Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004402-21
Uitspraak d.d.: 9 maart 2023
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 september 2021 met parketnummer 18-226993-20 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
thans verblijvende in P.I. [plaats] te [plaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.J. Ausma, naar voren is gebracht.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal.
Verzoeken van de verdediging
De verdediging heeft bij e-mails van 16, 17 en 21 februari 2023 verzocht om:
de beschikking te krijgen over de volledige e-mail, genoemd in het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris;
toevoeging van stukken aan het dossier, te weten een aantal aangetroffen bestanden uit de telefoonextractie. Het gaat daarbij om (screenshots van) WhatsApp-gesprekken, e-mails, Word-bestanden en geluidsbestanden;
als getuigen te horen:
a. [aangeefster a.] (aangeefster);
b. [aangeefster b.] (aangeefster);
c. [aangeefster c.] (aangeefster);
d. [aangeefster d.] (aangeefster);
e. [aangeefster e.] (aangeefster);
f. [aangeefster f.] (aangeefster);
g. [aangeefster g.] (aangeefster);
h. [aangeefster h.] (aangeefster);
i. [aangeefster i.] (aangeefster);
j. [aangeefster j.] (aangeefster);
k. [getuige k.] ;
l. [getuige l.] ;
m. [getuige m.] ;
n. [getuige n.] ;
o. [getuige o.] ;
p. [getuige p.] ;
q. [getuige q.] ;
r. [getuige r.] (moeder van aangeefster [aangeefster b.] /ex-partner verdachte);
s. [getuige s. ] (vader van [getuige k.] );
t. [getuige t.] (vader van aangeefster [aangeefster a.] );
u. [getuige u.] .
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het verstrekken van het e-mailbericht dient te worden afgewezen. De noodzaak van het verzoek is onvoldoende onderbouwd. Bovendien verzet de aard en inhoud van het e-mailbericht (interne communicatie tussen OM en politie) zich tegen integrale verstrekking.
Het verzoek tot toevoeging van bestanden uit de telefoonextractie aan het dossier dient eveneens te worden afgewezen. Het verzoek is onvoldoende onderbouwd nu uit de e-mail van de verdediging in het geheel niet blijkt om welke specifieke bestanden het gaat en waarom voeging daarvan aan het dossier noodzakelijk is.
De advocaat-generaal heeft zich niet verzet tegen het horen van [aangeefster c.] (c), voorzover de getuige tijdig – te weten voorafgaand aan de geplande inhoudelijke behandeling op 13 april 2023 – kan worden gehoord.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen het horen van de overige getuigen.
Oordeel van het hof
De onderzoekswensen dienen te worden getoetst aan het noodzaakscriterium.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van het verzoek tot het toevoegen van de volledige e-mail, genoemd in het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, overweegt het hof dat de verdediging dit verzoek onvoldoende heeft onderbouwd. De noodzaak tot het toevoegen van de volledige inhoud van het e-mailbericht aan het dossier is niet gebleken. Het hof wijst het verzoek daarom af.
Ten aanzien van de verzoeken tot het horen van getuigen die aangeefsters betreffen die al bij de rechter-commissaris zijn gehoord, overweegt het hof in haar algemeenheid dat voor zover het gaat om het punt van onderling afstemmen van verklaringen, het verzoek onvoldoende is gemotiveerd. De verdediging heeft ten aanzien van dat punt al voldoende gelegenheid gehad de getuigen te bevragen. Het hof acht het horen van de getuigen in zoverre niet noodzakelijk, tenzij in de onderbouwing voldoende nieuwe argumenten zijn aangevoerd die het horen van een specifieke getuige wel noodzakelijk maakt.
Ten aanzien van [aangeefster i.] (i) overweegt het hof dat zij niet eerder is gehoord in het bijzijn van de verdediging en dat dit verzoek door de verdediging voldoende is onderbouwd. De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat van het horen van [aangeefster i.] dient te worden afgezien omdat het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de vraag of het in artikel 288 lid 1, onder b, van het Wetboek van Strafvordering genoemde gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, moet worden beantwoord tegen de achtergrond van het in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht van de verdachte op een eerlijk proces. Daaruit volgt dat de rechter zijn oordeel ten aanzien van het belang van de getuige moet motiveren aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, zoals het oordeel van een deskundige (HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:68). Het door de advocaat-generaal ter zitting van het hof afgegeven signaal dat de gezondheid of het welzijn van de getuige in gevaar wordt gebracht door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting, zonder dat daaraan een concrete onderbouwing ten grondslag ligt, is onvoldoende om het verzoek thans af te wijzen. Het hof zal het verzoek tot het horen van [aangeefster i.] daarom toewijzen en de zaak daartoe verwijzen naar de raadsheer-commissaris van dit hof. Het is vervolgens aan de raadsheer-commissaris om te beoordelen of de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring in gevaar wordt gebracht. Ten aanzien van [aangeefster a.] (a), [aangeefster c.] (c), [aangeefster d.] (d), [aangeefster e.] (e) en [aangeefster h.] (h) overweegt het hof dat de verzoeken door de verdediging voldoende zijn onderbouwd. Het hof wijst deze verzoeken toe en verwijst de zaak daartoe eveneens naar de raadsheer-commissaris van dit hof.
Ten aanzien van [aangeefster b.] (b), [aangeefster f.] (f), [aangeefster g.] (g), [aangeefster j.] (j), [getuige k.] (k), [getuige l.] (l), [getuige m.] (m), [getuige n.] (n), [getuige o.] (o), [getuige p.] (p), [getuige q.] (q), [getuige r.] (r), [getuige s. ] (s), [getuige t.] (t) en [getuige u.] (u) overweegt het hof dat door de verdediging onvoldoende is onderbouwd dat het horen van deze getuigen noodzakelijk is. Het hof wijst de verzoeken tot het horen van deze getuigen daarom af.
Het hof wijst het verzoek tot het voegen van relevante bestanden uit de telefoonextractie(s) toe. De verdediging dient de (screenshots van) relevante WhatsApp-gesprekken, e-mails en Word-bestanden aan te leveren bij zowel het hof als de advocaat-generaal. Dit kan door toezending van een e-mail met bijlagen. De audiobestanden dienen te worden aangeleverd bij het hof en de advocaat-generaal op een usb-stick, met aanduiding op schrift van de relevante passages uit de betreffende bestanden en voorzien van een tijdsaanduiding/tellerstand. De verdediging dient voornoemde stukken uiterlijk één week voor het eerste getuigenverhoor door de raadsheer-commissaris aan het hof en de advocaat-generaal over te leggen.