Uitspraak
in eerste aanleg: verweerster,
1.1. Het verloop van de procedure bij de kantonrechter
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift, bij het hof binnengekomen op 9 september 2022;
- het verweerschrift;
- de mondelinge behandeling die op 3 februari 2023 is gehouden en waarvan een proces-verbaal is opgemaakt.
3.3. De kern van de zaak en de beslissing van het hof3.1 Rondgang heeft [verzoeker] op 3 maart 2021 op staande voet ontslagen. In deze procedure gaat het om de vraag of dat ontslag op staande voet terecht is gegeven en of [verzoeker] een transitievergoeding toekomt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet stand houdt. Na benoeming van een deskundige heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verzoeker] een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de gedragingen die hebben geleid tot het ontslag op staande voet en is de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW afgewezen.
€ 13.603,46, een billijke vergoeding van € 48.000,- op grond van artikel 7:683 lid 3 BW en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 8.084,34. Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven zodat er geen grond is voor toewijzing van de billijke vergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. [verzoeker] heeft wel recht op een transitievergoeding. De kosten van de deskundige moeten tussen partijen worden gedeeld en de proceskosten zullen in beide instanties worden gecompenseerd. In zoverre beslist het hof anders dan de kantonrechter. Het hof zal dit oordeel hierna uitleggen.
4.De vaststaande feiten
a) het ondanks officiële waarschuwingen steeds privé blijven gebruiken van de zakelijke bedrijfsauto;
d) gebruik van drugs of andere verdovende middelen tijdens werktijd;
“ (…)Middelengebruik en verslavingsbehandeling vanaf 2020(…) Vanaf januari 2021, nadat hij door zijn vriendin het huis was uitgezet, is hij veel meer alcohol en drugs gaan gebruiken, terwijl hij dagelijks sekslijnen belde. Hij gebruikte ook drugs onder werktijd en in pauzes belde hij ook met sekslijnen.(…)6. Houding ten opzichte van de door zijn werkgever verwijte gedragingen(…) Onderzochte erkent dat hij vanaf januari 2020 de bedrijfsauto ook privé heeft gebruikt om drugs te halen bij dealers. Hij dacht dat dit niet aan het licht zou komen omdat het na werktijd was. Hij zegt dat hij wist dat het tegen de regels was, maar zegt dat hij geen weerstand kon bieden tegen de sterke drang naar drugs.(…)Hij zegt dat het is voorgekomen dat hij zijn bedrijfsauto onder werktijd heeft gebruikt om drugs te halen. Hierover zegt hij: “Vanwege mijn verslaving was ik geobsedeerd door middelen. Ik wist dat het niet mocht, maar kon er geen weerstand aan bieden.”(…)Hij erkent dat hij onder werktijd op plaatsen is gestopt met de bedrijfsauto om drugs te halen.(…)Desgevraagd zegt hij in eerste instantie nooit ketamine en/of cocaine en/of alcohol te hebben gebruikt onder werktijd. Later zegt hj dat het vanaf januari 2021 wel is voorgekomen dat hij ook onder werktijd drugs heeft gebruikt omdat hij geen weerstand kon bieden aan zijn verslaving.(…)Hij zegt dat hij vanaf januari 2021 continu in gebruik zat en dat dit nadelige gevolgen had voor zijn werk.(…)Hij zegt dat hij ook met zijn werktelefoon onder werktijd met sekslijnen heeft gebeld. Hierover zegt hij: “Ik wist dat het niet mocht, maar ik kon de drang niet weerstaan. Ik moest vaak denken aan coke en seks. Ik kon geen weerstand bieden aan de drang naar even een euforisch gevoel en seksuele opwinding. Ik had een leegte in mijn lichaam die ik opvulde met alcohol, seks en drugs.(…)Naar zijn zeggen heeft hij de pauzes van zijn werk gebeld met sekslijnen en masturbeerde.(…)Beantwoording vraagstelling(…)Op basis van dit onderzoek kan worden gesteld dat onderzochte in de periode voorafgaand aan zijn ontslag ernstig verslaafd was aan ketamine, cocaine en seks, terwijl ook afhankelijkheid van alcohol een rol speelde. Het onderzoek laat zien dat er sprake is van een doorwerking van zijn ernstige verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek in de gedragingen die hebben geleid tot zijn ontslag (het overtreden van regels van de werkgever). Enerzijds was hij zich er op dat moment van bewust dat hij regels overtrad. Echter als gevolg van de dwingende kracht zijn verslavingsproblematiek, zijn sterke hunkering en drang om cocaine en ketamine te gebruiken, sekslijnen te bellen en zichzelf seksueel te bevredigen, had hij in sterk verminderde mate grip op zijn gedachten, zucht/drang, emoties, impulsen en daadwerkelijk handelen ten tijde van zijn regelovertredende gedrag. Als gevolg van zijn ernstige verslavingsproblematiek en, in mindere mate, zijn persoonlijksheidsproblematiek, was onderzochte in sterk verminderde mate in staat om zijn wil en handelen te bepalen conform de door de werkgever gestelde bedrijfsregels, normen en waarden. In het verlengde hiervan geeft rapporteur in overweging om het regelovertredende gedrag, indien bewezen, in (sterk) verminderde mate aan onderzochte toe te rekenen.(…)Reactie van de deskundige op opmerkingen en verzoeken(…)In geval van onderzochte constateer ik op basis van de uitgebreide rapportage van de twee verslavingsinstellingen, mijn bevindingen, het klinisch beeld, de door mij afgenomen verslavingsananmese en het testpsychologisch onderzoek, dat er meerdere psychische stoornissen aanwezig waren in de periode voorafgaand aan en ten tijde van zijn ontslag en dat deze stoornissen invloed hebben gehad op de mate waarin hij zijn wil kon bepalen.Overigens concludeer ik niet, zoals u lijkt te veronderstellen, dat hij in zijn wil in het geheel niet kon bepalen, maar concludeer ik dat onderzochte in sterk verminderde mate in staat was om zijn wil te bepalen vanwege de ernstige verslavingsproblematiek, de impulsregulatieproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek. (…)”5. De beoordeling in hoger beroepOntslag op staande voet5.1 Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen die ten gevolge hebben dat van van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen, waaronder begrepen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Daarbij dient niet alleen te worden gelet op de aard en de ernst van de aan de werknemer verweten gedraging, maar moeten ook de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, in de afweging worden betrokken. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zullen hebben. Ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
Het hof volgt de deskundige in zijn bevindingen en conclusies en leidt daaruit af dat [verzoeker] als gevolg van meerdere psychische stoornissen niet een zodanig verwijt te maken valt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen dat het recht op een transitievergoeding doet ontvallen.
De gedragingen die [verzoeker] worden verweten zijn weliswaar ernstig maar zoals hiervoor is geoordeeld kunnen die gedragingen [verzoeker] maar in sterk verminderde mate worden toegerekend vanwege de bestaande verslavings-, impuls- en persoonlijkheidsproblematiek. Bij gebreke van overige uitzonderlijke omstandigheden oordeelt het hof dat toekenning van de transitievergoeding in dit geval niet onaanvaardbaar is.