ECLI:NL:GHARL:2023:1380

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
P22-0340
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 november 2022. De veroordeelde, die in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum verblijft, heeft hoger beroep ingesteld tegen de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Het hof oordeelt dat de wettelijke voorschriften met betrekking tot de overlegging van stukken aan de rechter zijn nageleefd en dat het hof voldoende voorgelicht is om te oordelen over de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel. Het hof wijst erop dat beëindiging van de maatregel kan leiden tot onveiligheid en ernstige drugsoverlast, en dat de veroordeelde zelf verantwoordelijk is voor het falen van eerdere behandelpogingen. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is, en het hof bevestigt deze beslissing. De veroordeelde heeft in de afgelopen jaren niet effectief meegewerkt aan zijn behandeling, wat de noodzaak van de maatregel onderstreept. Het hof concludeert dat de voortzetting van de ISD-maatregel vereist is om de samenleving te beschermen tegen de risico's die de veroordeelde met zich meebrengt.

Uitspraak

ISD P22/0340
Beslissing d.d. 9 februari 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) te [verblijfplaats] ,
hierna: de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 november 2022. Deze beslissing houdt in dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) vereist is.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de betrokkene van 11 november 2022;
  • de evaluatie rapportage ISD van PI [verblijfplaats] van 10 januari 2023, met als bijlagen de ontslagbrief van Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) [forensische psychiatrische afdeling] van 19 augustus 2021, de ontslagbrief van Forensische Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (F-RIBW) [forensische regionale instelling] van 20 januari 2022 en het evaluatie rapportage ISD van PI [plaats 1] van 30 september 2022,
Het hof heeft ter zitting van 26 januari 2023 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.J.N. Hameleers, advocaat te Roermond, en de advocaat-generaal mr. H.J. Lambers.

Overwegingen:

Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde zit al twee jaar en acht maanden vast. In die periode is er tijd genoeg geweest om van alles te regelen voor zijn re-integratie. Het evaluatierapport ISD van 10 januari 2023 laat zien hoe weinig er is gebeurd in de periode van december 2021 tot en met juli 2022. Men lijkt pas in actie te komen op het moment dat van de zijde van de veroordeelde aan de bel wordt getrokken. Namens de veroordeelde is herhaaldelijk gevraagd om stukken - waaronder de voortgangsverslagen, het verblijfsplan en het behandelplan - die telkens niet worden aangeleverd. De raadsman heeft betoogd dat deze stukken overgelegd hadden moeten worden op basis van wettelijke normen, althans in de rechtspraak gevormde regels. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar artikel 6:6:14, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), artikel 18e, eerste, tweede en derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 44i, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel en het arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2006 (ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ0078). Ter zitting in eerste aanleg heeft de deskundige Ververs niets kunnen meedelen met betrekking tot een verblijfs-/behandelplan. Omdat essentiële documenten niet konden worden overgelegd of toegelicht moet de ISD-maatregel volgens de raadsman worden beëindigd, zelfs als de maatschappij gebaat is bij bescherming tegen het handelen van de veroordeelde en hij niet heeft willen meewerken. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat een effectieve behandeling van de veroordeelde niet meer mogelijk is binnen de resterende termijn van de ISD-maatregel, waardoor het volgens hem ook niet langer noodzakelijk is om de tenuitvoerlegging van die maatregel voort te zetten. Door en namens de veroordeelde is bepleit de ISD-maatregel te beëindigen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd om er voor te zorgen dat de veroordeelde niet opnieuw strafbare feiten, met name diefstallen, zal plegen, zodat hij geen overlast meer zal veroorzaken. Vrij snel na oplegging van de maatregel is de veroordeelde op 14 april 2021 geplaatst bij FPA [forensische psychiatrische afdeling] . In juli 2021 is hij tijdelijk teruggeplaatst op de ISD-afdeling van PI [plaats 1] omdat hij onder meer met spullen heeft gegooid en medewerkers heeft bedreigd. Op 9 augustus is hij wederom geplaatst bij FPA [forensische psychiatrische afdeling] en op 19 augustus 2021 wordt hij opnieuw teruggeplaatst op de ISD-afdeling van de PI [plaats 1] . Tegen het einde van 2021 is hij geplaatst bij F-RIBW [forensische regionale instelling] , waar het ook niet goed met hem gaat. Uiteindelijk is de veroordeelde beland in het PPC van de PI [plaats 2] , waar drugs in zijn cel zijn aangetroffen. De behandeling van de veroordeelde is helaas niet effectief geweest, maar er zijn wel degelijk inspanningen verricht om hem te behandelen. Het is onduidelijk welk nadeel hij heeft ondervonden door het ontbreken van stukken. De beschikbare stukken geven een behoorlijk inzicht in het verloop van zijn traject.
De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog steeds nodig is. Dit wordt bevestigd door de inhoud van het evaluatierapport ISD van 10 januari 2023. Uit die rapportage komt naar voren dat er in de laatste maanden van de ISD-maatregel nog wel wat wordt ondernomen om te voorkomen dat de veroordeelde opnieuw strafbare feiten zal plegen. De kans op herhaling van strafbare feiten is groot als de maatregel nu al wordt beëindigd. Het plan om de veroordeelde begeleid te laten wonen en hem verder te begeleiden kan waarschijnlijk pas gerealiseerd worden tegen het einde van de ISD-maatregel. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Artikel 6:6:14 lid 2 Sv houdt in dat het openbaar ministerie de rechter binnen de door de rechter bepaalde termijn bericht over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Bij dit bericht is gevoegd een verklaring van de directeur van de inrichting omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde. In het evaluatie rapportage ISD van 30 september 2022 staat dat de directeur van de PI [plaats 1] kennis heeft genomen van de inhoud van deze rapportage en akkoord is met de conclusie en advisering over de voortzetting van de maatregel. De directeur van de PI [plaats 2] heeft kennisgenomen van de inhoud van de evaluatie rapportage ISD van 10 januari 2023 en is akkoord met de inhoud van deze rapportage en advisering over de voortzetting van de maatregel. Artikel 6:6:14 lid 2 Sv schrijft niet voor dat het verblijfsplan zelf en de overige door de raadsman genoemde stukken aan de rechter moeten worden overgelegd. Dit wordt evenmin voorgeschreven door andere bepalingen waarnaar de raadsman heeft verwezen. Naar het oordeel van het hof is voldaan aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot overlegging van stukken aan de rechter ten behoeve van de beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Het hof acht zich op basis van voormelde rapportages, daarbij gevoegde stukken en overige dossierstukken voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel en het door de veroordeelde ingestelde hoger beroep.
Uit de dossierstukken komt naar voren dat de poging om de veroordeelde te behandelen op FPA [forensische psychiatrische afdeling] is mislukt doordat hij vanwege zijn agressieve gedrag en niet begeleidbare opstelling tweemaal is teruggeplaatst op de ISD-afdeling van de PI [plaats 1] . Daarna is hij extramuraal geplaatst bij F-RIBW [forensische regionale instelling] , waar hij middelen heeft gebruikt en bezig is geweest met de verkoop/doorverkoop van illegale spullen, waardoor hij voor de derde keer is teruggeplaatst op de ISD-afdeling van de PI [plaats 1] . Op 26 juli 2022 is de veroordeelde overgeplaatst naar het PPC van de PI [plaats 2] , waar in zijn cel harddrugs zijn gevonden. Tijdens het verblijf van de veroordeelde in deze inrichting is onderzoek verricht naar de mogelijkheden om de extramurale fase van zijn traject te hervatten. Er is een indicatie voor een klinische opname van de veroordeelde aangevraagd bij de Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ). De veroordeelde zou, mocht hij snel geplaatst kunnen worden in een kliniek, alleen de kennismakingsperiode kunnen doorlopen. Het daadwerkelijke behandelen zal naar alle waarschijnlijkheid pas starten als de einddatum van de forensische titel al bereikt is. De veroordeelde heeft aangegeven niet vrijwillig langer opgenomen te zullen blijven. Daarom heeft IFZ aangegeven dat het traject beter kan worden gericht op een passende uitstroom. Er is een indicatie op grond van de Wet Langdurige Zorg (WLZ) aangevraagd en afgegeven op basis waarvan de veroordeelde in aanmerking kan komen voor een passende woonplek. Hij is aangemeld voor beschermd wonen bij verschillende partijen. Hij heeft inmiddels gesprekken gehad met twee mogelijke zorgaanbieders. Mocht hij geaccepteerd worden dan zal hij pas tegen het einde van de ISD-maatregel kunnen worden geplaatst. Mocht de maatregel nu opgeheven worden dan is er geen zicht op een geschikte woonplek voor hem. Dan is er ook geen begeleiding. De veroordeelde is kwetsbaar en beïnvloedbaar. Hij zal naar alle waarschijnlijkheid snel terugvallen in middelengebruik. De kans is groot dat dit zal leiden tot ontregeling van de veroordeelde en delictgedrag. De PI [plaats 2] blijft bij het advies om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten.
Naar verwachting van het hof zal beëindiging van de ISD-maatregel leiden tot onveiligheid, ernstige drugsoverlast en/of verloedering van het publieke domein. Het is aan de veroordeelde zelf te wijten dat de eerder ondernomen pogingen om hem klinisch te behandelen en door te laten stromen naar een beschermde woonvoorziening, zijn mislukt. De voortzetting van de maatregel is dan ook niet zinloos door een omstandigheid die geheel buiten de macht van de veroordeelde ligt. Het hof is daarom van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel vereist is.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtmet aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 november 2022 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde],
Aldus gedaan door
mr. D. Visser als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en dr. R.A. Graaff en drs. I.M. van Woudenberg als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 9 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.