ECLI:NL:GHARL:2023:12

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
200.131.493/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroepingsprocedure zonder grond voor herroeping van arrest

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is een herroepingsprocedure aan de orde. De appellant, vertegenwoordigd door Lisida B.V., heeft een vordering tot herroeping ingediend tegen eerdere arresten van het hof. De zaak betreft een complexe juridische strijd tussen Lisida c.s. en Silife c.s. over de beëindiging van een licentieovereenkomst en de gevolgen daarvan. Het hof heeft vastgesteld dat er geen grond is voor herroeping, omdat de appellant niet binnen de wettelijk vereiste termijn van drie maanden heeft gehandeld na het bekend worden van de gronden voor herroeping. De appellant heeft aangevoerd dat er bedrog heeft plaatsgevonden, maar het hof oordeelt dat de appellant op de hoogte was van de relevante feiten en stukken, en dat er geen sprake is van bedrog of het achterhouden van beslissende informatie. Het hof wijst de vorderingen van Lisida c.s. af en veroordeelt hen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 3 januari 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.131.493/02
arrest 3 januari 2023
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Lisida B.V.,
eisers in herroeping,
hierna ieder afzonderlijk te noemen [appellant] en Lisida en gezamenlijk Lisida c.s.,
advocaat: mr. F. van Schaik,
tegen:
1. de vennootschap naar buitenlands recht
SiLife Limited,
kantoorhoudende te Weesp,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Advanced Biotechnology & Products B.V.,
gevestigd te Hengelo,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rexil Holding B.V., voorheen genaamd Silife B.V.,
gevestigd te Hengelo,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
Liquistone Limited,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
gedaagden in herroeping,
hierna ieder afzonderlijk te noemen Silife Ltd, AB&P, Silife B.V. respectievelijk Liquistone en gezamenlijk Silife c.s.,
advocaat: mr. J.P. de Man.

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1.
Na het tussenarrest van 26 april 2022 heeft op 15 november 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij het hof waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Daarna is bepaald dat het hof arrest zal wijzen op 24 januari 2023 of zoveel eerder als mogelijk.

2.Inleiding

2.1
Voor een goed begrip van de zaak geeft het hof een zeer korte samenvatting van de relevante feiten. Lisida is een vennootschap van [appellant] . Liquistone is een vennootschap waarin Lisida met andere vennootschappen de aandelen houdt. [appellant] en Lisida waren (onder andere) bestuurders van Liquistone. Liquistone heeft een deel van de rechten op een octrooi verworven op grond waarvan Liquistone het exclusieve recht had om gestabiliseerd siliciumzuur in vloeibare vorm (merknaam: OSAB3) te produceren en te verkopen. Lisida hield samen met andere vennootschappen de aandelen in Silife Ltd. [appellant] was een van de bestuurders van Silife Ltd. Silife Ltd. heeft een licentieovereenkomst gesloten met Liquistone en had op grond daarvan het exclusieve recht om OSAB3 te produceren en te verkopen en om aan derden sublicenties te verstrekken.
Op 1 maart 2012 heeft Silife Ltd. een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de voorovereenkomst) gesloten met AB&P waarin onder andere staat dat Silife Ltd. door ondertekening van die overeenkomst een exclusieve sublicentie verstrekt aan een nog op te richten joint-venturevennootschap. Die vennootschap is op 30 mei 2012 opgericht en is genaamd Silife B.V. Silife Ltd. en AB&P hielden de aandelen in Silife B.V. en Lisida werd aangesteld als bestuurder. Op 6 april 2013 heeft Lisida c.s. namens Liquistone de licentieovereenkomst tussen Liquistone en Silife Ltd. ontbonden en op dezelfde dag heeft Lisida c.s. namens Liquistone een licentieovereenkomst gesloten met Roka terzake het octrooi.
2.2
Tussen partijen hebben verschillende procedures plaatsgevonden over de vraag of Lisida c.s. is tekortgeschoten of onrechtmatig jegens Silife c.s. heeft gehandeld door onder meer de licentieovereenkomst met Silife Ltd. met betrekking tot de door Liquistone gehouden octrooirechten te beëindigen en een nieuwe licentieovereenkomst met Roka aan te gaan. In een arrest in kort geding van 19 april 2016 heeft dit hof geoordeeld dat het Lisida c.s. verboden is om in het kader van de exploitatie door Roka of anderen van de in de licentieovereenkomst tussen Liquistone en Silife Ltd. bedoelde octrooien op welke wijze dan ook met hen samen te werken of ondersteuning te verlenen en is Lisida c.s. geboden alle documenten af te geven die Lisida c.s. heeft verkregen als bestuurder van Silife c.s., een en ander op straffe van een dwangsom. In het arrest van dit hof van 6 oktober 2020 in de tussen partijen gevoerde bodemprocedure heeft het hof zeer kort samengevat en voor zover voor de beoordeling van deze procedure van belang geoordeeld dat Lisida c.s. onzorgvuldig en dus onrechtmatig jegens Silife c.s. heeft gehandeld doordat zij, door het onterecht opzeggen van de licentieovereenkomst, opzettelijk de exploitatie van het octrooi door Silife Ltd. en Silife B.V. (en indirect AB&P) hebben willen stilleggen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank, waarin [appellant] en Lisida hoofdelijk zijn veroordeeld tot vergoeding van schade, op te maken bij staat, bekrachtigd maar heeft een lager bedrag dan de rechtbank toegewezen aan verbeurde dwangsommen wegens overtreding van de in het kort geding vonnis bepaalde ge- en verboden.
2.3
In deze procedure vordert Lisida c.s. dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest de arresten van 19 april 2016 en 6 oktober 2020 zal herroepen, het hoger beroep van Silife c.s. in de kort geding procedure alsnog ongegrond zal verklaren en het hoger beroep van Lisida c.s. in de bodemprocedure alsnog gegrond zal verklaren en het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 22 mei 2019 (in de bodemprocedure) zal vernietigen, met veroordeling van Silife c.s. in de kosten van de procedure en met hoofdelijke veroordeling van Silife c.s. tot vergoeding van de schade die Lisida c.s. als gevolg van het bedrog hebben geleden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, onder gelijktijdige veroordeling van Silife c.s. tot restitutie van hetgeen Lisida c.s. op grond van de te herroepen arresten heeft betaald dan wel al hetgeen op hen ten tijde van het uitspreken van het in deze gevraagde arrest zal zijn verhaald, alles vermeerderd met de wettelijke rente.

3.3. De beoordeling van de vordering tot herroeping

3.1
Op grond van artikel 382 Rv kan een arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan worden herroepen indien het a) berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd, b) berust op stukken waarvan de valsheid na het arrest is erkend of c) de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden. Lisida c.s. heeft aangevoerd dat vanwege de hierna te bespreken gronden aanleiding bestaat de arresten te herroepen. Het hof oordeelt als volgt.
pagina 5 van de voorovereenkomst is niet overgelegd door Silife c.s.
3.2
Lisida c.s. heeft aangevoerd dat Silife c.s. in beide procedures de voorovereenkomst heeft overgelegd. Uit de vermelding onderaan de pagina’s van deze overeenkomst blijkt dat deze overeenkomst uit vijf pagina’s bestaat (onderaan de pagina’s staat ‘Pagina 1 van 5’ etc.) maar Silife c.s. heeft in beide procedures alleen de pagina’s een tot en met vier overgelegd. Pagina vijf betreft een appendix. Deze pagina heeft Silife c.s. volgens Lisida c.s. bewust achtergehouden. Uit pagina vijf blijkt namelijk dat er nog een sublicentieovereenkomst tussen Silife Ltd. en Silife B.V. gesloten moest worden, maar dat is nooit gebeurd. Silife B.V. heeft, aldus Lisida c.s., dus nooit licentierechten gehad. Het hof is daar echter in beide procedures wel vanuit gegaan en heeft zijn oordelen mede hierop gebaseerd, aldus Lisida c.s..
3.3
Silife c.s. heeft gemotiveerd betwist dat zij pagina vijf bewust heeft achtergehouden. Zij kende die pagina niet. Zij beschikte alleen over de eerste vier pagina’s van de voorovereenkomst. Silife c.s. heeft er verder op gewezen dat Lisida c.s. de voorovereenkomst, inclusief pagina vijf, kende en daarover beschikte aangezien [appellant] deze overeenkomst als (indirect) bestuurder van Silife Ltd. mede heeft opgesteld en ondertekend. Silife c.s. heeft verder aangevoerd dat het voor de beoordeling niet uitmaakt dat pagina vijf niet is overgelegd. Partijen zijn er namelijk vanuit gegaan dat Silife B.V. over een sublicentie beschikte en partijen hebben zich daar ook naar gedragen. Ten slotte heeft Silife c.s. aangevoerd dat op grond van artikel 383 Rv een vordering tot herroeping moet worden ingesteld binnen drie maanden nadat Lisida c.s. met die grond bekend is geworden. Lisida c.s. was er al veel langer mee bekend dat er een vijfde pagina was, wat de inhoud van die pagina was en dat deze pagina niet in de procedures was overgelegd. Zij kan dus geen herroeping meer vorderen.
3.4
Dat laatste verweer slaagt. Lisidia c.s. heeft ter zitting bij het hof niet weersproken dat de vordering tot herroeping niet is aangewend binnen drie maanden nadat Lisida c.s. met de grond voor herroeping bekend is geworden, ook niet nadat door het hof ter zitting is voorgehouden dat Lisida c.s. in de eerste termijn niet of nauwelijks heeft gereageerd op in de memorie van antwoord gevoerde verweren. Daarmee staat vast dat Lisida c.s. niet binnen de in artikel 383 Rv genoemde termijn om herroeping heeft gevraagd. De vordering tot herroeping (voor zover op deze grond gestoeld) stuit daarop reeds af.
3.5
Ten overvloede voegt het hof daar nog het volgende aan toe. Tijdens de zitting bij het hof heeft [appellant] desgevraagd verklaard dat hij de voorovereenkomst inclusief pagina vijf (‘natuurlijk’) had, hij had deze overeenkomst namelijk ondertekend. Door de omvang van het dossier en de vele geschilpunten heeft hij echter over het hoofd heeft gezien dat pagina vijf niet in het geding was gebracht.
3.6
Lisida c.s. heeft een beroep gedaan op alle in artikel 382 Rv genoemde herroepingsgronden. Op Lisida c.s. rust de stelplicht en bewijslast dat sprake is van een herroepingsgrond. Nu vaststaat dat Lisida c.s. de voorovereenkomst, inclusief pagina vijf, kende vóór het wijzen van de arresten waarvan herroeping wordt gevraagd, valt zonder nadere toelichting van Lisida c.s., die ontbreekt, niet in te zien dat sprake is van stukken waarvan de valsheid na het arrest is erkend of een stuk van beslissende aard dat Lisida c.s. na de arresten in handen heeft gekregen en die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
3.7
Van bedrog kan sprake zijn wanneer een partij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de tegenpartij gunstige afloop van die procedure zouden hebben kunnen leiden. Dit zal zich onder meer voordoen wanneer een partij feiten als hiervoor bedoeld verzwijgt, terwijl zij wist of behoorde te weten dat de tegenpartij niet met die feiten bekend was of redelijkerwijs bekend behoorde te zijn. [1] Nu vaststaat dat Lisida c.s. de voorovereenkomst kende, zij wist dat deze vijf pagina’s omvatte en zij wist dat alleen de eerste vier pagina’s in de beide procedures waren overgelegd, valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat sprake is van bedrog.
achterhouden informatie over de concernsamenstelling
3.8
Lisida c.s. heeft aangevoerd dat haar begin 2021 in een executiekortgeding (in verband met de op handen zijnde executoriale verkoop van de woning van [appellant] ) bekend is geworden dat Silife Ltd. haar aandelen in Silife B.V. op 8 juli 2013 heeft vervreemd aan AB&P. In de kort geding- en bodemprocedures bij het hof heeft Silife c.s. dit opzettelijk verzwegen, aldus Lisida c.s..
3.9
Silife c.s. heeft in de conclusie van antwoord onder andere het verweer gevoerd dat de gewijzigde concernverhoudingen in die procedures aan de orde zijn geweest. Ter zitting bij het hof heeft Silife c.s. dit verweer nader uitgewerkt door te wijzen op de eigen pleitnotitie van (de toenmalige advocaat van) Lisida c.s. van 14 oktober 2014 in het hoger beroep in de kort gedingprocedure waaruit – onder randnummer 7 – blijkt dat Lisida c.s. met de gewijzigde concernverhoudingen bekend was. Lisida c.s. heeft dit ter zitting niet weersproken. Het hof gaat er dan ook vanuit dat Lisida c.s. in ieder geval sinds 2014 bekend was met de gewijzigde concernverhoudingen en dat dit in de procedure die heeft geleid tot het arrest in kort geding van 19 april 2016 door Lisida c.s. zelf naar voren is gebracht. Zonder enige nadere toelichting van Lisida c.s. valt tegen deze achtergrond niet in te zien dat sprake was van bedrog, vals opgemaakte of achtergehouden stukken.
technisch failliet
3.1
Volgens Lisida c.s. heeft Silife c.s. in beide procedures de rechters misleid over de financiële positie van Silife Ltd. en Silife B.V.. Silife c.s. heeft in deze procedures aangevoerd dat Lisida c.s. door het verlenen van licenties aan Roka een potentieel goed lopende onderneming schade heeft toegebracht. Silife c.s. heeft in beide procedures aangegeven dat zij het gelicentieerde product grootschalig kon produceren en goede resultaten zou kunnen boeken. Lisida c.s. heeft daartegenover in de beide procedures het standpunt ingenomen dat Silife Ltd. technisch failliet was en dus niet in staat was het octrooi te exploiteren. Silife Ltd. beschikte niet over kapitaal om in India een registratie te verkrijgen. Dit is van de zijde van Silife c.s. in de kortgedingprocedure ook erkend, aldus Lisida c.s. Toch heeft Silife c.s. in beide procedures de indruk gewekt dat Silife c.s. levensvatbaar was en relevante omzetten maakte. Pas in het executiekortgeding dat in 2021 is gevoerd heeft Silife c.s. toegegeven dat haar financiële positie allesbehalve rooskleurig was, aldus Lisida c.s.
3.11
Zonder nadere toelichting van Lisida c.s., die ook met betrekking tot deze grond ontbreekt, valt niet in te zien dat dit verwijt de conclusie kan rechtvaardigen dat sprake is van kort gezegd valse stukken of stukken van beslissende aard die door toedoen van Lisida c.s. zijn achtergehouden. Het hof gaat er dan ook van uit dat Lisida c.s. met dit verwijt wil betogen dat sprake is van bedrog.
3.12
Silife c.s. heeft aangevoerd dat Silife Ltd. en Silife B.V. inderdaad een negatief eigen vermogen hadden, zoals zoveel start-ups, maar dit was bij Lisida c.s. zowel ten tijde van de kortgedingprocedure als ten tijde van de bodemprocedure bekend. Het debat hierover is in deze procedures uitvoerig gevoerd. Silife c.s. heeft in de conclusie van antwoord verwezen naar een aantal vindplaatsen in processtukken in de kortgeding- en bodemprocedure waar door Silife c.s. is uiteengezet dat sprake was van een negatief eigen vermogen maar dat dit nog niet betekende dat de licentierechten niet konden worden geëxploiteerd. Silife c.s. heeft er verder op gewezen dat de rechtbank in de bodemprocedure tegen de achtergrond van het gevoerde debat expliciet onder ogen heeft gezien dat het de vraag is in hoeverre Silife B.V. in staat zou zijn geweest een grote hoeveelheid OSAB3 te produceren (binnen een voor de beoogde wederpartij aanvaardbare termijn). Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat hierover in de schadestaatprocedure verder moet worden beslist.
3.13
Tegen deze achtergrond valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat sprake is geweest van bedrog. Lisida c.s. was, zoals zij ter zitting bij het hof ook heeft toegelicht, er al in april 2013 mee bekend dat Silife Ltd. - in haar bewoordingen - geen levensvatbare onderneming was. Silife c.s. heeft, zoals hiervoor genoemd, in de kortgeding- en de bodemprocedures duidelijk gemaakt dat sprake was van een negatief eigen vermogen. Dat Silife c.s. de potentie van Silife Ltd. en Silife B.V. destijds rooskleurig inschatte en dit (mogelijk te) rooskleurige beeld in de processtukken heeft benoemd, levert, zonder nadere toelichting, die wederom ontbreekt, geen bedrog op. Het is immers aan procederen inherent dat men van de argumenten die voor het eigen standpunt pleiten, geen neutraal en afgewogen beeld geeft, maar een eenzijdig en gekleurd beeld. Lisida c.s. heeft haar visie hiertegenover kunnen stellen en heeft dat ook gedaan waarna hierover door de rechters in de kortgeding- en bodemprocedure is geoordeeld. Dat Lisida c.s. het met de uitkomst van die beoordeling niet eens is, is geen grond voor herroeping.
Conclusie
3.14
De conclusie luidt dat de voor herroeping aangevoerde gronden door het hof niet juist zijn bevonden. Het geding zal niet worden heropend. De vorderingen van Lisida c.s. zullen worden afgewezen. Lisida c.s. zal worden veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
4.1
wijst de vorderingen van Lisida c.s. af;
4.2
veroordeelt Lisida c.s. tot betaling van de volgende proceskosten van de Silife c.s.:
€ 772,- aan griffierecht
€ 2.228,- aan salaris van de advocaat van de gemeente (2 procespunten gemaximeerd x appeltarief II).
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, S.C.P. Giesen en G.J.M. Verburg, ondertekend door mr. Giesen, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023.

Voetnoten

1.HR 4 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2162, NJ 1998, 45 en HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN7890