In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juli 2021. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en had de beschikking van de heffingsambtenaar gehandhaafd. Belanghebbende was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 november 2022 zijn de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar gehoord. Het geschil in hoger beroep betrof de hoogte van de proceskostenvergoeding, waarbij partijen het erover eens waren dat de rechtbank de proceskosten onjuist had berekend. Het Hof heeft geoordeeld dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op basis van de juiste uitgangspunten, en heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de veroordelingen in de proceskosten. Het Hof heeft de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.116, en heeft bepaald dat de Staat het griffierecht van € 541 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en afschriften zijn op 15 februari 2023 verzonden.