In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2020 door de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De Heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 293.000, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat de waarde te hoog was, waarbij hij een waarde van € 277.000 voorstelde. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 1 februari 2023 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, terwijl de Heffingsambtenaar zijn verdediging heeft onderbouwd met een taxatiematrix. Het Hof heeft vastgesteld dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, door te verwijzen naar vergelijkbare onroerende zaken in de buurt. Het Hof concludeert dat de waarde van de onroerende zaak per peildatum niet te hoog is vastgesteld en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.