Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden]te noemen en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep, inhoudende de grieven
- de conclusie van eis
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
(grief 1).
grief 2).
grieven 3-9) miskent [appellant] dat, op het moment dat [geïntimeerden] op 16 mei 2022 per mail [appellant] een voorstel doen ter voldoening aan de keuzeopdracht zoals bedoeld in r.o. 5.8 van het arrest van dit hof van 26 april 2022 – in het licht van de omstandigheden van deze zaak – van [appellant] mocht worden verwacht dat hij binnen bekwame tijd adequaat reageert en aangeeft voor welke optie hij kiest. Dit was een kwestie van rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. Daarin is [appellant] tekortgeschoten. Door desondanks over te gaan tot incassering van de dwangsommen na deze bewust te hebben laten vollopen, heeft hij misbruikt gemaakt van zijn executierecht. Het hof overweegt hiertoe nader als volgt.
verbod tot executievan de verbeurde dwangsommen, waarbij het spoedeisende belang volgde uit de aard van het geschil. Dat verbod had feitelijk geen slagkracht, doordat [appellant] het bedrag van € 20.000,- al vóór het wijzen van dat vonnis had ontvangen van de deurwaarder, waarmee het executiegeschil nog niet finaal was beslecht. In hoger beroep wordt het spoedeisende belang van [geïntimeerden] bij deze executiekwestie derhalve onverminderd verondersteld.