ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ0078

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200573505
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ISD-maatregel wegens gebrek aan behandelplan en onzorgvuldigheid in de procesgang

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 oktober 2006 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De maatregel was opgelegd voor de duur van twee jaren, maar er was geen behandelplan gepresenteerd, wat essentieel is voor de uitvoering van de maatregel. Het hof oordeelde dat het niet aanleveren van de noodzakelijke stukken onzorgvuldig was en dat dit in strijd was met het belang van de veroordeelde bij een spoedige tenuitvoerlegging van de maatregel. Ondanks het belang van de samenleving bij beveiliging tegen het handelen van de veroordeelde, oordeelde het hof dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel moest worden beëindigd.

De advocaat-generaal had verzocht om aanhouding van de zaak om een behandelplan op te stellen, maar het hof wees dit verzoek af. Het hof benadrukte dat de voortzetting van de vrijheidsbeneming zonder adequate behandeling onaanvaardbaar zou zijn, vooral gezien het feit dat er al zes maanden geen behandelplan was gepresenteerd. De advocaat-generaal kon bovendien niet aangeven wanneer het benodigde behandelplan beschikbaar zou zijn.

Het hof concludeerde dat het openbaar ministerie zijn verplichtingen niet was nagekomen, zoals vastgelegd in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing om de voortzetting van de ISD-maatregel te beëindigen werd genomen met ingang van 13 oktober 2006, om 13.30 uur. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de veroordeelde, diens raadsvrouw en de advocaat-generaal, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

rolnummer 22-005735-05
datum uitspraak (bij vervroeging) 13 oktober 2006
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige raadkamer
BESCHIKKING
gegeven naar aanleiding van de in het arrest van dit gerechtshof van 14 maart 2006 opgenomen bepaling ingevolge artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omtrent de noodzaak van de voorzetting van de in dat arrest opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) aan:
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in [detentieadres].
Procesgang
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 14 maart 2006 met rolnummer 22-005735-05 aan de veroordeelde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren, met de bepaling dat ter terechtzitting van dit hof van 3 oktober 2006, te 13.30 uur, een beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van voornoemde maatregel zal plaatsvinden.
In raadkamer zijn gehoord de veroordeelde, diens raadsvrouw mr. K.S. Kort, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal mr. E. van Die.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat de behandeling van de zaak zal worden aangehouden, teneinde rapportage te doen opmaken omtrent het behandelplan van de veroordeelde. Subsidiair heeft zij geconcludeerd tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
De raadsvrouw heeft - overeenkomstig haar aan het hof overgelegde pleitaantekeningen - bepleit dat de voorzetting van de tenuitvoerlegging van de opgelegde ISD-maatregel met onmiddellijke ingang dient te worden beëindigd.
Beoordeling
In voornoemd arrest heeft het hof - met overneming van de conclusies en aanbevelingen uit het Maatregelrapport-ISD van Bouman GGZ d.d. 1 september 2005, opgemaakt en ondertekend door I. van der Blij, rapporteur en mede ondertekend door R.C. Tijs-Janssoone, teamcoördinator - onder meer overwogen:
"Het hof is zich bewust van de zwaarte van de onderhavige maatregel, maar alles overwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen beschermd te worden te prevaleren. Het hof is voorts van oordeel dat de algemene veiligheid van goederen de oplegging van de maatregel eist en dat gezien het bovenstaande de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren passend en geboden is.
Dat nog geen concreet verblijfs/behandelplan voorligt, zoals door de verdediging is aangevoerd, doet daaraan niet af en behoeft aan de oplegging van de maatregel niet in de weg te staan. Wel dient een dergelijk plan zo spoedig mogelijk te worden opgesteld."
Het hof stelt vast dat nog immer, zes maanden na het onherroepelijk worden van het arrest, geen concreet verblijfs/behandelplan voorligt.
De gefaxte, ongedateerde, niet-ondertekende "tussentijdse rapportage" van de P.I. Rijnmond, locatie Noordsingel, afdeling FSU (kennelijk opgemaakt met betrekking tot de veroordeelde als in deze beschikking aan de orde), voldoet geenszins aan de eisen die aan een dergelijk verblijfs/behandelplan moeten worden gesteld. Evenmin kan daaruit worden opgemaakt dat de veroordeelde reeds wordt behandeld in het kader van zijn ISD-maatregel. Ook is er geen bericht van de directeur van de inrichting bijgevoegd, zoals bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de advocaat-generaal niet de vraag kunnen beantwoorden, op welke termijn het benodigde behandelplan beschikbaar zal zijn.
Het hof constateert dat het openbaar ministerie - in strijd met datgene wat in voornoemd arrest van het hof d.d. 14 maart 2006 werd bepaald - heeft nagelaten te voldoen aan zijn verplichtingen zoals omschreven in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht het niet aanleveren van de voor deze behandeling noodzakelijke stukken zozeer onzorgvuldig, en met voorbijgaan aan het belang van de veroordeelde bij een spoedige tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel, dat te dezen - ondanks het belang van de samenleving bij beveiliging tegen het handelen van de veroordeelde en hoewel de veroordeelde naar 's hofs oordeel hulp nodig heeft bij de behandeling van zijn persoonlijke problematiek - geen ander oordeel past dan dat de voorzetting van de tenuitvoerlegging van de oplegde maatregel moet worden beëindigd.
De omstandigheid dat de veroordeelde tot op heden niet voldoende heeft willen meewerken aan de totstandkoming van een behandelplan, zoals door de advocaat-generaal aangevoerd, doet naar 's hofs oordeel aan het vorenstaande - gelet op de aard en het doel van de ISD-maatregel - niet af.
Aanhouding van de behandeling van de zaak zoals door de advocaat-generaal verzocht, wijst het hof af, omdat zulks onder de gegeven omstandigheden een onaanvaardbare voortduring van verdachtes vrijheidsbeneming zonder adequate behandeling zou betekenen, terwijl voorts onduidelijk is wanneer de op de ISD-maatregel toegesneden behandeling zijn invulling zal krijgen.
Uit het voorgaande volgt dat dient te worden beslist als hierna is aangegeven.
Beslissing
Het hof:
Beëindigt de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij arrest van 14 maart 2006 van dit gerechtshof opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met ingang van 13 oktober 2006 te 13.30 uur.
Deze beschikking is gegeven door
mr. B.A. Stoker-Klein vice-president tevens voorzitter,
mrs. A.E. Mos-Verstraten en G.J.W. van Oven, raadsheren,
in bijzijn van mr. C. Hol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 oktober 2006.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.