ECLI:NL:GHARL:2023:1190

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
200.289.956/01 en 200.295.503/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aansprakelijkheid en huurvergoeding bij het zinken van een zeiljacht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig is, gaat het om een geschil tussen een eigenaar van een zeiljacht en een jachtwerf. De eigenaar, een inwoner van het Verenigd Koninkrijk, heeft een zeiljacht gekocht van de jachtwerf en het schip werd op advies van de jachtwerf gedurende de winterperiode in een loods opgeslagen. Tijdens deze opslag zijn er werkzaamheden aan het schip verricht. Na de winter is het schip weer te water gelaten, maar het is kort daarna gezonken. De jachtwerf heeft het schip op de kade geplaatst en heeft noodzakelijke werkzaamheden verricht. Er ontstond een geschil over de oorzaak van het zinken van het schip. De jachtwerf vorderde stallingskosten voor het gebruik van de kade, terwijl de eigenaar weigerde te betalen, stellende dat het schip gebreken vertoonde die tot het zinken hebben geleid. De eigenaar vorderde schadevergoeding van de jachtwerf en verzocht om een voorlopig deskundigenonderzoek om de gebreken vast te stellen. De rechtbank heeft de huurvordering van de jachtwerf toegewezen, maar de vrijwaringsvordering van de eigenaar afgewezen. Tegen deze beslissing is hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft het hof een mondelinge behandeling bevolen om meer informatie te verkrijgen over de uitgevoerde werkzaamheden aan het schip en de periode dat het schip in het water heeft gelegen voor en na de winterstalling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
arrest in hoofdzaak en vrijwaring van 7 februari 2023
zaaknummer gerechtshof 200.289.956/01 (hoofdzaak)
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats1] , Verenigd Koninkrijk,
bij de rechtbank gedaagde,
in hoger beroep appellant,
advocaat mr. J.C. Klompé te Loosdrecht,
tegen
[geïntimeerde1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
bij de rechtbank eiseres,
in hoger beroep geïntimeerde,
advocaat mr. P.A.M. Seck te Rotterdam,
en
zaaknummer gerechtshof 200.295.503/01 (vrijwaringszaak)
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats1] , Verenigd Koninkrijk,
bij de rechtbank eiser,
in hoger beroep appellant,
mr. J.C. Klompé te Loosdrecht,
tegen

1.[geïntimeerde2] ,

wonend te [woonplaats2] ,
bij de rechtbank verweerder,
in hoger beroep geïntimeerde,

2.[geïntimeerde3] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
bij de rechtbank verweerder,
in hoger beroep: geintimeerde,
voor beiden advocaat mr. P.A.M. Seck te Rotterdam.
Partijen zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als [appellant] , [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] en zo nodig gezamenlijk als [geïntimeerden]

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg in de hoofdzaak en vrijwaring

1.1
In de hoofdzaak is tussen [geïntimeerde1] als eiseres en [appellant] , Arran Transport Ltd en The Cruising Association Ltd als gedaagden is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het eindvonnis van 17 juni 2020.
1.2
Bij incidenteel vonnis van 3 oktober 2018 heeft de rechtbank aan [appellant] , Arran Transport Ltd (hierna: Arran) en Cruising Association Ltd (hierna: Cruising) als eisende partijen toegestaan om [geïntimeerde3] en [geïntimeerde2] te dagvaarden in vrijwaring. De rechtbank heeft in de vrijwaring beslist in haar eindvonnis van 17 juni 2020.

2.Het verloop van het geding in hoger beroep en vrijwaring

2.1.
Bij appeldagvaarding van 11 september 2020 heeft [appellant] in zowel de hoofdzaak als de vrijwaring hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 17 juni 2020. Als geïntimeerden zijn genoemd [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] . Arran Transport Ltd en The Cruising Association Ltd hebben geen hoger beroep ingesteld.
2.2
In de hoofdzaak heeft [appellant] op 15 juni 2021 een memorie van grieven met producties, tevens houdend een voor het eerst in hoger beroep ingestelde vordering in reconventie genomen. Als geïntimeerden zijn aangewezen [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] .
2.3
Tevens heeft [appellant] bij verzoekschrift van 15 juni 2021 het hof verzocht een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 Rv te bevelen (rekestnummer 200.295.855). Het hof heeft in zijn beschikking van 16 november 2022 dat verzoek afgewezen.
2.4
In een brief van 23 juni 2021 in zowel de hoofdzaak als de vrijwaring heeft de rolraadsheer [appellant] gevraagd hoe de vordering in reconventie zich verhoudt tot artikel 353 lid1 Rv. In zijn akte van 6 juli 2021 houdend uitlating naar aanleiding van de brief van
23 juni 2021 heeft [appellant] doen meedelen dat artikel 353 lid 1 Rv aan de vordering in reconventie in de weg staat.
2.5
In de hoofdzaak heeft uitsluitend [geïntimeerde1] op 3 augustus 2021 een memorie van antwoord met producties genomen.
2.6
In de vrijwaringzaak heeft [appellant] op 3 augustus 2021 een memorie van grieven met producties genomen. In die memorie zijn [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] als geïntimeerden aangewezen.
2.7
In de vrijwaringzaak hebben [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] op 12 oktober 2021 een memorie van antwoord tevens incident tot zekerheidstelling voor proceskosten genomen.
2.8
Bij de aan het hof bekende stukken ontbreekt een verweerschrift tegen het onder 2.7. genoemde incident tot zekerheidstelling. Zoals uit rechtsoverweging 2.9 volgt is daartegen ook geen mondeling verweer gevoerd.
2.9
Aan partijen is op de rol gevraagd zich uit te laten over het antwoord op de vraag of zij in de hoofdzaak en de vrijwaring een mondelinge behandeling wensen. Beide partijen hebben geantwoord daaraan geen behoefte te hebben. In dat verband is van belang dat op
12 januari 2022 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden inzake het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 Rv (zie hiervoor onder 2.3.). Bij die gelegenheid is uitdrukkelijk aan de orde geweest, zoals ook is overwogen in de beschikking van 16 november 2022, dat die mondelinge behandeling geen betrekking heeft op de hoofdzaak en de vrijwaring.
2.1
Duidelijkheidshalve overweegt het hof in de hoofdzaak het volgende. Het hoger beroep is aanhangig tussen [appellant] als appellant en [geïntimeerde1] als geïntimeerde. Uit het ontbreken van enig antwoord door [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] en de omstandigheid dat deze partijen in eerste aanleg niet als partij in de hoofdzaak waren betrokken, leidt het hof af dat [appellant] zijn hoger beroep in de hoofdzaak uitsluitend heeft willen instellen tegen [geïntimeerde1] en dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] dat ook zo hebben begrepen. Het hof begrijpt, hoewel [appellant] dat in zijn akte van 6 juli 2021 niet uitdrukkelijk heeft meegedeeld dat [appellant] in de hoofdzaak zijn reconventionele vordering intrekt. Ten slotte is het incidentele verzoek tot zekerheidsstelling door [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] uitsluitend ingesteld in de vrijwaringszaak [1] en heeft dit verzoek geen betrekking op de proceskosten in de hoofdzaak. Ieder verweer door [appellant] tegen dit verzoek ontbreekt.

3.Korte weergave van de zaak

3.1
[appellant] heeft van [geïntimeerde2] op 17 september 2015 een zeilboot gekocht en geleverd gekregen. In de maanden voorafgaand aan de koop heeft [appellant] het schip meermaals geïnspecteerd. Na een door [geïntimeerde2] op 26 oktober 2015 gegeven advies heeft [geïntimeerde2] op verzoek van [appellant] het schip uit het water gehaald en in de winterperiode gestald bij [geïntimeerde3] . Tijdens die winteropslag is [appellant] meerdere malen aan boord van het schip geweest. Eind mei 2016 is het jacht terug gegaan in het water. Op de avond van 1 juni 2016 heeft [geïntimeerde2] [appellant] bericht dat het jacht was gezonken. [appellant] heeft [geïntimeerde2] opdracht gegeven het schip te lichten en de nodige herstelwerkzaamheden uit te voeren. Dat heeft [geïntimeerde1] gedaan. Het schip is toen op de kade geplaatst. [geïntimeerde1] vordert in verband met dit alles van [appellant] een vergoeding van stallingskosten en voor reparatiewerkzaamheden. [geïntimeerde1] heeft [appellant] gedagvaard tot betaling van € 51.549,02 met incassokosten en rente (de hoofdzaak). Als grondslag voor deze vordering stelt [geïntimeerde1] dat tussen haar en [appellant] een huurovereenkomst en overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen.
[appellant] vordert in vrijwaring van [geïntimeerden] te vergoeden alles waartoe [appellant] in de hoofdzaak zal worden veroordeeld. Als grondslag voor die vordering betoogt [appellant] dat hij het schip niet kan afvoeren omdat het binnen een dag na tewaterlating is gezonken en dus gebrekkig (non-conform) was. Partijen verschillen van mening of en met wie [appellant] een huurovereenkomst heeft gesloten. Ook verschillen zij van mening of met [appellant] een overeenkomst van opdracht voor bergings- en herstelwerkzaamheden is gesloten. Ten slotte verschillen zij van mening over wat de oorzaak is dat het schip is gezonken.
3.2
De rechtbank heeft de vordering in de hoofdzaak toegewezen en in de vrijwaring afgewezen. In hoger beroep staat in de hoofdzaak vooral de vraag centraal of met [appellant] een huur- c.q. stallingsovereenkomst en een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. In de vrijwaringzaak gaat het vooral om de vraag of aan [appellant] een gebrekkig schip is geleverd.

4.Rechtsmacht en toepasselijk recht in hoofdzaak en vrijwaring

Rechtsmacht in de hoofdzaak
4.1
De rechtbank heeft op goede gronden aangenomen dat sprake is van rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Partijen hebben daartegen geen bezwaren gemaakt en het hof neemt de overwegingen van de rechtbank op dit punt over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daar aan toe dat het in deze zaak gaat om rechtsvorderingen ingesteld vóór
1 januari 2020 (de datum waarop het Verenigd Koninkrijk de EU verliet).
4.2
De bevoegdheid om kennis te nemen van de vorderingen van [geïntimeerde1] wordt beantwoord aan de hand van de Verordening (eu) nr. 1215/2012 van het Europees parlement en de raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo II) die rechtstreeks verbindend en toepasselijk is in Nederland en het Verenigd Koninkrijk.
4.3
[appellant] is verschenen in de procedure en heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet betwist zodat de Nederlandse rechter in beginsel bevoegd is. Om na te gaan of een van de exclusieve bevoegdheidsregels van art. 24 EEX-vo op dat uitgangspunt inbreuk maakt gaat het hof eerst na wat het karakter en de inhoud is van de overeenkomst waarover het geschil gaat.
4.4
De overeenkomst van opdracht tot het uitvoeren van werkzaamheden, leidt niet tot
toepasselijkheid van exclusieve bevoegdheidsregels. In eerste aanleg hebben partijen gediscussieerd over de kwalificatie van de beweerdelijk tussen hen tot stand gekomen overeenkomst met betrekking tot de ligplaats/kaderuimte. De rechtbank heeft geoordeeld
dat sprake van een huurovereenkomst. In de tweede grief van zijn principaal appel heeft [appellant] zich tegen dat oordeel verzet. Blijkens de toelichting op die grief betreft dat verzet echter niet de daaraan de te ontlenen bevoegdheid van de Nederlandse rechter maar de uit de aard van een huurovereenkomst dan wel (zoals [appellant] betoogt) bewaarovereenkomst voortvloeiende zorgplicht ten aanzien van het jacht.
4.5
Voor de vaststelling van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter zal het hof daarom de overeenkomst, kennelijk in navolging van beide partijen, blijven kwalificeren als verhuur zodat de rechter van de lidstaat waar het goed gelegen is exclusief bevoegd zijn. Omdat Makkum in Nederland is gelegen is dus de Nederlandse rechter dus bevoegd.
4.6
De Nederlandse rechter is tevens bevoegd kennis te nemen van de vordering van [geïntimeerde1] voor zover gebaseerd op de overeenkomst van opdracht tot het uitvoeren van
werkzaamheden uitgevoerd om de schade aan het gezonken schip te beperken door of in opdracht van de verhuurder van de kaderuimte. Gezien de nauwe band tussen de huurovereenkomst en deze werkzaamheden brengt een goede rechtsbedeling gelijktijdige behandeling en berechting mee, ter vermijding van onverenigbare beslissingen bij afzonderlijke berechting van de zaken (art. 30 lid 3 EEX-vo).
4.7
Het hof is bevoegd kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaak.
4.8
Daarmee is ook de bevoegdheid in het geschil in de vrijwaring tussen
[appellant] c.s. en [geïntimeerden] gegeven. Die bevoegdheid volgt, zoals de rechtbank terecht overweegt ook uit de forumkeuze in de koopovereenkomst.
Toepasselijk recht in de hoofdzaak en in de vrijwaring
4.9
Ook ten aanzien van het toepasselijk recht heeft de rechtbank op goede gronden bepaald dat in zowel de hoofdzaak als de vrijwaring Nederlands recht van toepassing is. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Die overwegingen geeft het hof verkort als volgt weer.
4.1
Zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaring gaat het om verbintenissen uit overeenkomst. De vraag welk recht van toepassing wordt dan beantwoord aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome 1). Deze regeling vindt ook na 31 januari 2020 nog toepassing in zaken waarin een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk partij is. Op grond van de bepalingen van Rome 1 is zowel in de hoofdzaak als de vrijwaring Nederlands recht van toepassing.

5.De feiten

5.1
De feitenlaten zich als volgt kort weergeven.
5.2
[appellant] heeft van [geïntimeerde2] een zeiljacht gekocht met de naam [naam1] (hierna het jacht). In een periode van meerdere maanden voorafgaand aan de koop heeft [appellant] het schip meerdere malen geïnspecteerd. Het jacht is op 17 september 2015 door [geïntimeerde2] aan [appellant] verkocht en geleverd.
5.3
Op 26 oktober 2015 heeft [geïntimeerde2] [appellant] geadviseerd het jacht niet in het water te laten liggen gedurende de wintermaanden en heeft vervolgens op verzoek van [appellant] het jacht uit het water gehaald. Het jacht is gedurende de winterperiode uit het water in opslag geweest bij [geïntimeerde3] . Ook tijdens die opslag is [appellant] een of meerdere malen aan boord van het jacht geweest.
5.4
Eind mei 2016 is het jacht terug geplaatst in het water aan een kade dan wel een ligplaats toebehorend aan [geïntimeerden] althans een van hen.
5.5
Op 31 mei 2016 heeft [geïntimeerde2] aan [appellant] het volgende geschreven:
Dear Mr. [appellant] , You have launched with us the [naam1] ( [naam1] ) and we are curious what your plans are? If you want to leave the boat here, the fee per day is 50,- excluding VAT. If we have to do work for you please let me know. Do you still want some of the used materials we have in stock. Do we have to offer you to replace the standing rigging. We will place the books i have on board what 1h ave at home. I will place the manuals and all papers on board. You have bought the boat from private owner therefore we can not make invoice, you have only the brokerage contract. We gave you the copy VAT statement, the original we can give you next time you collect the boat. Please let me know how we can help you.
Deze e-mail wordt afgesloten met:
“ [geïntimeerde3]mr. [geïntimeerde2] .”
5.6
Op 1 juni 2016 heeft [appellant] een bezoek gebracht aan de werf en schreef later die dag, voor zover hier van belang:
“(...) It is our plan to return as soon as possible to conclude the transaction with you then when we can motor her she is to go to Rondal to repair the furling gear. Next week the Bamar generator agent will try to locate the fault there and also explain to us some of the wiring. We had intended to stay to see you but you were away for some time and now we will return very soon. As you know it has been difficult to negotiate the materials you have shown us as the committee cannot decide but I will keep pushing them; (... )
5.7
[geïntimeerde2] antwoordde daarop eveneens op 1 juni 2016 en voor zover hier van belang:
“Thanks for the mail and I fully understand you can not move directly. I like to help you where I can and have asked you various times if we can help you during the winter. We have had no response on this and therefore we keep the berth fee of 50,- per day if you want to keep the [naam1] at the yard form 01/06/206 til departure. We have handed over the boat prior winter to you and ran main engine, generator and other systems with you and surveyor. Therefore I will not repair, issues on the vessel on my account. I have informed you last year also about the berth fee.
5.8
In de avond van 1 juni 2016 schrijft [geïntimeerde2] aan [appellant] het volgende:
“Tonight we found out by routine check that [naam1] was laying deep in the harbour. We direct checked on board and the bilge was full with water far above the floors. We have direct lifted the boat out the water and have pumped the water/oil out the boat through separation filter. The damage we have not investigated due to time, but is significant. We do not know how this has come? Maybe you know what has happened during winter and week during launch. To my first idea one of the through hulls the water entered the boat by siphoning. I regret what has happend and do not understand why this could happen. In the past we have had the boat months in the harbour. We have place the boat on land and put her tomorrow on the cradle to prevent repeat problems.”
5.9
Op 2 juni 2016 heeft [geïntimeerde2] aan [appellant] een bericht gezonden met daarin onder meer:
“We have checked and 2 seacocks were open of the grey water tanks aft section and galley area, through this the water has enterted the boat. When we came in the boat last night the water came in through the toilets and shower.”
5.1
In de ochtend van 3 juni 2016 hebben [geïntimeerde2] en [appellant] telefonisch contact gehad en heeft [geïntimeerde2] een e-mail gezonden met onder meer de volgende inhoud:
“(…) You discovered the grey water tank system was not installed right and this is the possible cause. We have closed the overboard sea cocks and that stopped the water ingress. My advice to you is to dry out the boat and take as much water out system as we can: main engine, electric system, batteries, generator, pumps, etc. (…)”
5.11
[appellant] schreef aan [geïntimeerde2] later die dag op 3 juni 2016 onder meer het volgende:
“Hi [geïntimeerde2] , technical: Please proceed with the work to remove the water from the yacht and concentrate on recovering the Gardner engine. The work on the electrical system is not so important as we have to decide how much to replace. The other items can wait till I come to see them. We do not quite understand that the water comes in through the syphon to the art cabin toilet and through the syphon, to the main cabin and forward toilet so how then does it go to the engine compartment?? This is watertight yes?Insurance; the general view here is that as the yacht was in your yard/dock and the space is paid for to you then you have a duty of care which your insurance should cover.Travel; next week I have to clear up a health problem but now have booked a flight on Monday 13 June to be with you. As more photographs will be needed please leave as much as possible to be as you found it. Thank you and we wait my visit.”
5.12
Nog weer later die dag op 3 juni 2016 schreef [geïntimeerde2] aan [appellant] onder meer:
“Dear Mr. [appellant] , I am shocked by your mail and the standpoint of your insurance company to keep [naam2](Hof: een handelsnaam van [geïntimeerde1] , niet te verwarren met [geïntimeerde3] )
responsible for the yacht we are not ownership of and have not worked on after the delivery of the yacht? To make clear for you and me: Cruising Association is owner of [naam1] and is responsable to have the boat in condition safe to launch and to float. Cruising Association has insured the boat during docking in water and on land, [appellant] has ordered winterstorage at [naam2] . We as Yard are not insured for the boat and not for the time she is laying on our dock, Cruising Association has worked during the winter various days to make the boat ready to launch and sail. Cruising Association has worked after launching the yacht in the water for 3 days and should have closed under water sea cocks prior leaving the vessel. I advice you to put me in contakt with the appointed surveyor to get clear why they want to keep the storage yard responsible for defect of an system the yard never has worked on? Expect to get feedback from you regarding insurance.”
5.13
Het jacht is zo blijkt uit deze contacten, op 1 juni 2016 gelicht uit het water en daarna op de kade blijven staan. [geïntimeerde1] heeft voor de huur van de gebruikte kaderuimte een vergoeding van € 50,- (exclusief btw) per dag gevorderd. [appellant] weigert de vergoeding (huur) te betalen.

6.De vordering en beslissing in eerste aanleg (hoofdzaak en vrijwaring)

6.1
[geïntimeerde1] heeft [appellant] gedagvaard tot betaling van € 51.549,02. Dit bedrag omvat een bedrag voor het gebruik van kranen en transport (€ 1.391,50), voor arbeid en reparatie (€ 4.900,50) en voor het overige de vergoeding van stallingskosten (huur) tegen € 50,- exclusief btw per dag. Daarnaast vordert [geïntimeerde1] vergoeding van incassokosten (€ 1.275,-) en rente over de hoofdsom (de hoofdzaak).
6.2
[appellant] heeft daarop [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] in vrijwaring opgeroepen gevorderd dat dezen gehouden zijn alles te vergoeden waartoe [appellant] in de hoofdzaak zal worden veroordeeld. De grondslag voor die vordering is dat [appellant] het jacht niet kan afvoeren omdat het non-conform (niet waterdicht) is. Het is binnen een dag na tewaterlating op 1 juni 2016 gezonken en mistte dus de essentiële eigenschap dat het blijft drijven.
6.3
De rechtbank heeft de vordering in de hoofdzaak toegewezen en in de vrijwaring afgewezen. [appellant] heeft zowel in de hoofzaak als de vrijwaringzaak hoger beroep ingesteld.

7.De motivering van de beslissing

7.1
Bij de beoordeling van de hoofdzaak staat de vraag centraal of een overeenkomst betreffende de stalling van het jacht tot stand is gekomen, zo ja voor welke periode, wat de aard en kwalificatie van die overeenkomst is en wie de partijen bij die overeenkomst zijn. Het gestelde gebrek aan het schip speelt in de hoofdzaak in zoverre een rol dat [appellant] daaraan het standpunt ontleend dat hij niet anders kon dan het schip op de kade laten liggen en dat hij daartoe ook gerechtigd was omdat het gestelde gebrek niet aan hem toerekenbaar is. Hij zou om die reden geen door [geïntimeerde1] gevorderde vergoedingen verschuldigd zijn. Daarnaast gaat het om de vraag of op of omstreeks 1 juni 2016 aan [geïntimeerde1] een opdracht tot het uitvoeren van werkzaamheden aan het schip is gegeven.
7.2
Bij de beoordeling van de vrijwaringzaak staat de vraag centraal wat het gestelde gebrek aan het schip was en of dit een aan [geïntimeerden] toerekenbare tekortkoming oplevert.
7.3
Het hof overweegt het volgende. Uit de over en weer onbestreden stellingen van partijen volgt dat zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak zes perioden zijn te onderscheiden:
a. voorafgaand aan de koop: tot 17 september 2015;
b. tussen koop en aflevering: van 17 september 2015 – 1 oktober 2015;
c. na aflevering tot aan de winterstalling: 1 oktober 2015 – eind oktober 2015;
d. de winterstalling: eind oktober 2015 – 26 mei 2016;
e. vanaf te waterlating tot zinken is geconstateerd: 26 mei 2016 – avond van 1 juni 2016
f. vanaf plaatsing van het schip op de kade: vanaf 1 juni 2016.
7.4
Over sommige van die perioden, zoals de aanloop tot de koop en de gebeurtenissen vanaf 1 juni 2016 hebben partijen het hof vrij gedetailleerd geïnformeerd. Over andere perioden zoals die tussen het moment van aflevering en het moment van zinken van het schip minder. Het hof heeft, in zowel de hoofdzaak als de vrijwaring, binnen de door partijen getrokken grenzen van de rechtsstrijd, behoefte aan een nadere toelichting op de feiten alvorens te kunnen beslissen.
7.5
Dat geldt te meer nu in de hoofdzaak noch in de vrijwaringszaak een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Desgevraagd hebben partijen meegedeeld dat zij aan een mondelinge behandeling geen behoefte hebben. Het hof constateert echter op grond van het vorenstaande dat het voor een goede beoordeling van de verschillende geschilpunten nadere informatie van feitelijke aard nodig heeft. Die informatie kan het best worden verkregen tijdens een mondelinge behandeling. Bij die gelegenheid kan het hof tevens proberen tot een minnelijke regeling tussen partijen tot stand te brengen.
7.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

8.8. De beslissing

1. Het hof beveelt partijen in persoon en samen met hun advocaten naar het Paleis van Justitie aan het Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden te komen voor een mondelinge behandeling van deze zaak. Het hof zal hen om inlichtingen vragen aangaande het feitelijk verloop met name vanaf de koop tot aan het zinken van het schip. Tevens kan de mondelinge behandeling worden gebruik om te proberen een onderlinge regeling tot stand te brengen.
2. Deze mondelinge behandeling zal worden gehouden ten overstaan van dit hof op een nog vast te stellen dag en tijdstip. Daarvoor moeten de advocaten van partijen op dinsdag
28 februari 2023 de verhinderdata opgeven van zichzelf en partijen voor de maanden maart 2023 tot en met juni 2023.
3. Als partij zich tijdens de mondelinge behandeling op nieuwe stukken willen beroepen, moeten zij kopieën daarvan uiterlijk veertien dagen voor de datum van de mondelinge behandeling aan de griffie van het hof en aan de wederpartij sturen.
4. Voor het overige houdt het hof iedere beslissing aan.
Dit arrest is gegeven door mrs. G. van Rijssen en J. Smit en A.L. Goederee en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2023.

Voetnoten

1.Zie ook onder randnummer 10 van de MvA/verzoekschrift.