleven en hadden de buren niets
geroken en was er bij hen niets gemeten. Voorts was de brandwerendheid van het
appartementengebouw dusdanig dat het wel een uur of langer kon duren voordat andere
appartementen mee konden gaan branden.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er levensgevaar en gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor de bewoners van de overige woningen van het flatgebouw en/of voor
zich in de directe nabijheid van die woning bevindende perso(o)n(en) te duchten was.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks6 februari 2021 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en
/ofeen ontploffing teweeg heeft gebracht in
/aaneen woning aan de [adres] , door open vuur in aanraking te brengen met een fles gevuld met benzine
, althans een brandbare stof,en
/ofvervolgens de brandende fles op het balkon van voornoemde woning heeft gegooid, ten gevolge waarvan
- het balkon en
/ofgoederen op dat balkon van voornoemde woning is/zijn verbrand en
/of
- de pui van voornoemde woning (gedeeltelijk) is
ontploft en/ofverbrand en
/of
- gordijnen van voornoemde woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen in voornoemde woning en
/ofnabijgelegen woningen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,en
/oflevensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner van voornoemde woning ( [benadeelde 2] )
en/of de bewoners van de overige woningen van het flatgebouw gelegen aan de [straat] en/of voor zich in de directe nabijheid van die woning bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en medeverdachte een zeer ernstig feit hebben gepleegd. Zij hebben brand gesticht in de woning van een hoogbejaarde en dementerende man. Ze hebben een flesje gevuld met benzine in brand gestoken en dat vervolgens op het balkon van de hoogbejaarde man gegooid. Het slachtoffer heeft geprobeerd de brand met water te blussen. Dit is niet gelukt. Het slachtoffer is maar net op tijd door een buurman uit zijn flat gehaald. Dat de hoogbejaarde man niet zeer ernstig gewond is geraakt of zelfs is overleden ten gevolge van deze brand is een kwestie van geluk geweest, mede door adequaat handelen van de buurman. De ervaring leert dat een dergelijk feit kan zorgen voor psychische klachten bij de direct betrokkenen. In dit geval heeft het slachtoffer ook nog een tijd last gehad van nachtmerries en huilbuien. Dergelijke feiten zorgen bovendien voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in zijn algemeenheid en in dit geval vooral voor de mensen die in het flatgebouw woonden.
Verdachte heeft gezwegen over zijn betrokkenheid bij dit feit, dan wel heeft hij die betrokkenheid stellig ontkend. Dat betekent dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid voor dat ernstige feit heeft genomen.
Gezien de ernst van het feit zou een onvoorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden passend en geboden zijn. Het hof heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte is nu zestien jaar oud, op het moment van het gepleegde feit was hij 14. Op dit moment gaat het goed met hem. Hij volgt een opleiding in de bouw waarbij hij één dag in de week naar school gaat en vier dagen werkt. Verdachte is voor en ook na dit feit niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Het hof houdt ook rekening met de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 februari 2022 en de aanvulling daarop van 22 december 2022. Uit de rapportages volgt dat verdachte op licht verstandelijk niveau functioneert en een beïnvloedbare en impulsieve jongen is die niet altijd de juiste vaardigheden weet in te zetten wanneer hij in een moeilijke situatie terechtkomt.
Naar het oordeel van het hof hoeft verdachte vooralsnog niet terug naar de jeugdgevangenis, maar moet het hem volstrekt duidelijk zijn dat zijn gedrag onacceptabel was.
Een boven zijn hoofd hangende jeugddetentie van vier maanden moet hem ervan weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal het hof het advies van de Raad voor de Kinderbescherming overnemen om verdachte de leerstraf So-Cool (veertig uur) op te leggen, zodat hij kan werken aan zijn sociale vaardigheden.
Tenslotte zal het hof verdachte veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van nog eens veertig uur, waarop de duur van het voorarrest in mindering wordt gebracht. De taakstraf is hoger dan de rechtbank heeft opgelegd, omdat het hof van oordeel is dat veertig uur meer in overeenstemming is met de ernst van het feit, waarvan verdachte de consequenties moet dragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 4 (vier) maanden.

Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject
,te weten
So-Cool Regulier,voor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. M.J. Vos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 21 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 februari 2023.
Tegenwoordig:
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
mr. H.E. Schoenmakers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.