Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- het arrest van 19 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 19 januari 2023 is gehouden.
2.De kern van de zaak en de beslissing
2.2 De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 28 december 2021 de vordering van [geïntimeerde] om [appellante] te veroordelen tot die doorbetaling toegewezen. Volgens de kantonrechter heeft [appellante] bij [geïntimeerde] de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat [appellante] een uit de ongevallenverzekering te ontvangen uitkering aan hem zou doorbetalen. Daaruit is voor [appellante] de verplichting ontstaan om de uitkering ook door te betalen.
is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van het netto equivalent van € 68.067,- bruto, te vermeerderen met € 2.450,33 aan uitgekeerde rente en met de wettelijke rente over beide bedragen vanaf 9 oktober 2020.
2.3 [appellante] heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Zij beoogt daarmee dat het vonnis zal worden vernietigd en dat de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal worden afgewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] om terug te betalen wat hij op grond van het vonnis van de kantonrechter al van [appellante] heeft ontvangen.
3.De feiten3.1 [appellante] heeft met ingang van 28 januari 2000 een collectieveongevallenverzekering afgesloten bij de verzekeringsmaatschappij De Amersfoortse.Verzekeringnemer op de polis is [appellante] . Zij is ook aangewezen als de begunstigde. Verzekerden zijn de medewerkers van [appellante] en haar directielid [naam1] .3.2 [geïntimeerde] is op 7 mei 2013 bij [appellante] in dienst getreden als pensioenspecialist voor 8 uur per week. Daarnaast verrichtte [geïntimeerde] ook werkzaamheden voor zijn eigen onderneming, [geïntimeerde] Financieel Advies.3.3 Op 15 juni 2018 heeft [geïntimeerde] een hoge dwarslaesie opgelopen als gevolg van een
Naar aanleiding van uw claim op de collectieve ongevallenverzekering van Assurantiekantoor
Begunstiginq
4.Het oordeel van het hof
4.6 [appellante] heeft verder aangevoerd dat het niet haar bedoeling was dat een werknemer die een ongeval had gekregen, altijd aanspraak zou hebben op een uitkering. Juist omdat zij de mogelijkheid wilde behouden om, afhankelijk van de omstandigheden, in een concreet geval anders te besluiten, heeft zij zichzelf aangewezen als begunstigde op de polis. [appellante] heeft daarbij aangevoerd dat zij ook zelf belang zou kunnen hebben bij een uitkering, om daaruit kosten te dekken die zij zelf gehad zou kunnen hebben door het ongeval. In dit geval zijn er bijvoorbeeld medewerkers van [appellante] ingezet om [geïntimeerde] te helpen bij de afwikkeling van zaken van zijn eigen kantoor.
Verder heeft [naam1] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat voor hem van belang was dat het ongeval van [geïntimeerde] niet een arbeidsongeval betrof, maar een ongeval dat hem in privétijd is overkomen. Met name dat was voor [appellante] aanleiding om te besluiten in dit geval de uitkering niet door te betalen.
Bij de kantonrechter heeft een belangrijke rol gespeeld de vraag of door de toenmalige mededirecteur van [appellante] [naam2] , een broer van [naam1] , aan [geïntimeerde] een toezegging is gedaan dat hij ten behoeve van [geïntimeerde] actie zou ondernemen richting de ongevallenverzekeraar. Volgens [geïntimeerde] heeft [naam2] die toezegging gedaan tijdens een bezoek aan [geïntimeerde] toen hij verbleef in een revalidatiekliniek. [naam1] heeft betwist dat zijn broer een dergelijke toezegging heeft gedaan. Volgens [naam1] zou zijn broer hem dat dan zeker hebben verteld. De kantonrechter heeft volgens [appellante] ten onrechte die toezegging afgeleid uit de andere omstandigheden van dit geval. Naar het oordeel van het hof is de vraag of die toezegging wel of is gedaan, echter niet van belang voor de beoordeling. Ook als die toezegging niet gedaan mocht zijn, dan nog mocht [geïntimeerde] , gelet op de overige omstandigheden in deze zaak, het gerechtvaardigde vertrouwen hebben dat een uitkering aan hem ten goede zou komen.