In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 ongegrond heeft verklaard. De Inspecteur had een aanslag opgelegd en het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het Hof de Inspecteur heeft gevraagd om een berekening van het vermoedelijk te verlenen rechtsherstel. De zaak betreft de vraag of bij de berekening van de leegwaarderatio voor de onroerende zaken moet worden uitgegaan van de kale huurprijs of de totale huurprijs inclusief bijkomende diensten. Het Hof heeft geoordeeld dat de kale huurprijs moet worden gehanteerd, wat leidt tot een aanpassing van de waarde van de onroerende zaken. Daarnaast is er discussie over het forfaitaire rendement dat moet worden toegepast op het aandeel in de VvE-reserves. Het Hof heeft geoordeeld dat voor de berekening van het rechtsherstel een forfaitair rendement van 0,12% moet worden gehanteerd in plaats van 5,38%. Het hoger beroep is gegrond verklaard, de aanslag is verminderd en de Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.