Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2023, gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hier aangeduid als [de minderjarige]. De moeder en de vader van [de minderjarige] zijn betrokken in een hoger beroep tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 27 september 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd. De moeder, die het gezag over [de minderjarige] uitoefent, is van mening dat de huidige situatie niet in het belang van het kind is en verzoekt om terugplaatsing bij haar. De vader, die geen gezag heeft, vraagt om erkenning als belanghebbende in de procedures.
Het hof oordeelt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Het hof wijst het verzoek van de GI om wijziging van de verblijfplaats af, omdat het in het belang van [de minderjarige] is om in de huidige, veilige omgeving te blijven totdat er meer duidelijkheid is over haar situatie. De vader wordt als belanghebbende aangemerkt, ondanks dat hij geen gezag heeft, omdat hij een band met [de minderjarige] opbouwt en betrokken moet worden in de procedures. De moeder wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vervanging van de GI, omdat zij geen doorbrekingsgrond heeft aangevoerd voor het appelverbod. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de kinderrechter en wijst de overige verzoeken van de moeder af.