ECLI:NL:GHARL:2023:1469

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
200.311.416/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De ouders, de moeder en de vader, zijn in hoger beroep gegaan tegen de eerdere beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel. Het hof heeft de zaak na aanhouding beoordeeld en geconcludeerd dat de ouders onvoldoende openheid van zaken geven over hun leefsituatie en opvoedvaardigheden. Dit heeft geleid tot twijfels over hun vermogen om de zorg voor hun kind, geboren in 2021, adequaat te kunnen vormgeven.

Het hof heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de ouders en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Overijssel, niet is verbeterd. Er zijn tegenstrijdige informatie en onvoldoende openheid van de ouders, wat het voor de betrokken hulpverleners moeilijk maakt om een goed beeld te krijgen van de opvoedsituatie. De ouders hebben niet de benodigde transparantie geboden, wat heeft geleid tot een gebrek aan vertrouwen in hun opvoedcapaciteiten.

De adviesbrief van Trias, waarin de opvoedvaardigheden van de ouders zijn onderzocht, concludeert dat de ouders weliswaar van hun kind houden, maar dat de vader door zijn fulltime werk niet voldoende beschikbaar is om de zorg te delen. De moeder vertoont een terugkerend patroon van onbetrouwbaarheid in communicatie, wat de samenwerking met hulpverleners bemoeilijkt. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de eerdere beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige van kracht blijven tot 3 maart 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.311.416/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 276621)
beschikking van 14 februari 2023
inzake
[verzoekster](de moeder),
volgens de Basisregistratie Personen sinds 7 december 2022 geëmigreerd naar België, voorheen ingeschreven te [plaats1] (Nederland),
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] (België),
verzoekers in hoger beroep,
verder gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. H.A. van der Kleij te Zwolle,
en
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel(de GI),
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 16 augustus 2022 verwijst het hof naar zijn beschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht namens de ouders van 15 augustus 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de ouders van 17 augustus 2022 met bijlage(n);
- een e-mailbericht van de GI van 18 augustus 2022;
- een brief van de GI van 30 november 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de ouders van 2 december 2022 met bijlage(n).
1.3
Het hof acht een nadere mondelinge behandeling niet noodzakelijk en partijen hebben daartoe evenmin de wens uitgesproken. Het hof zal de zaak daarom verder op de stukken afdoen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 16 augustus 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover het betreft de periode tot 16 augustus 2022, kort gezegd omdat er onvoldoende zicht was op de leefsituatie van de ouders, omdat zij hierover naar de GI toe onvoldoende openheid gaven. Hierdoor kreeg de GI onvoldoende zicht op hoe de ouders al dan niet met hulp van professionele hulpverlening de zorg voor [de minderjarige] , geboren [in] 2021, zouden kunnen vormgeven.
Het hof heeft de beslissing voor het overige aangehouden, kort gezegd omdat op de zitting onduidelijk was gebleven waarom de samenwerking tussen de ouders en de GI niet dan wel onvoldoende van de grond kwam en ook niet duidelijk was geworden welke informatie voor de GI en Trias noodzakelijk was om de opvoedvaardigheden van de vader te kunnen onderzoeken en hoe en bij wie de gevraagde informatie over de vader zou moeten worden opgevraagd en door wie deze zou moeten worden aangeleverd.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om het hof van nadere informatie te voorzien, die vooral betrekking moest hebben op de opvoedvaardigheden van de vader, de thuissituatie in [woonplaats1] van de vader en de moeder en de mogelijkheden van de beide ouders om, wellicht in nauwe samenwerking met Belgische hulpverleningsinstanties, een veilig opvoedklimaat voor [de minderjarige] te bieden.
2.3
Op grond van de na de beschikking ingekomen stukken stelt het hof het volgende vast. De samenwerking tussen de ouders en de GI is nog niet, althans onvoldoende verbeterd. De ouders en de GI hebben over bepaalde gebeurtenissen tegenstrijdige informatie aangeleverd. Het hof acht zich desalniettemin voldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen of voor de periode van 16 augustus 2022 tot 3 maart 2023 terecht een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] zijn uitgesproken.
2.4
Gebleken is dat Trias inmiddels een beoordelingsboog heeft uitgevoerd. Er is onderzocht of de vader voldoende compenserende vaardigheden heeft ten opzichte van de moeder om samen de zorg en opvoeding voor [de minderjarige] op zich te kunnen nemen. In de adviesbrief van 24 oktober 2022 concludeert Trias onder meer het volgende met betrekking tot de ouders. De moeder en de vader houden heel veel van [de minderjarige] . Zij zullen als ouders alles doen wat ze kunnen voor hun dochter en wensen dat [de minderjarige] zo snel mogelijk bij hen in België komt wonen. De wekelijkse bezoeken verlopen over het algemeen goed. Vanwege fulltime werkzaamheden is de vader praktisch onvoldoende beschikbaar om de volledige zorg voor [de minderjarige] op te pakken. Dit zorgt ervoor dat vader veel afwezig is en hij op deze momenten niet de vaardigheden van de moeder kan compenseren.
Tijdens de uitvoering van de beoordelingsboog heeft Trias geconstateerd dat de ouders geen volledige openheid van zaken geven, dat er veel ruis in de communicatie ontstaat en dat de ouders het onderzoek vertragen door geen of verlaat (gedeeltelijk) cruciale en tegenstrijdige informatie aan te leveren. Het effect van de constante ruis in de communicatie is dat de ouders onbetrouwbaar overkomen en er getwijfeld wordt aan de informatie die door hen gedeeld wordt. Het lukt de ouders niet om te profiteren van de geboden hulpverlening en hierbij een transparante, effectieve samenwerking aan te gaan met de hulpverlening. Deze wijze van communiceren is de afgelopen jaren een terugkerend patroon bij de moeder. In de afgelopen tien maanden is gebleken dat dit patroon niet wordt doorbroken door de betrokkenheid van de vader van [de minderjarige] . Ook voor Trias is het niet mogelijk gebleken dit patroon te doorbreken en voldoende zicht te krijgen op de daadwerkelijke opvoedsituatie in België.
Ten aanzien van [de minderjarige] adviseert Trias om haar op te laten groeien bij de pleegouders. Zij verblijft inmiddels tien maanden bij de pleegouders en is met hen een veilige hechtingsrelatie aangegaan. Tijdens de beoordelingsboog zijn onvoldoende compenserende factoren bij de ouders geconstateerd. Het in de adviesbrief beschreven hardnekkige patroon zorgt er volgens Trias voor dat er weinig vertrouwen is dat dit in de toekomst zal verbeteren, waardoor het verlies van een thuisplaatsing voor [de minderjarige] significant groter is dan de winst van de thuisplaatsing.
2.5
Het hof stelt vast dat Trias dezelfde problemen als de GI heeft ervaren in de samenwerking en communicatie met de ouders. De samenwerking tussen de ouders en de betrokken hulpverleners is dus nog altijd onvoldoende verbeterd. Dit maakt dat het oordeel van het hof in de beschikking van 16 augustus 2022 onder 5.7 onverkort van toepassing is: ook op dit moment is er onvoldoende zicht op de leefsituatie van de ouders omdat zij hierover naar de Gl (en daarna ook naar Trias) toe onvoldoende openheid geven. De GI en Trias - en dus ook het hof - krijgen onvoldoende zicht op hoe de ouders al dan niet met hulp van professionele hulpverlening de zorg voor [de minderjarige] thans zouden kunnen vormgeven. In deze situatie bestaat thans nog steeds het risico dat [de minderjarige] ernstig bedreigd zal worden in haar ontwikkeling wanneer zij wordt teruggeplaatst bij haar ouders.
Voor de periode waarover het hof moet oordelen, zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing derhalve noodzakelijk. Het hof merkt hierbij op dat het hof de adviesbrief van Trias en het daarin vermelde advies met betrekking tot het toekomstperspectief van [de minderjarige] uitsluitend heeft meegenomen bij de voorliggende vraag of [de minderjarige] voor 3 maart 2023 teruggeplaatst kan worden.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 11 februari 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover het betreft de resterende duur van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , te weten van 16 augustus 2022 tot 3 maart 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, R. Feunekes en J.G. Knot, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 14 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.