ECLI:NL:GHARL:2023:1864

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
200.307.688/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de minderjarige naar een andere woonplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind naar [plaats1]. De moeder, die samen met haar nieuwe partner en kinderen in [plaats1] wil gaan wonen, heeft het verzoek ingediend omdat zij en haar kinderen in hun huidige woning in [woonplaats1] niet gelukkig zijn. De vader van het kind, die in [woonplaats2] woont, heeft verweer gevoerd tegen de verhuizing en verzocht het hof om de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld, waarbij de minderjarige ook is gehoord. De moeder heeft vier grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die haar verzoek om vervangende toestemming had afgewezen.

Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de belangen van het kind en de noodzaak van de verhuizing. Het hof concludeert dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat zij de verhuizing niet goed heeft doordacht en voorbereid. De moeder heeft de vader niet tijdig geïnformeerd over haar plannen en heeft onvoldoende overleg gepleegd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de belangen van het kind en de rechten van de vader zwaarder wegen dan de wens van de moeder om te verhuizen. De beslissing is onlosmakelijk verbonden met een andere zaak die ook betrekking heeft op de verhuizing van de halfzusjes van de minderjarige, wat de complexiteit van de situatie vergroot. Het hof heeft de grieven van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.307.688/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 137262)
beschikking van 2 maart 2023
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: voorheen mr. S.A.J.C. Koopman-van Lieshout te Rosmalen, thans: mr. K.J. Kanning te Assen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[verweerder](de vader),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Arnold te Leek.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 2 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 1 maart 2022;
- het verweerschrift met bijlage(n).
- een journaalbericht namens de moeder van 10 januari 2023;
- een journaalbericht namens de moeder van 11 januari 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 19 januari 2023 met bijlage(n).
2.2
Op 2 februari 2023 is de hierna nader te noemen [de minderjarige] verschenen die buiten aanwezigheid van de partijen door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 2 februari 2023 plaatsgevonden. De moeder en de vader zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Mr. Kanning heeft mede het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnotitie. Namens de raad is
[naam1] verschenen. Namens de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen (de GI), die door het hof in deze procedure als informant is aangemerkt en is opgeroepen voor de mondelinge behandeling, is
[naam2] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die in april 2009 is beëindigd. Uit deze relatie is [in] 2008 geboren [de minderjarige] . De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige] .
3.2
[de minderjarige] woont bij de moeder. Hij verblijft één weekend per twee weken bij de vader, die in [woonplaats2] woont.
3.3
Bij beschikking van 21 maart 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 2 maart 2022 tot 21 maart 2023.
3.4
De moeder heeft met een latere partner en eerste echtgenoot twee dochters, [naam3] en [naam4] . Voor hen heeft de moeder eveneens een verzoek ingediend voor vervangende toestemming om te verhuizen. Deze procedure is bij het hof ingeschreven onder nummer 200.307.686/01 en op dezelfde dag behandeld.
3.5
De moeder is in mei 2021 hertrouwd met [naam5] (hierna: [naam5] ). Samen hebben zij een dochter, [naam6] . De moeder en [naam5] hebben in augustus 2021 een woning gekocht in [plaats1] .
3.6
De moeder en [de minderjarige] (en [naam3] , [naam4] , [naam6] en [naam5] ) wonen sinds de zomervakantie 2022 feitelijk met elkaar in [plaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de door de moeder gewenste verhuizing van haarzelf en [naam5] met [de minderjarige] naar [plaats1] .
4.2
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om eind 2021 dan wel in 2022 tezamen met [de minderjarige] naar [plaats1] te verhuizen afgewezen.
4.3
De moeder komt met vier grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de moeder alsnog vervangende toestemming te verlenen tot verhuizen.
4.4
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder niet ontvankelijk te verklaren, dan wel het hoger beroep af te wijzen en de moeder haar verzoek in hoger beroep te ontzeggen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.5
Op 11 januari 2023 heeft de moeder het hof aanvullend verzocht een bijzondere curator ex art. 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW) te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

Verzoek benoeming bijzondere curator
5.1
Het hof zal het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen afwijzen omdat [de minderjarige] heeft gesproken met een raadsheer, op deze wijze is zijn stem gehoord. Het hof vindt het verder belangrijk dat er nu zo snel mogelijk duidelijkheid komt voor [de minderjarige] over de beslissing om al dan niet te mogen verhuizen.
Vervangende toestemming verhuizing
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.3
Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
Naar het oordeel van het hof voldoet het verzoek van de moeder om met [de minderjarige] te verhuizen naar [plaats1] niet aan de gestelde criteria, het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen. Net als de rechtbank vindt het hof dat de moeder het recht heeft om te verhuizen en een nieuw leven te beginnen met haar nieuwe partner en gezin maar dat dit belang van de moeder niet opweegt tegen de andere belangen die hier spelen. Ook is het hof net als de rechtbank van oordeel dat de moeder onvoldoende de noodzaak en de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid heeft aangetoond. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank - na eigen onderzoek - hier over en voegt het volgende toe.
5.5
Uit de stukken blijkt, en zo is namens de moeder ter zitting verklaard, dat zij in [woonplaats1] met al haar kinderen in een relatief kleine flat woont zonder buitenruimte en dat er in de omgeving van de flat regelmatig incidenten voorkomen. De woning in [plaats1] biedt daarentegen volgens de moeder wel voldoende ruimte en heeft een tuin. Volgens de moeder is het financieel niet mogelijk om een vergelijkbare woning te vinden in (de nabije omgeving van) [woonplaats1] . Daarnaast stelt de moeder dat zij en [naam5] in [plaats1] een steunend netwerk hebben omdat de familie van [naam5] daar woont en de woning in [plaats1] noodzakelijk is voor het werk van [naam5] . Anders dan de moeder blijkt voor het hof hieruit niet dan wel onvoldoende de noodzaak om naar [plaats1] te verhuizen.
De wens van de moeder voor een andere woning is voorstelbaar, maar onvoldoende is gebleken waarom dit een woning in [plaats1] zou moeten zijn. De door de moeder overgelegde stukken, waaruit blijkt dat zij heeft gereageerd op een aantal woningen in (de omgeving van) [woonplaats1] , is voor het hof onvoldoende om aan te nemen dat het (financieel) noodzakelijk is om naar [plaats1] te verhuizen. Dat de moeder al een woning in [plaats1] heeft gekocht, hieraan grote financiële consequenties zijn verbonden en dat de moeder feitelijk al het grootste deel van de tijd met de kinderen in [plaats1] woont, verandert dit oordeel eveneens niet, nu de moeder deze situatie zelf heeft gecreëerd.
5.6
Naast dat het hof van oordeel is dat de noodzaak om naar [plaats1] te verhuizen ontbreekt, vindt het hof dat ook is gebleken dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid. Ter zitting heeft de moeder weliswaar verklaard dat zij al ruim een jaar op zoek was naar een nieuwe woning, maar zij heeft ook gezegd dat zij in die periode de vader niet heeft ingelicht over een voorgenomen verhuizing. Van de daadwerkelijke koop van de woning is de vader pas achteraf op de hoogte gesteld. Verder heeft de moeder op de zitting verklaard dat zij niet wist dat zij voor de verhuizing naar [plaats1] toestemming had moeten vragen aan de vader. Op grond hiervan concludeert het hof dat de moeder onvoldoende heeft gecommuniceerd en overlegd met de vader over de voorgenomen verhuizing. Door haar handelen heeft de moeder de vader buiten spel gezet en voor een voldongen feit gesteld.
5.7
Omdat de noodzaak tot verhuizen niet is gebleken, de moeder de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid en ook niet van andere feiten en omstandigheden is gebleken die tot het verlenen van vervangende toestemming zouden moeten leiden, zal het hof de moeder geen toestemming geven om met [de minderjarige] te verhuizen naar [plaats1] .
5.8
Ten overvloede neemt het hof hier op wat de relatie van deze beslissing is met de beslissing in de andere hiervoor genoemde zaak van de voorgenomen verhuizing van [naam3] en [naam4] . Uiteraard zijn deze zaken zo verweven met elkaar dat de beslissingen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Het hof heeft besloten zoals hierboven overwogen maar heeft zeker gekeken en overwogen of een beslissing te rechtvaardigen is die tegemoetkomt aan de duidelijke wens van [de minderjarige] om te verhuizen. Ook verschilt de situatie van [de minderjarige] van die van [naam3] en [naam4] . [de minderjarige] is ouder en zelfstandiger, zijn vader woont niet in [woonplaats1] , zijn ouders hebben geen co-ouderschap en de verhuizing is voor hem minder ingrijpend dan voor zijn halfzusjes. De balans zou daarom eerder dan bij [naam3] en [naam4] hebben kunnen doorslaan naar een beslissing tot toestemming om te verhuizen. Echter een vervangende toestemming voor alleen verhuizen met [de minderjarige] en niet met [naam3] en [naam4] zou de vervangende toestemming voor verhuizen met [de minderjarige] inhoudsloos maken. Daarmee zegt het hof niet dat de beslissing voor [de minderjarige] anders is geworden vanwege de beslissing voor [naam3] en [naam4] maar dat ook als het hof vervangende toestemming voor verhuizing met [de minderjarige] had willen geven, een verhuizing van de moeder met [de minderjarige] niet realistisch zou zijn geweest.
5.9
Het hof vindt het jammer voor [de minderjarige] dat zijn ouders niet in staat zijn om hun ouderrol zo in te vullen dat zij communiceren en overleggen over wat goed is voor [de minderjarige] en hoe hij zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen en gelukkig kan zijn. Hun gebrek aan dit alles maakt dat hij zo knel komt te zitten tussen zijn ouders en dit soort procedures over zich heen krijgt en zulke moeilijke keuzes moet maken.
5.1
Het hof geeft in een aparte brief aan [de minderjarige] uitleg van deze beslissing in kindvriendelijke taal. Deze brief stuurt het hof naar [de minderjarige] en zit ook als bijlage aan deze beschikking.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
2 december 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, I.A. Vermeulen en L. Hamer, bijgestaan door mr. S. van der Meer als griffier, en is op 2 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
Beste [de minderjarige] ,
Een paar weken terug heb je een gesprek gehad met één van de rechters van het hof over de zaak die gaat over de verhuizing van [woonplaats1] naar [plaats1] . Tijdens het gesprek heb je aangegeven dat jij het liefst in [plaats1] wil wonen. Het hof heeft begrepen dat jullie daar sinds de zomer eigenlijk ook al echt wonen. Inmiddels heeft het hof een beslissing genomen over de zaak. Omdat jij tijdens het gesprek duidelijk hebt verteld wat je wil, vindt het hof het belangrijk om ook aan jou de genomen beslissing te vertellen en uit te leggen.
Eerst de beslissing, het hof legt daarna uit waarom die beslissing is genomen. Het hof heeft op grond van wat iedereen aan het hof heeft verteld, besloten dat jullie niet naar [plaats1] mogen verhuizen.
Dan nu de uitleg. Het nemen van een beslissing over een belangrijk onderwerp als een verhuizing, en dus de plek waar iemand woont, is ingewikkeld. In deze zaak is dat extra ingewikkeld omdat de rechters van het hof tegelijkertijd ook een beslissing moesten nemen in de zaak over de verhuizing van [naam3] en [naam4] naar [plaats1] . Hoewel jullie drie verschillende kinderen zijn, met verschillende vaders en eigen wensen en gevoelens, kan het hof een beslissing over jou niet los zien van een beslissing over [naam3] en [naam4] . Zoals je zult begrijpen kan het hof namelijk niet beslissen dat [naam3] en [naam4] in [woonplaats1] moeten blijven, maar jij in [plaats1] mag wonen, of andersom. Jullie horen bij elkaar, wonen met elkaar in één gezin, en dat heeft invloed op de beslissing die het hof heeft genomen.
Als het hof een beslissing moet nemen over de vraag of een ouder met zijn of haar kind mag verhuizen als de andere ouder daar geen toestemming voor geeft, dan zijn er een aantal voorwaarden waar de ouder die wil verhuizen aan moet voldoen voordat de rechter toestemming kan geven. Die voorwaarden zijn gemaakt om zeker te weten dat goed nagedacht wordt over zoiets belangrijks als een verhuizing. Op grond van alles wat het hof heeft gelezen en wat is verteld, is het hof tot de beslissing gekomen dat niet is voldaan aan de voorwaarden om te mogen verhuizen. Het hof vindt bijvoorbeeld dat je moeder, voordat zij besloot om te gaan verhuizen, eerst met je vader (en de vader van [naam3] en [naam4] ) had moeten overleggen over wat zij vinden van de verhuizing. Dat is niet gebeurd en dit had wel gemoeten. Je vader is immers een belangrijk persoon in jouw leven en hij moet mee kunnen denken over de vraag waar jij het beste kunt wonen. Ook vindt het hof dat je moeder onvoldoende argumenten heeft gegeven waarom ze niet (in de buurt van) [woonplaats1] had kunnen blijven wonen maar naar [plaats1] is verhuisd. [plaats1] is immers een eindje bij [woonplaats1] vandaan waardoor dat veel invloed heeft op jouw leven en dan vindt het hof het belangrijk dat ze goed kan uitleggen waarom de verhuizing noodzakelijk is.
Het hof begrijpt dat de beslissing voor jou als een teleurstelling zal voelen, je hebt immers duidelijk aangegeven dat je het liefst in [plaats1] wil (blijven) wonen. Het hof hoopt toch dat je uiteindelijk ook in [woonplaats1] weer je draai zult vinden en het daar fijn krijgt.
Leeuwarden, 2 maart 2023